Research en development; fin.uitgaven per sector van uitvoering; 2011-2017

Research en development; fin.uitgaven per sector van uitvoering; 2011-2017

Sector Perioden Uitgaven voor eigen R&D activiteiten Totaal (mln euro) Uitgaven voor eigen R&D activiteiten Financieringsbron Bedrijven (mln euro) Uitgaven voor eigen R&D activiteiten Financieringsbron Overheid (mln euro) Uitgaven voor eigen R&D activiteiten Financieringsbron Hoger onderwijsinstellingen (mln euro) Uitgaven voor eigen R&D activiteiten Financieringsbron Private non-profit organisaties (mln euro) Uitgaven voor eigen R&D activiteiten Financieringsbron Buitenland Totaal buitenland (mln euro)
Alle sectoren 2011 12.235 6.239 4.167 38 405 1.385
Alle sectoren 2012 12.512 6.451 4.057 53 384 1.567
Alle sectoren 2013 12.746 6.516 4.251 37 390 1.551
Alle sectoren 2014 13.268 6.778 4.402 22 386 1.679
Alle sectoren 2015 13.696 6.663 4.537 22 350 2.124
Alle sectoren 2016** 14.142 7.358 4.432 19 364 1.970
Alle sectoren 2017* 14.675 7.683 4.556 25 378 2.034
Bedrijven 2011 6.922 5.692 264 5 48 913
Bedrijven 2012 7.078 5.851 156 10 31 1.029
Bedrijven 2013 7.095 5.946 143 17 32 957
Bedrijven 2014 7.433 6.199 131 8 28 1.067
Bedrijven 2015 7.669 6.096 143 6 11 1.414
Bedrijven 2016** 8.242 6.765 137 7 12 1.321
Bedrijven 2017* 8.626 7.084 161 11 17 1.353
Instellingen 2011 1.319 221 792 33 55 218
Instellingen 2012 1.482 271 858 43 52 259
Instellingen 2013 1.559 258 954 20 50 277
Instellingen 2014 1.572 251 989 14 53 265
Instellingen 2015 1.634 222 1.007 16 49 340
Instellingen 2016** 1.596 257 993 12 51 283
Instellingen 2017* 1.674 248 1.045 14 62 306
Hoger onderwijs 2011 3.994 326 3.111 0 302 255
Hoger onderwijs 2012 3.953 329 3.043 0 302 279
Hoger onderwijs 2013 4.092 311 3.154 0 309 318
Hoger onderwijs 2014 4.262 329 3.282 0 304 347
Hoger onderwijs 2015 4.393 345 3.388 0 290 370
Hoger onderwijs 2016** 4.304 336 3.302 0 301 366
Hoger onderwijs 2017* 4.375 350 3.350 0 300 375
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat gegevens over R&D uitgaven voor eigen en uitbestede research en development activiteiten.
De cijfers worden gegeven voor de volgende sectoren:
- bedrijven
- instellingen
- hoger onderwijsinstellingen.

Met ingang van verslagjaar 2011 zijn de Nederlandse R&D cijfers ingrijpend veranderd ten opzichte van voorgaande jaren. Belangrijke redenen om de Nederlandse R&D cijfers te veranderen zijn:
- Een nieuwe versie van de Eurostat verordening vanaf verslagjaar 2011.
- Veranderingen in het CBS bedrijvenregister.

De volgende veranderingen zijn doorgevoerd:
- Het verruimen van de R&D definitie.
- Veranderingen in de verwerking van het R&D onderzoek.
- Het toevoegen van de R&D uitgaven van bedrijven met minder dan 10 werknemers.
- Het verlagen van de totale baten van hoger onderwijsinstellingen als grondslag voor de R&D uitgaven.
Met als gevolg een stijging van 26 procent van de totale uitgaven voor eigen R&D activiteiten van alle bedrijven in 2011.

Gegevens beschikbaar van 2011 tot en met 2017

Status van de cijfers:
De cijfers tot en met 2015 zijn definitief. De cijfers over 2016 zijn nader voorlopig en de cijfers over 2017 zijn voorlopig. Aangezien deze tabel is stopgezet, worden de gegevens niet meer definitief gemaakt.

Wijzigingen per 18 oktober 2019:
Geen. Deze tabel is stopgezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.

Toelichting onderwerpen

Uitgaven voor eigen R&D activiteiten
Totaal
De totale uitgaven voor eigen R&D activiteiten, uitgedrukt in miljoenen euro's.
Financieringsbron
Bedrijven
De feitelijke transactor in het productieproces gekenmerkt door zelfstandigheid ten aanzien van de beslissingen over dat proces en door het aanbieden van zijn producten aan derden.

Uit deze definitie en met name uit het element zelfstandigheid volgt dat een bedrijf meer dan één vestiging kan omvatten, maar ook meer dan één juridische eenheid. Dit is het geval wanneer de afzonderlijke vestigingen of juridische eenheden niet zelfstandig opereren. Andersom komt het voor dat binnen een juridische eenheid verschillende onderdelen te onderscheiden zijn die wat betreft de productie zelfstandig opereren. Deze vormen dan op grond van de definitie evenzoveel bedrijven. Dit laatste doet zich vooral voor bij grotere concerns met uiteenlopende activiteiten. Wanneer een aldus gedefinieerde eenheid zich uitstrekt over verschillende landen wordt omwille van de nationale statistiek het Nederlandse deel als een geheel bedrijf beschouwd.

In de officiële CBS-terminologie wordt het bedrijf zoals hier gedefinieerd bedrijfseenheid (BE) genoemd, zodat geen verwarring kan ontstaan met de term bedrijf uit het - in dit opzicht weinig precieze - spraakgebruik.

De statistische eenheid bedrijf is een benadering van de kind-of-activity unit, zoals gedefinieerd door Eurostat. Deze definitie combineert twee eisen die strijdig kunnen zijn: bijdragen aan één activiteit versus het overeenkomen met één of meer operationele eenheden. Nederland geeft bij het operationaliseren naar de statistische eenheid bedrijf prioriteit aan de tweede eis.
Overheid
De financiering van R&D door de overheid bestaat uit de volgende componenten:
- middelen verkregen van de publieke researchinstellingen;
- middelen verkregen van het Rijk en lagere overheden bijvoorbeeld in het kader van contractonderzoek;
- middelen verkregen van de Nederlandse raad voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) (bijvoorbeeld tweede geldstroomonderzoek Hoger onderwijs);
- lumpsum financiering van de overheid (bijvoorbeeld rijksbijdrage van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan het Hoger onderwijs).
Hoger onderwijsinstellingen
Het onderwijs zoals opgenomen in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).

Het hoger onderwijs omvat het hoger beroepsonderwijs (hbo) en het wetenschappelijk onderwijs (wo).
Private non-profit organisaties
Overwegend charitatieve instellingen, gevestigd in Nederland, die fondsen werven en voornamelijk optreden als financier van onderzoek. Inclusief schenkingen en legaten.
Buitenland
Totaal buitenland
In het buitenland gevestigde bedrijven, internationale organisaties, researchinstellingen, hoger onderwijsinstellingen en andere organisaties. Dit kunnen ook in het buitenland gevestigde dochterondernemingen van een Nederlandse multinationale onderneming zijn. De Europese Unie wordt ook tot het buitenland gerekend.