40 aandachtswijken; stand van zaken, Outcomemonitor Wijkenaanpak, 2005-2013
Regio's | Perioden | Bevolking Bevolking op 1 januari (aantal) | Bevolking Bevolking naar leeftijdklassen 15 tot 18 jaar (%) | Bevolking Bevolking naar leeftijdklassen 18 tot 27 jaar (%) | Bevolking Bevolking naar leeftijdklassen 45 tot 65 jaar (%) | Bevolking Particuliere huishoudens Huishoudens op 1 januari (aantal) | Wonen Woningen op 1 januari (aantal) | Wonen Gemiddeld aantal personen per woning (aantal) | Leren Totaal leerlingen vo, mbo en ho Totaal leerlingen vo, mbo en ho (aantal) | Leren Stromen en examens in het vo Examenresultaten Geslaagd (aantal) | Werken Personen met inkomsten uit arbeid Naar geslacht Vrouwen Niet-westerse allochtonen Totaal (%) | Werken Personen met een WW-uitkering Naar geslacht Vrouwen Niet-westerse allochtonen Totaal (%) | Werken Personen >=3 jr bijstand Naar geslacht Vrouwen Niet-westerse allochtonen Totaal (%) | Werken Personen met een AO-uitkering Naar geslacht Vrouwen Niet-westerse allochtonen Totaal (%) | Werken Niet-werkend werkzoekenden Naar geslacht Vrouwen Niet-westerse allochtonen Overige niet-westerse allochtonen (%) | Werken Gestandaardiseerd huishoudensinkomen Laag inkomen (%) | Werken Gestandaardiseerd huishoudensinkomen Decielgrenswaarde 4-5 (euro) | Gezondheid Gezondheid van pasgeboren eenlingen Aandeel pasgeborenen extra zorgbehoefte (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal aandachtswijken | 2009 | 773.370 | 3 | 16 | 22 | 395.380 | 351.140 | 2,2 | 112.020 | 6.900 | 47 | 2 | 11 | 6 | 16 | 60 | 14.600 | 18 |
Totaal aandachtswijken | 2010 | 781.420 | 3 | 16 | 22 | 399.680 | 355.370 | 2,2 | 113.870 | . | 45 | 2 | 11 | 6 | 14 | 60 | 14.800 | 18 |
Totaal aandachtswijken | 2011 | 788.790 | 3 | 16 | 22 | 407.610 | 358.270 | 2,2 | 113.830 | . | 46 | 2 | 10 | 6 | 13 | . | . | . |
Totaal aandachtswijken | 2012 | 798.080 | 3 | 16 | 22 | . | . | . | . | . | . | 2 | 10 | 7 | 11 | . | . | . |
Amsterdam, Bijlmer | 2009 | 25.150 | 4 | 14 | 26 | 12.790 | 10.900 | 2,3 | 3.730 | 250 | 59 | 2 | 10 | 5 | 20 | 59 | 14.700 | 23 |
Amsterdam, Bijlmer | 2010 | 25.710 | 4 | 14 | 26 | 13.110 | 10.990 | 2,3 | 3.830 | . | 57 | 3 | 11 | 5 | 14 | 58 | 14.800 | 27 |
Amsterdam, Bijlmer | 2011 | 25.790 | 4 | 14 | 27 | 13.370 | 11.000 | 2,3 | 3.840 | . | 57 | 3 | 11 | 6 | 13 | . | . | . |
Amsterdam, Bijlmer | 2012 | 26.010 | 4 | 14 | 27 | . | . | . | . | . | . | 3 | 11 | 6 | 9 | . | . | . |
's-Gravenhage, Schilderswijk | 2009 | 29.690 | 5 | 15 | 22 | 12.660 | 10.540 | 2,8 | 4.560 | 380 | 40 | 2 | 12 | 8 | 15 | 73 | 13.300 | 19 |
's-Gravenhage, Schilderswijk | 2010 | 29.600 | 5 | 15 | 22 | 12.460 | 10.650 | 2,8 | 4.550 | . | 38 | 2 | 12 | 8 | 14 | 73 | 13.400 | 18 |
's-Gravenhage, Schilderswijk | 2011 | 29.330 | 5 | 15 | 23 | 12.350 | 10.680 | 2,7 | 4.640 | . | 38 | 2 | 12 | 9 | 15 | . | . | . |
's-Gravenhage, Schilderswijk | 2012 | 29.540 | 5 | 15 | 23 | . | . | . | . | . | . | 2 | 12 | 9 | 15 | . | . | . |
Rotterdam, Oud Zuid | 2009 | 71.860 | 4 | 17 | 21 | 35.570 | 32.170 | 2,2 | 10.220 | 600 | 46 | 2 | 11 | 4 | 12 | 63 | 14.300 | 20 |
Rotterdam, Oud Zuid | 2010 | 72.990 | 4 | 17 | 22 | 36.130 | 32.660 | 2,2 | 10.800 | . | 44 | 3 | 11 | 4 | 11 | 63 | 14.500 | 22 |
Rotterdam, Oud Zuid | 2011 | 74.840 | 3 | 17 | 22 | 37.810 | 33.550 | 2,2 | 10.750 | . | 45 | 2 | 10 | 4 | 12 | . | . | . |
Rotterdam, Oud Zuid | 2012 | 76.080 | 3 | 17 | 22 | . | . | . | . | . | . | 2 | 10 | 4 | 10 | . | . | . |
Bron: CBS |
Tabeltoelichting
De tabel bevat cijfers over uiteenlopende thema's voor geselecteerde 40 aandachtswijken.
Medio 2007 verscheen het Actieplan Krachtwijken, een plan voor 40 aandachtswijken in 18 Nederlandse gemeenten waar de kwaliteit van de leefomgeving door een cumulatie van problemen flink achterblijft bij die van andere wijken in de stad. De Outcomemonitor Wijkenaanpak is opgezet om inzicht te bieden in de effecten van het Actieplan Krachtwijken: Van Aandachtswijk naar Krachtwijk.
De tabel beschrijft de volgende dimensies:
- Bevolking;
- Wonen en leefbaarheid;
- Leren;
- Werken;
- Veiligheid;
- Integratie;
- Schuldenproblematiek;
- Gezondheid.
In deze tabel zijn alleen gegevens opgenomen over personen die in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) staan ingeschreven.
Gegevens beschikbaar van 2005 tot en met 2013.
Status van de cijfers
De volgende gegevens zijn voorlopig, aangezien deze tabel is stopgezet worden de gegevens niet meer definitief gemaakt:
- Stromen en examens in het voortgezet onderwijs, 2009
- Verhuizingen van personen naar inkomen, 2010
- Leerlingen in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs, 2011
- Leerlingen onder 23 jaar en voortijdig schoolverlaters, 2011
- Personen met inkomsten uit arbeid, 2011
- Niet-werkend werkzoekenden, 2012
Toelichting onderwerpen
- Bevolking
- De dimensie Bevolking kent een negental indicatoren, te weten:
- Bevolking en aandeel in particuliere huishoudens;
- Bevolking behorend tot de potentiële beroepsbevolking (15-64 jaar);
- Bevolking naar herkomstgroepering;
- Bevolking naar leeftijdsklasse;
- Particuliere huishoudens naar type huishouden;
- Verhuizingen van personen naar leeftijdsklasse, herkomstgroepering en
type huishouden;
- Verhuizingen van personen naar inkomen;
- Leefbaarometer-score bevolkingssamenstelling (Bron: Leefbaarometer);
- Leefbaarometer-score sociale samenhang (Bron: Leefbaarometer).
Deze gegevens zijn gebaseerd op voorlopige bestanden van de gemeentelijke
basisadministratie (GBA).- Bevolking op 1 januari
- Bevolking op 1 januari. Betreft de geregistreerde bevolking van
Nederland.
- Bevolking naar leeftijdklassen
- Aandeel van de bevolking naar leeftijdsklasse. De leeftijdsklasse van een persoon wordt vastgesteld aan de hand van het aantal gehele jaren dat is verstreken sinds de geboortedatum van de persoon.
- 15 tot 18 jaar
- 18 tot 27 jaar
- 45 tot 65 jaar
- Particuliere huishoudens
- Een verzameling van één of meer personen die een woonruimte bewoont en
zichzelf daar particulier, dat wil zeggen niet-bedrijfsmatig voorziet in
dagelijkse levensbehoeften.- Huishoudens op 1 januari
- Een verzameling van één of meer personen die een woonruimte bewoont en
zichzelf daar particulier, dat wil zeggen niet-bedrijfsmatig voorziet in
dagelijkse levensbehoeften, op 1 januari.
- Wonen
- De dimensie Wonen kent een elftal indicatoren, te weten:
- Aandeel kleine woningen (Bron: VROM, SYSWOV);
- Aandeel ééngezins- en meergezinswoningen (Bron: VROM, SYSWOV);
- Aandeel koopwoningen, particuliere en sociale huurwoningen
(Bron: VROM, SYSWOV);
- Aandeel koop- en huurwoningen naar bouwjaar in klassen
(Bron: VROM, SYSWOV);
- Gemiddeld aantal inwoners per woning;
- Leefbaarometer-score woningvoorraad (Bron: VROM, Leefbaarometer);
- Verkooppunten en aandeel dagelijks aanbod (Bron: Locatus);
- Gemiddelde verkoopprijs van koopwoningen (Bron: Kadaster);
- Leefbaarometer-score woningvoorraad (Bron: Leefbaarometer);
- Leefbaarometer-score publieke ruimte (Bron: Leefbaarometer);
- Leefbaarometer-score voorzieningenniveau (Bron: Leefbaarometer).- Woningen op 1 januari
- Het aantal adressen geregistreerd op 1 januari in de Gemeentelijke
basisadministratie.
- Gemiddeld aantal personen per woning
- Het aantal personen gedeeld door het aantal bewoonde woningen.
- Leren
- De dimensie Leren kent een vijftal indicatoren, te weten:
- Scores op de Eindtoets Basisonderwijs (Cito) als afwijking tot het
gemiddelde van Nederland;
- Leerlingen in het 3e leerjaar in het voortgezet onderwijs naar
onderwijssoort en herkomstgroepering;
- Voortijdige schoolverlaters (DUO);
- Onderwijsdeelname naar onderwijssoort en herkomstgroepering;
- Stromen van leerlingen in het voortgezet onderwijs, vertraging,
op- en afstroom en examenresultaten.
.
Gebruikte databronnen:
- Tot en met 2005/'06: Onderwijsnummerbestand Voortgezet Onderwijs
(BRON-VO), Informatie Beheer Groep (IB-Groep).
- Vanaf 2006/'07: Ééncijferbestand Voortgezet Onderwijs,
IB-Groep/Centrale financiën instellingen (Cfi)/CBS.
- Bestand met scores op de Eindtoets Basisonderwijs, Cito. Dit bestand
bevat alleen gegevens van scholen die toestemming hebben verleend voor het
gebruik van deze gegevens door het CBS.
- Gegevens over voortijdige schoolverlaters van DUO-CFI.
- Gemeentelijke Basis Administratie (GBA).
.
Er zijn kleine verschillen met elders in StatLine gepubliceerde aantallen.
Dit komt omdat hier alleen leerlingen woonachtig in Nederland en
geregistreerd in de GBA worden geteld. Deze beperking is hier noodzakelijk
omdat alleen voor deze leerlingen kan worden bepaald of zij wel of niet in
een aandachtswijk wonen. Bij gegevens elders op Statline geldt deze
beperking niet.
.
De gegevens over leerlingen worden vastgesteld op 1 oktober van een
kalenderjaar. Het jaartal 2007 bijvoorbeeld duidt hier op het schooljaar
2007/2008.
.
Gegevens over schoolverlaters worden eveneens vastgesteld op 1 oktober van
een kalenderjaar. Het jaar 2007 bijvoorbeeld duidt op leerlingen in het
Voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs of voorgezet algemeen
volwassenenonderwijs die op 1 oktober 2006 (schooljaar 2006/2007) staan
ingeschreven als leerling en op 1 oktober 2007 (schooljaar 2007/2008)
niet meer.
.
Gegevens over stromen hebben betrekking over de overgang van 2
schooljaren.
Het jaartal 2007 heeft betrekking op leerlingen die zowel in schooljaar
2007/2008 als in 2008/2009 in het voortgezet onderwijs zitten.
.
Gegevens over examenkandidaten en slagingspercentages in het voortgezet
onderwijs worden vastgesteld in juni van een kalenderjaar. Het jaartal
2007 bijvoorbeeld duidt hier op het schooljaar 2006/2007.- Totaal leerlingen vo, mbo en ho
- Leerlingen (woonachtig in Nederland) in het voortgezet
onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs en studenten in het hoger
onderwijs dat is bekostigd door het ministerie van OCW of het ministerie
van LNV (de zogenaamde vmbo-en mbo-afdelingen van de Agrarische
Opleidingscentra). Exclusief het praktijkonderwijs. Exclusief mbo'ers die
uitsluitend staan ingeschreven voor het doen van examen.
Personen die tegelijkertijd vo, mbo en/of ho volgen, zijn vaker dan één
keer geteld voor het totaal aantal leerlingen.
De gegevens worden vastgesteld op 1 oktober van een kalenderjaar. Het
jaartal 2007 bijvoorbeeld duidt hier op het schooljaar 2007/2008.- Totaal leerlingen vo, mbo en ho
- Het totaal aantal leerlingen (woonachtig in Nederland) in het voortgezet
onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs en studenten in het hoger
onderwijs dat is bekostigd door het ministerie van OCW of het ministerie
van LNV (de zogenaamde vmbo-en mbo-afdelingen van de Agrarische
Opleidingscentra). Exclusief het praktijkonderwijs. Exclusief mbo'ers die
uitsluitend staan ingeschreven voor het doen van examen.
.
Personen die tegelijkertijd vo, mbo en/of ho volgen, zijn vaker dan één
keer geteld voor het totaal aantal leerlingen.
De gegevens worden vastgesteld op 1 oktober van een kalenderjaar. Het
jaartal 2007 bijvoorbeeld duidt hier op het schooljaar 2007/2008.
- Stromen en examens in het vo
- Stromen in het voortgezet onderwijs (vo) zijn berekend door de
gegevens van leerlingen van twee opeenvolgende schooljaren met
elkaar te vergelijken op basis van het persoonsgebonden nummer
onderwijs. Van alle leerlingen die op 1 oktober van het basisjaar
staan ingeschreven in het vo wordt bekeken welke onderwijspositie
ze een jaar later (bestemmingsjaar) in het vo hebben. Als het
leerjaar van het basisjaar gelijk is aan dat van het
bestemmingsjaar is een leerling vertraagd, ongeacht een
verandering van niveau.
Deze leerling doet immers langer over het halen van het diploma
dan een leerling die de opleiding regulier doorloopt.
.
Een leerling kan op meerdere manieren vertraging oplopen.
Wanneer een leerling vertraging oploopt en op hetzelfde niveau
blijft, noemen we dit doubleren of zittenblijven. Bijvoorbeeld
wanneer een leerling van havo3 naar havo3 gaat.
Een leerling kan ook in hetzelfde leerjaar blijven, maar dan van
een hoger (opstroom) of juist lager niveau (afstroom).
De volgende niveaus worden bij de bepaling van op- en afstroom
onderscheiden (van laag naar hoog):
- vmbo basisberoepsgerichte leerweg
- vmbo kaderberoepsgerichte leerweg
- vmbo gemengde/theoretische leerweg
- havo
- vwo.
.
Voor de leerlingen in leerjaar 1 en 2 is geen onderscheid gemaakt
naar op- of afstroom. Deze leerlingen hebben namelijk vaak nog geen
definitieve keuze gemaakt voor een onderwijssoort en zitten nog
in een brede, algemene klas, bijvoorbeeld voor havo/vwo.
.
Het voortgezet onderwijs in de tabellen over vertraging is
exclusief het praktijkonderwijs. Het praktijkonderwijs kent
namelijk geen leerjaren, waardoor deze leerlingen geen
vertraging kunnen oplopen.
.
In enkele gevallen komt het voor dat een leerling in het
bestemmingsjaar niet alleen een inschrijving heeft in het vo,
maar ook in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo)
of hoger onderwijs (ho). In deze gevallen wordt uitgegaan van
de inschrijving in het mbo of ho. Deze leerlingen zijn dus per
definitie niet vertraagd.
Deze indicator wordt, zoals afgesproken met het ministerie van BZK-WWI,
vanaf 2011 niet meer geactualiseerd.- Examenresultaten
- Leerlingen die opgegaan zijn voor hun eindexamen in het voortgezet
onderwijs, zowel de geslaagden als de gezakten. Hieruit is het
slagingspercentage berekend.
Voor bijvoorbeeld 2007 zijn dit de examenresultaten van leerlingen
die in studiejaar 2006/'07 examen hebben gedaan.
Deze indicator wordt, zoals afgesproken met het ministerie van BZK-WWI,
vanaf 2011 niet meer geactualiseerd.- Geslaagd
- Leerlingen die geslaagd zijn voor hun eindexamen.
Deze indicator wordt, zoals afgesproken met het ministerie van BZK-WWI,
vanaf 2011 niet meer geactualiseerd.
- Werken
- De dimensie Werken kent een zestal indicatoren, te weten:
- Aandeel personen met inkomsten uit arbeid van de potentiële beroepsbevolking naar verschillende persoonskenmerken;
- Aandeel personen met een werkloosheidsuitkering van de potentiële beroepsbevolking naar verschillende persoonskenmerken;
- Aandeel personen met ten minste drie jaar een algemene bijstands-
uitkering van de potentiële beroepsbevolking naar verschillende
persoonskenmerken;
- Aandeel personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering van de potentiële beroepsbevolking naar verschillende persoonskenmerken;
- Aandeel niet-werkend werkzoekenden die ingeschreven staan bij het UWV WERKbedrijf (voormalig CWI) van de potentiële beroepsbevolking
naar verschillende persoonskenmerken;
- Het gestandaardiseerd huishoudensinkomen in drie decielklassen met de
decielgrenswaarden.
Gebruikte databronnen:
- WW-registraties van Uitvoering Werknemersverzekeringen (UWV).
- Niet-werkend werkzoekenden (NWW) registratie van het Centrum
voor Werk en Inkomen (CWI) / UWV WERKbedrijf.
- Bijstandsuitkeringenstatistiek (BUS).
- Arbeidsongeschiktheidsregistratie (AO-registratie),
deze bestaat uit de registraties van de
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO),
de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA),
de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)
en de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ).
- Sociaal Statistisch Bestand (SSB).
- Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) persoonsgegevens.- Personen met inkomsten uit arbeid
- Personen van 15 tot en met 64 jaar die aan het begin van het verslagjaar geregistreerd staan met een betaalde baan of andere inkomsten uit arbeid.
De indicator heeft als peilmoment de laatste vrijdag van januari,
uitgezonderd 2009. Voor 2009 is het peilmoment 19 december 2008 omdat recentere gegevens niet beschikbaar zijn.- Naar geslacht
- Aandeel personen met inkomsten uit arbeid van de potentiële
beroepsbevolking naar geslacht.- Vrouwen
- Niet-westerse allochtonen
- Personen van wie ten minste één ouder geboren is in één van de landen
in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of
in Turkije.- Totaal
- Totaal niet-westerse allochtonen.
Personen van wie ten minste één ouder geboren is in één van de landen
in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of
in Turkije.
- Personen met een WW-uitkering
- Personen met een werkloosheidsuitkering. Deze uitkeringen worden verstrekt
op grond van de Werkloosheidswet.
De indicator heeft als peilmoment 31 januari.- Naar geslacht
- Aandeel personen met een WW-uitkering van de potentiële
beroepsbevolking naar geslacht.- Vrouwen
- Niet-westerse allochtonen
- Personen van wie ten minste één ouder geboren is in één van de landen
in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of
in Turkije.- Totaal
- Totaal niet-westerse allochtonen.
Personen van wie ten minste één ouder geboren is in één van de landen
in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of
in Turkije.
- Personen >=3 jr bijstand
- Personen die op het peilmoment ten minste drie jaar algemene bijstand
ontvingen.
Het gaat hierbij om een aaneengesloten periode van drie jaar.
De indicator heeft als peilmoment 31 januari.- Naar geslacht
- Aandeel personen met ten minste drie jaar algemene bijstand van de
potentiële beroepsbevolking naar geslacht.- Vrouwen
- Niet-westerse allochtonen
- Personen van wie ten minste één ouder geboren is in één van de landen
in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of
in Turkije.- Totaal
- Totaal niet-westerse allochtonen.
Personen van wie ten minste één ouder geboren is in één van de landen
in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of
in Turkije.
- Personen met een AO-uitkering
- Personen met inkomsten uit een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Deze
uitkeringen worden verstrekt op grond van de WAO, WIA, WAZ of Wajong.
De indicator heeft als peilmoment 31 januari. Voor 2010 is het peilmoment
31 december omdat recentere gegevens nog niet beschikbaar zijn.- Naar geslacht
- Aandeel personen met een AO-uitkering van de potentiële
beroepsbevolking naar geslacht.- Vrouwen
- Niet-westerse allochtonen
- Personen van wie ten minste één ouder geboren is in één van de landen
in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of
in Turkije.- Totaal
- Totaal niet-westerse allochtonen.
Personen van wie ten minste één ouder geboren is in één van de landen
in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of
in Turkije.
- Niet-werkend werkzoekenden
- Een persoon is niet-werkend werkzoekend als hij of zij tussen de 15 en 64
jaar is, ingeschreven staat bij het UWV WERKbedrijf (voormalig CWI) en
geen werk heeft.
De indicator heeft als peilmoment 31 januari.- Naar geslacht
- Aandeel niet-werkend werkzoekenden van de potentiële
beroepsbevolking naar geslacht.- Vrouwen
- Niet-westerse allochtonen
- Personen van wie ten minste één ouder geboren is in één van de landen
in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of
in Turkije.- Overige niet-westerse allochtonen
- Personen van wie ten minste één ouder geboren is in één van de landen
in Afrika (exclusief Marokko), Latijns-Amerika (exclusief Suriname en
de Nederlandse Antillen) en Azië (exclusief Indonesië en Japan).
- Gestandaardiseerd huishoudensinkomen
- Het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden.
Het besteedbaar inkomen is het bruto-jaarinkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten;
- premies inkomensverzekeringen;
- premies ziektekostenverzekeringen en
- belastingen op inkomen en vermogen.
Bij deze indicator wordt het inkomen van particuliere en institutionele huishoudens op 31 december van een kalenderjaar gekoppeld aan adresgegevens op 1 januari van het volgende jaar.- Laag inkomen
- Aandeel huishoudens met een laag inkomen.
De categorie laag inkomen is bepaald aan de hand van de decielen voor
Nederland. Decielen verdelen alle huishoudens in Nederland in 10 even
grote groepen op basis van hun gestandaardiseerd huishoudinkomen.
De eerste vier decielen (40 procent van de huishoudens) vormen de groep
met een laag inkomen.
De volgende vier decielen vormen de groep met een midden inkomen en de
laatste twee decielen vormen de groep met een hoog inkomen.
- Decielgrenswaarde 4-5
- De decielgrenswaarde 4-5 geeft aan wat het gestandaardiseerd
huishoudensinkomen is op de grens tussen een laag en midden inkomen in de betreffende regio.
- Gezondheid
- De dimensie Gezondheid kent een drietal indicatoren, te weten:
- Relatieve voortijdige sterfte; Deze indicator wordt niet meer geactualiseerd vanaf 2011.
- Gezondheid van pasgeboren eenlingen; De uitsplitsing naar kenmerken van pasgeborenen wordt niet meer geactualiseerd vanaf 2011. De kernindicator blijft wel bestaan.
- Geneesmiddelengebruik basisverzekering
Bron: CBS en Stichting Perinatale Registratie Nederland.- Gezondheid van pasgeboren eenlingen
- De gezondheid van pasgeboren eenlingen wordt uitgedrukt in een zestal
kenmerken in het percentage van totaal pasgeborenen.
- Pasgeborenen met extra zorgbehoefte;
- Pasgeborenen die te licht zijn voor de zwangerschapsduur;
- Zwangerschapsduur van minder dan 37 weken (te vroeg geboren kinderen);
- Pasgeborenen met een gewicht onder de 2500 gram;
- Pasgeborenen met een Apgarscore onder de 7;
- Pasgeborenen met een Intensive Care (IC)-opname.
De gegevens zijn afkomstig van de Stichting Perinatale Registratie
Nederland (PRN), die gegevens verzamelt van verloskundigen, gynaecologen,
kinderartsen en verloskundig actieve huisartsen.
De gegevens die in de Outcomemonitor Wijkenaanpak zijn opgenomen hebben
alleen betrekking op pasgeboren eenlingen.
Alle meerlingen zijn buiten beschouwing gelaten omdat daarbij onevenredig
vaak sprake is van een laag geboortegewicht en een korte
zwangerschapsduur.
Meer toelichting over de herkomst van de cijfers, de dekking en
de gemaakte keuzes is te vinden in de jaarboeken van de Stichting
Perinatale Registratie Nederland.
De uitsplitsing naar kenmerken van pasgeborenen (te licht voor
zwangerschapsduur, zwangerschapsduur < 37 weken, gewicht < 2500 gram,
apgarscore < 7, opname IC) worden, zoals afgesproken met het ministerie
van BZK-WWI, vanaf 2011 niet meer geactualiseerd.- Aandeel pasgeborenen extra zorgbehoefte
- Het aandeel pasgeborenen met extra zorgbehoefte van alle pasgeborenen zijn
gedefinieerd als kinderen die:
- te vroeg geboren zijn (na minder dan 37 weken zwangerschap); en/of
- te licht zijn voor de zwangerschapsduur (de kleinste 10 procent); en/of
- een Apgarscore onder de 7 hebben; en/of
- op de neonatale Intensive Care (IC) zijn opgenomen; en/of
- perinataal zijn overleden. Conform de WHO-criteria betreft dit de som
van de foetale en vroeg neonatale sterfte (tot 7 dagen post-partum) van
kinderen die werden geboren na een zwangerschapsduur vanaf 22 weken en,
als de zwangerschapsduur niet bekend was, met een geboortegewicht vanaf
500 gram.
Bron: Stichting Perinatale Registratie Nederland.