Dierlijke mest en mineralen; productie, transport en gebruik 1994-2015

Tabeltoelichting


De tabel bevat cijfers over de productie, het transport en het gebruik van dierlijke mest en de daarin aanwezige mineralen stikstof, fosfaat en kalium door landbouwbedrijven. Het gebruik van dierlijke mest in de vorm van stikstof en fosfaat wordt vergeleken met de plaatsingsruimte voor beide mineralen (zie 4. Bronnen en methoden).

In de tabel kunnen de gegevens worden bekeken voor verschillende regionale niveaus waaronder gemeenten, landsdelen, provincies en concentratiegebieden. Bij het gebruik van zowel regionaal als inhoudelijk gedetailleerde uitkomsten moet rekening worden gehouden met aanzienlijke onzekerheidsmarges. Bij meer geaggregeerde gebruikscijfers zoals het mineralengebruik per hectare per landsdeel of het absolute mineralengebruik per provincie of landsdeel zijn de foutenmarges beperkt. Een eventuele onderschatting voor de ene mestsoort wordt dan gecompenseerd door een overschatting voor andere mestsoorten.

Gegevens beschikbaar van 1994 t/m 2015

Status van de cijfers:
- Definitieve cijfers.
Nieuwe inzichten in berekeningsmethoden kunnen aanleiding geven tot herberekening van de tijdreeks.

Wijzigingen per 24 mei 2018:
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing, deze tabel wordt opgevolgd door Dierlijke mest en mineralen; productie, transport en gebruik , zie paragraaf 3.

Toelichting onderwerpen

Mest- en mineralenproductie
De mestproductie is gedefinieerd als de hoeveelheid mest die na enkele maanden bewaring aanwezig is in stalopslag en in opslag buiten de stal, inclusief voerresten, schoonmaakwater en vermorst drinkwater. Voor rundvee, schapen, paarden en pony's komt daar nog de hoeveelheid mest bij die deze dieren produceren wanneer ze in de wei lopen.
De mineralenproductie betreft de uitgescheiden mineralen stikstof, fosfaat en kali.
De in de tabel weergegeven mest- en mineralenproductie is afkomstig van navolgende in de Landbouwtellingen waargenomen diersoorten:
- rundvee;
- schapen en geiten;
- paarden en pony's;
- vlees- en fokvarkens (incl. biggen);
- pluimvee (exclusief overig pluimvee: ganzen, fazanten, struisvogels, parelhoenders en dergelijke);
- konijnen, nertsen en vossen (exclusief overige edelpelsdieren).
Geproduceerde mestsoorten
Mest van overige diersoorten
De stal- en weidemest van paarden, pony's en schapen, en de stalmest van geiten, konijnen, vossen en nertsen.
Mesttransport van/naar landbouwbedrijven
Getransporteerde dierlijke mest en daarin aanwezige mineralen van en naar landbouwbedrijven.
---
Voor elk mesttransport in de Vervoersbewijzen Dierlijke Mest (VDM) van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) is de aard van het mesttransport bepaald. In sommige gevallen kan echter niet met zekerheid worden vastgesteld of de leverancier of de afnemer van de mest een landbouwbedrijf betreft.
Mestaanvoer op landbouwbedrijven
Op landbouwbedrijven aangevoerde mest.
---
Voor elk mesttransport in de Vervoersbewijzen Dierlijke Mest (VDM) van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) is de aard van het mesttransport bepaald. In sommige gevallen kan echter niet met zekerheid worden vastgesteld of de leverancier of de afnemer van de mest een landbouwbedrijf betreft.
Aangevoerde mestsoorten
Mest van overige diersoorten
De stalmest van paarden, pony's, schapen, geiten, konijnen, vossen en nertsen.
Mestafvoer van landbouwbedrijven
Van landbouwbedrijven afgevoerde dierlijke mest.
---
Voor elk mesttransport in de Vervoersbewijzen Dierlijke Mest (VDM) van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) is de aard van het mesttransport bepaald. In sommige gevallen kan echter niet met zekerheid worden vastgesteld of de leverancier of de afnemer van de mest een landbouwbedrijf betreft.
Afgevoerde mestsoorten
Mest van overige diersoorten
De stalmest van paarden, pony's, schapen, geiten, konijnen, vossen en nertsen.
Transportsaldo's mest en mineralen
Het verschil tussen aanvoer en afvoer van mestsoorten en mineralen door landbouwbedrijven. Een positief getal duidt op netto aanvoer, een negatief getal op netto afvoer.
Transportsaldo mestsoorten
De aanvoer van soorten dierlijke mest op landbouwbedrijven minus de afvoer daarvan.
Mest van overige diersoorten
De stalmest van paarden, pony's, schapen, geiten, konijnen, vossen en nertsen.
Gebruik van mest en mineralen
Het gebruik van dierlijke mest en daarin opgenomen mineralen op landbouwbedrijven. Dit gebruik is berekend als de mest- en mineralenproductie op landbouwbedrijven plus de op landbouwbedrijven aangevoerde mest en mineralen minus de van landbouwbedrijven afgevoerde mest en mineralen.
Gebruik mestsoorten
Mest van overige diersoorten
De stal- en weidemest van paarden, pony's en schapen, en de stalmest van geiten, konijnen, vossen en nertsen.
Gebruiksnormen dierlijke mest
De oppervlakte bemestbare cultuurgrond (cultuurgrond exclusief braakland, natuurlijk grasland en glastuinbouw) vermenigvuldigd met de toegestane hoeveelheid mineraal per hectare (gebruiksnorm) voor dierlijke mest.
---
Tot 1998 gold alleen een gebruiksnorm voor fosfaat in dierlijke mest. Van 1998 tot en met 2005 (in die periode was het Mineralenaangiftesysteem Minas van kracht) is de gebruiksnorm dierlijke mest afgeleid uit de som van het toegestane verlies en de afvoer met het gewas. Voor stikstof is onder Minas geen afzonderlijke gebruiksnorm voor dierlijke mest af te leiden omdat in het aangiftesysteem de aanvoer van stikstof uit kunstmest is inbegrepen in het toegestane verlies. Met ingang van 2006 geldt een gebruiksnorm voor dierlijke mest van 170 kg N/ha. De Europese Commissie staat Nederland verruiming van deze norm toe (derogatie) tot een bemestingsniveau van 250 kg stikstof per hectare. De hogere bemestingsnorm geldt alleen bij het gebruik van graasdiermest. Daarnaast moet het bedrijfsareaal tot en met 2013 voor minstens 70 procent en vanaf 2014 voor minstens 80 procent bestaan uit grasland. De derogatie voor zand- en lösspercelen in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg is vanaf 2014 beperkt tot 230 kg N per hectare.
De gebruiksnorm voor fosfaat wordt geleidelijk aangescherpt. Met ingang van 2010 zijn de gebruiksnormen voor fosfaat gedifferentieerd naar fosfaattoestand van de bodem. Indien geen informatie beschikbaar is over de fosfaattoestand is gerekend met de laagste fosfaatgebruiksnorm (fosfaattoestand hoog).

Plaatsingsruimte stikstof
De plaatsingsruimte voor stikstof geldt vanaf 2006 en wordt berekend door vermenigvuldiging van de gebruiksnorm voor dierlijke mest (170 kg N/ha) met het beschikbare areaal.
---
De Europese Commissie staat Nederland verruiming van deze norm toe (derogatie) tot een bemestingsniveau van 250 kg stikstof per hectare. De hogere bemestingsnorm geldt alleen bij het gebruik van graasdiermest. Daarnaast moet het bedrijfsareaal tot en met 2013 voor minstens 70 procent en vanaf 2014 voor minstens 80 procent bestaan uit grasland. De derogatie voor zand- en lösspercelen in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg is vanaf 2014 beperkt tot 230 kg N per hectare.
Onder Minas (1998-2005) is geen afzonderlijke gebruiksnorm voor dierlijke mest af te leiden omdat in het aangiftesysteem de aanvoer van stikstof uit kunstmest is inbegrepen in het toegestane verlies.
Plaatsingsruimte fosfaat
De plaatsingsruimte voor fosfaat wordt berekend door vermenigvuldiging van de gebruiksnorm met het beschikbare areaal.
---
Voor grasland en bouwland gelden verschillende gebruiksnormen die geleidelijk worden aangescherpt. Met ingang van 2010 zijn de gebruiksnormen voor fosfaat gedifferentieerd naar fosfaattoestand van de bodem. Indien geen informatie beschikbaar is over de fosfaattoestand is gerekend met de laagste fosfaatgebruiksnorm (fosfaattoestand hoog).
Van 1998 tot en met 2005 (Mineralenaangiftesysteem Minas) is de gebruiksnorm dierlijke mest afgeleid uit de som van het toegestane fosfaatverlies en de fosfaatafvoer met het gewas.
Resterende plaatsingsruimte
De plaatsingsruimte verminderd met het gebruik van stikstof en fosfaat.
In sommige regionaal gedetailleerde eenheden komen aanzienlijke overschrijdingen voor van de plaatsingsruimte. Een sluitende verklaring hiervoor is niet te geven.
- De mestproductie wordt toegerekend aan de hoofdvestiging. Wanneer het vee zich bevindt in een andere regio wordt de mestproductie aan de verkeerde regio toegerekend;
- De mestproductie kan te hoog zijn berekend omdat de landbouwtelling het aantal dieren overschat;
- De mesttransporten op de vervoersbewijzen kunnen niet zijn herkend als mesttransporten van landbouwbedrijven waardoor de mestafvoer wordt onderschat;
- Mest kan in voorraad zijn gebleven. Met voorraadvorming en -onttrekking wordt geen rekening gehouden;
- Bij de toegestane bemesting gaan boeren uit van forfaitaire waarden voor de mestproductie die lager kan zijn dan de berekende mestproductie;
- Bij het gebruik van stikstof wordt de stikstofuitscheiding verminderd met de berekende gasvormige verliezen uit stal en opslag. Boeren mogen uitgaan van forfaitaire gasvormige verliezen die doorgaans kleiner zijn dan de berekende verliezen waardoor de hoeveelheid stikstof in de mest kleiner is. Hierdoor hoeft minder mest te worden afgevoerd;
- Bedrijven houden rekening met coulance bij handhaving en voeren te weinig mest af.
Resterende plaatsingsruimte stikstof
De resterende plaatsingsruimte na gebruik van dierlijke mest. Bij een negatief getal is sprake van een tekort aan plaatsingsruimte.
---
De stikstofproductie in deze tabel is berekend door de stikstofuitscheiding te verminderen met berekende stikstofverliezen uit stallen en mestopslagen volgens de rekenmethodiek van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM). Deze verliezen zijn over het algemeen kleiner dan de forfaitaire verliezen op basis van de mestwetgeving. Bij forfaitair vastgestelde (grotere) stikstofverliezen blijft er dus minder stikstof in de mest achter. Hierdoor hoeft geen of minder mest van het bedrijf te worden afgevoerd. Wettelijk gezien is er pas sprake van overschrijding van de plaatsingsruimte (overbemesting) als de stikstofuitscheiding minus forfaitaire verliezen plus aangevoerde stikstof minus afgevoerde stikstof groter is dan de plaatsingsruimte.
Resterende plaatsingsruimte fosfaat
De resterende plaatsingsruimte na gebruik van dierlijke mest. Bij een negatief getal is sprake van een tekort aan plaatsingsruimte.