Landbouw; vanaf 1851

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat gegevens over agrarische bedrijven vanaf 1851.

Het gaat daarbij om gegevens over:
- het aantal agrarische bedrijven
- het aantal regelmatig werkzame arbeidskrachten in de landbouw
- de oppervlakte van gewassen (inclusief totale cultuurgrond, braakland en grasland)
- de omvang van de veestapel
- de opbrengst van gewassen
- de productie van de veehouderij.

De gegevens zijn voornamelijk gebaseerd op de landbouwtellingen, die al in de negentiende eeuw startten.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1851.

Status van de cijfers: de gegevens voor 2023 zijn nog voorlopig, de overige cijfers zijn definitief.

Wijzigingen per 9 augustus 2024: de cijfers van 2022 zijn geactualiseerd en definitief, de voorlopige cijfers van 2023 zijn geactualiseerd.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
In april worden de gegevens over het afgelopen jaar toegevoegd.

Toelichting onderwerpen

Bedrijven
Het gaat hier om het aantal bedrijven dat telplichtig is voor de landbouwtelling.
De voorwaarden voor de telplicht voor de landbouwtelling zijn door de jaren heen vaak gewijzigd:
_
Tussen 1951 en 1954 waren bedrijven telplichtig die 1 of meer runderen of fokzeugen, 2 of meerdere mestvarkens of schapen, dan wel 20 of meer stuks pluimvee houden en/of ten minste 50 are cultuurgrond exploiteren of, ongeacht de oppervlakte, tuinbouwgewassen voor de handel verbouwen.
_
In 1955 waren bedrijven telplichtig met 1 hectare of meer cultuurgrond en bedrijven met minder dan 1 hectare tuinbouwgrond bestemd voor handel of minder dan 1 hectare, maar met beroepsmatige uitoefening van veehouderij.
_
Vanaf 1955 werden landbouwbedrijven met minder dan 1 ha cultuurgrond van de landbouwtelling uitgesloten.
_
Vanaf 1961 waren bedrijven telplichtig met 1 hectare of meer cultuurgrond en bedrijven met minder dan 1 hectare tuinbouwgrond bestemd voor handel, of alle bedrijven waarop ten minste 1 rund, 1 fokvarken, 3 mestvarkens, 3 schapen of ten minste 51 kippen of eenden worden gehouden.
_
In 1970 werd de sbe-norm geïntroduceerd. Dit is een norm voor de economische omvang van een bedrijf. Vanaf 1970 werden bedrijven kleiner dan 10 sbe zijn uitgesloten van de landbouwtelling.
_
In 1986 werd de sbe-norm vervangen door de nge-norm. Ook deze is gebaseerd op de economische omvang van het bedrijf. Vanaf 1986 werden bedrijven kleiner dan 3 nge uitgesloten van de landbouwtelling.
_
Met ingang van 2010 wordt de economische omvang van agrarische
bedrijven uitgedrukt in euro SO (Standaard Opbrengst). De ondergrens voor opname van bedrijven in de publicatie van de
Landbouwtelling wijzigt hierdoor van 3 nge in 3000 euro SO.
_
Met ingang van 2016 wordt voor de afbakening van de Landbouwtelling gebruik gemaakt van informatie uit het Handelsregister. Inschrijving in het Handelsregister met een agrarische SBI (Standaard BedrijfsIndeling) is leidend bij de bepaling of er sprake is van een landbouwbedrijf. Met deze afbakening wordt zo nauw mogelijk aangesloten bij de statistische verordeningen van Eurostat en de (Nederlandse) implementatie van het begrip 'actieve landbouwer' uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De afbakening van de Landbouwtelling op basis van informatie uit het Handelsregister heeft vooral invloed op het aantal bedrijven, hier treedt een duidelijke trendbreuk op. De invloed op arealen (behalve bij niet-cultuurgrond en natuurlijk grasland) en de dieraantallen (behalve bij schapen, en paarden en pony's) zijn beperkt. Dit heeft met name te maken met het soort bedrijven dat bij de nieuwe afbakening wordt uitgesloten (zoals maneges, kinderboerderijen en natuurbeheer organisaties).
_
Tevens heeft de toedeling van gewassen tot akkerbouw of tuinbouw open grond in de loop der jaren een aantal keren wijzigingen ondergaan. Zie hiervoor de toelichting bij bedrijven met akkerbouw en bedrijven met tuinbouw open grond.
Alle bedrijven
Bedrijven met akkerbouw
Akkerbouw is teelt in de volle grond, veelal voor industriële verwerking.
_
Tot de akkerbouw wordt onder andere gerekend granen, aardappelen,
peulvruchten, akkerbouwgroenten en braakland.
_
Hierbij gaat het uitsluitend om de oppervlakte hoofdgewassen (eerste
teelt) dus exclusief de oppervlakte van gewassen onder dekvrucht (gewassen
die tegelijk met het hoofdgewas, het dekvruchtgewas, worden gezaaid maar
langzamer groeien dan het dekvruchtgewas waardoor ze bescherming krijgen
van het dekvruchtgewas tegen bijvoorbeeld onkruid of droogte) en
stoppelgewassen (gewassen die als tweede gewas worden gezaaid en in het
najaar als groenvoeder of groenbemestingsgewas benut kunnen worden).
_
In de loop der jaren zijn een aantal keren wijzigingen doorgevoerd in de
gewassen die tot de akkerbouw worden gerekend. Enkele gewassen die
tijdelijk tot tuinbouw open grond zijn gerekend:
_
- sperziebonen, groen geoogste bonen, stambonen: van 1947 tot 2000;
- zaai-, poot-, plant- en zilveruien: van 1950 tot 1986;
- groen geoogste erwten: van 1962 tot 1986;
- vroege aardappelen en leegstaand bollenland: tot 1967.
_
In 2000 is een wijziging in de indeling in akkerbouw- en tuinbouwgroenten
doorgevoerd. Een aantal groenten die voorheen tot de tuinbouw werden
gerekend worden vanaf 2000 tot de akkerbouw gerekend (bijvoorbeeld
tuinbonen, winterpeen en spinazie).
Bedrijven met tuinbouw open grond
Tuinbouw open grond is teelt in de volle grond, veelal direct voor de
markt.
_
Tuinbouw open grond omvat: tuinbouwgroenten, bloemen en sierplanten en
blijvende teelt (gewassen die ten minste 5 jaar de grond in beslag nemen
en geregeld een oogst opleveren).
_
In de loop der jaren zijn een aantal keren wijzigingen doorgevoerd in de
gewassen die tot de tuinbouw open grond worden gerekend. Enkele gewassen
die tijdelijk tot tuinbouw open grond zijn gerekend:
_
- sperziebonen, groen geoogste bonen, stambonen: van 1947 tot 2000;
- zaai-, poot-, plant- en zilveruien: van 1950 tot 1986;
- groen geoogste erwten: van 1962 tot 1986;
- vroege aardappelen en leegstaand bollenland: tot 1967.
_
In 2000 is een wijziging in de indeling in akkerbouw- en tuinbouwgroenten
doorgevoerd. Een aantal groenten die voorheen tot de tuinbouw werden
gerekend worden vanaf 2000 tot de akkerbouw gerekend (bijvoorbeeld
tuinbonen, winterpeen en spinazie).
Bedrijven met tuinbouw onder glas
Tuinbouw onder glas is teelt in kassen, bedekt met glas of plastic, of in
betreedbare plastic tunnels.
Bedrijven met grasland
Grasland omvat:
- blijvend grasland: grasland dat voor ten minste 5 jaar niet in de
vruchtwisseling is meegenomen
- tijdelijk grasland: grasland dat binnen de normale vruchtwisseling is
opgenomen
_
Tot 2000 inclusief boomgaarden waarvan ondergrond als grasland worden
beweid of gehooid en gras van uiterwaarden dijken en bermen voor zover
dit deel uitmaakt van een landbouwbedrijf en beweid of gehooid wordt.
Bedrijven met vee
Bedrijven met rundvee
Bedrijven met varkens
Bedrijven met paarden en pony's
In 2022 maken paarden, pony’s en ezels geen onderdeel uit van de Landbouwtelling.
Bedrijven met schapen
Bedrijven met geiten