Gemeenschappelijke regelingen, balansposten per 31 december 2004 - 2008

Gemeenschappelijke regelingen, balansposten per 31 december 2004 - 2008

Perioden Activa Totaal activa (mln euro) Activa Totaal vaste activa (mln euro) Activa Immateriële vaste activa (mln euro) Activa Materiële vaste activa Totaal materiële vaste activa (mln euro) Activa Materiële vaste activa Gronden en terreinen (mln euro) Activa Materiële vaste activa Bedrijfsgebouwen (mln euro) Activa Materiële vaste activa Grond-, weg- en waterbouwkundige werken (mln euro) Activa Materiële vaste activa Overige materiële vaste activa (mln euro) Activa Financiële vaste activa Totaal financiële vaste activa (mln euro) Activa Financiële vaste activa Kapitaalverstrekkingen (mln euro) Activa Financiële vaste activa Leningen aan verbonden partijen (mln euro) Activa Financiële vaste activa Overige langlopende leningen (mln euro) Activa Financiële vaste activa Overige financiële vaste activa (mln euro) Activa Totaal vlottende activa (mln euro) Activa Voorraden Totaal voorraden (mln euro) Activa Voorraden Niet in exploitatie genomen bouwgronden (mln euro) Activa Voorraden Onderhanden werk (incl. bwgr. in expl.) (mln euro) Activa Voorraden Overige voorraden (mln euro) Activa Kortlopende vorderingen en uitzettingen (mln euro) Activa Liquide middelen (kas, bank en giro) (mln euro) Activa Overlopende activa (mln euro) Passiva Totaal passiva (mln euro) Passiva Totaal vaste passiva (mln euro) Passiva Eigen vermogen Totaal eigen vermogen (mln euro) Passiva Eigen vermogen Algemene reserve (mln euro) Passiva Eigen vermogen Bestemmingsreserves (mln euro) Passiva Eigen vermogen Saldo van de rekening (mln euro) Passiva Voorzieningen (mln euro) Passiva Vaste schuld Totaal vaste schuld (mln euro) Passiva Vaste schuld Onderhandse leningen van bin. fin. inst. (mln euro) Passiva Vaste schuld Overige vaste schuld (mln euro) Passiva Totaal vlottende passiva (mln euro) Passiva Kortlopende schuld (mln euro) Passiva Overlopende passiva (mln euro)
2004 5.600 2.242 23 1.045 . . . . 1.174 146 . . 1.029 3.358 85 . . . 1.560 1.225 489 5.598 4.277 1.335 . . . 2.004 938 . . 1.321 1.122 199
2005 8.226 2.907 13 1.405 214 572 167 452 1.490 206 372 146 766 5.318 325 9 253 62 1.678 2.274 1.042 8.226 5.659 1.615 892 596 128 2.618 1.425 964 462 2.567 1.833 735
2006 6.309 2.744 20 1.486 281 543 202 459 1.238 190 324 175 550 3.565 325 18 252 56 1.601 1.355 283 6.309 4.514 1.102 457 585 60 1.985 1.428 1.061 366 1.795 1.457 338
2007 6.718 2.686 14 1.535 333 512 247 443 1.137 176 91 166 703 4.032 308 18 224 66 1.933 1.505 286 6.718 4.784 1.192 466 637 89 2.233 1.359 976 383 1.934 1.501 433
2008* 6.614 2.486 15 1.480 295 530 201 455 991 142 129 117 603 4.128 329 78 215 35 1.840 1.709 250 6.614 2.942 1.113 473 581 58 530 1.299 929 370 3.672 1.731 1.941
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Korte beschrijving tabel:
Balansgegevens van de gemeenschappelijke regelingen voor Nederland als totaal in mln. euro.

Gegevens beschikbaar van 2004 tot en met 2008.

Status van de cijfers:
Alle cijfers zijn bij eerste publicatie voorlopig.
Als er wijzigingen voordoen is dit het gevolg van het beschikbaar komen van nieuwe of geactualiseerde gegevens.

Wijzigingen per 21 juni 2010:
De gegevens over 2008 zijn voorlopig. Aangezien deze tabel is stopgezet, worden de gegevens niet meer definitief gemaakt.
De voorlopige cijfers voor 2008 zijn opgenomen.
De cijfers voor 2007 zijn nu definitief.

Wijzigingen per 23 maart 2010:
Deze tabel is stopgezet.
De cijfers van de gemeenschappelijke regelingen over 2005 en 2006 zijn gecorrigeerd. De gegevens over deze jaren waren onvolledig omdat de gemeenschappelijke regelingen met een bedrijfsmatig karakter niet waren opgenomen. Gemeenschappelijke regelingen met een bedrijfsmatig karakter worden in tegenstelling tot de overige gemeenschappelijke regelingen niet grotendeels gesubsidieerd door de overheid maar halen hun inkomsten uit eigen activiteiten. Voorbeelden zijn havenbedrijven en industrieschappen.

De opname van gemeenschappelijke regelingen met een bedrijfsmatig karakter zorgen op de balans vooral voor een toename van de vlottende activa en vaste passiva.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.
Deze tabel wordt opgevolgd door Gemeenschappelijke regelingen, balansposten per 31 december. Zie paragraaf 3.

Toelichting onderwerpen

Activa
Alle bezittingen waarover het bedrijf of de instelling - hier: de
gemeenschappelijke regeling - beschikt. Een hoofdonderscheid bestaat
tussen bezittingen die meer duurzaam van aard zijn en bezittingen waarvoor
dit minder geldt. De duurzame bezittingen zijn de vaste activa. De minder
duurzame zijn de vlottende activa.
De activa dienen gewaardeerd te worden - dit is de weergegeven waarde op
de balans - tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Verkrijging
betreft koop, vervaardiging betreft de productie in eigen beheer. Als
echter de marktwaarde van de activa - dit is de waarde, als deze
bezittingen 'op de markt' gebracht en verkocht zouden worden - langdurig
lager uitvalt dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, dan moet deze
(lagere) marktwaarde worden gehanteerd. Bij een eventueel weer oplopen van
de structurele (= langdurige) marktwaarde kan de waardering van de activa
naar boven worden bijgesteld, tot maximaal de oorspronkelijke waarde.
Tegenover de activa staan de passiva. De passiva geven aan hoe de
bezittingen zijn gefinancierd. Dit kan zijn: met vreemd vermogen - zodat
er een schuld of verplichting aan anderen bestaat - of met eigen vermogen.
Totaal activa
Het totaal van de activa en het totaal van de passiva horen aan elkaar
gelijk te zijn.
De activa worden onderscheiden in vaste en vlottende activa.
Totaal vaste activa
De meer duurzame onderdelen van de bezittingen vormen samen de vaste
activa.
Binnen de vaste activa wordt onderscheid gemaakt tussen immateriële,
materiële en financiële vaste activa.
'Duurzaam' moet hier niet gezien worden als 'onveranderlijk', maar als:
een solide kern vormend voor de continuïteit (het voortbestaan) van de
gemeenschappelijke regeling. Dit is: duurzame activa zijn die activa die -
naar verwachting - gedurende meer dan één periode (meestal: een jaar) de
uitoefening van de publieke taken van de gemeenschappelijke regeling ten
dienste zullen komen.
Immateriële vaste activa
Als immateriële vaste activa mogen worden opgenomen: kosten die gemaakt
zijn voor het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio,
in het geval van opgenomen geldleningen (aan de passivazijde van de
balans). Ook de onderzoeks- en ontwikkelingskosten gemaakt voor een
bepaald actief, kunnen hier worden opgevoerd.
Agio betreft het positieve verschil tussen de verkrijgingsprijs en de
nominale waarde van geldleningen/obligaties (financiële instrumenten, in
het algemeen). Bij disagio gaat het om een negatief verschil. De
verkrijgingsprijs is de prijs waarvoor de geldlening/obligatie wordt
aangegaan/gekocht. De nominale waarde is de - in geld uitgedrukte -
vermelde waarde van/op het financiële instrument.
Materiële vaste activa
Materiële vaste activa zijn werkelijke, fysiek aanwezige activa. Het gaat
om investeringen met een meerjarig economisch nut en met een meerjarig
maatschappelijk nut. Hoewel niet fysiek van aard, moet ook software tot de
materiële vaste activa worden gerekend.
Investeringen hebben economisch nut wanneer zij opbrengsten opleveren of
kúnnen opleveren. Er hoeft dus niet feitelijk sprake te zijn van een
opbrengst: zo kan het kantoorgebouw van waaruit de gemeenschappelijke
regeling opereert, in theorie, worden verhuurd of - omdat er een markt
bestaat voor gebouwen - verkocht. Zo'n kantoorgebouw geldt daarom als
investering met economisch nut.
Investeringen met maatschappelijk nut zijn investeringen in de openbare
ruimte - voor iedereen toegankelijk en beschikbaar -, maar die geen
economisch nut hebben. Voorbeelden zijn wegen, straten en pleinen.
Investeringen met (meerjarig) economisch nut móeten op de balans worden
weergegeven. De waardering dient, bij voorkeur, te gebeuren onder
vermindering van bijdragen van derden (andere partijen). Dit is een vorm
van netto activeren. Het gaat dan bijvoorbeeld om investeringssubsidies
van het Rijk. Reserves - specifieker: bestemmingsreserves - mogen echter
niet in mindering worden gebracht.
Investeringen met maatschappelijk nut worden bij voorkeur níet
geactiveerd. De investeringslasten dienen dan in één keer ten laste van de
exploitatie te komen. Gelet op de, vaak grote, omvang van dergelijke
investeringen, is opvoering op de balans wel toegestaan. Naast bijdragen
van andere partijen mogen op deze investeringen ook eventuele
bestemmingsreserves in mindering worden gebracht. Dit heeft zelfs de
dringende voorkeur.
Totaal materiële vaste activa
Onder de materiële vaste activa zijn opgenomen: de gronden en terreinen,
de bedrijfsgebouwen, de grond-, weg- en waterbouwkundige werken en de
overige materiële vaste activa.
Gronden en terreinen
De gronden en terreinen in eigendom van de gemeenschappelijke regeling en
die een duurzame functie hebben bij de uitoefening van de taken van de
gemeenschappelijke regeling. Ook de eigen grond die de gemeenschappelijke
regeling heeft uitgegeven in erfpacht, behoort hiertoe. Het betreft echter
niet de gronden die bedoeld zijn om te ontginnen en te zijner tijd te
verkopen, bijvoorbeeld in het kader van een woningbouwproject. Zie
daarvoor onder 'Voorraden'.
Erfpacht is de vergoeding - door de eigenaar van de woning of het bedrijf
dat op de grond van de gemeenschappelijke regeling is gevestigd - voor het
gebruik van die grond. De in erfpacht uitgegeven grond moet worden
gewaardeerd tegen de prijs van de eerste (keer van) uitgifte. Als de grond
in 'eeuwigdurende' erfpacht is uitgegeven, wordt alleen nog een zeer lage
'registratieprijs' gehanteerd. Eeuwigdurende erfpacht is namelijk vrijwel
gelijk aan verkoop van de grond (waarbij de grond voor de
gemeenschappelijke regeling zelf geen waarde meer heeft).
Zie ook de toelichting bij 'Onderhanden werk, inclusief bouwgronden in
exploitatie'.
Bedrijfsgebouwen
De kantoren en gebouwen in eigendom van de gemeenschappelijke regeling en
die bedoeld zijn voor de uitoefening van de taken van de
gemeenschappelijke regeling.
Grond-, weg- en waterbouwkundige werken
De grondvoorzieningen (grondverzet, verharding, funderingswerken,
enzovoort), wegvoorzieningen (wegen, pleinen, bruggen, tunnels,
enzovoort) en de voorzieningen van waterbouwkundige aard (zoals stuwen,
sluizen, dijken, rioleringen, havens, kades, aanlegsteigers, enzovoort)
in eigendom van de gemeenschappelijke regeling.
Overige materiële vaste activa
Tot de overige materiële vaste activa behoren: de woonruimten, de
vervoermiddelen, de machines, apparaten en installaties, software en alle
andere materiële vaste activa, voor zover die niet onder een andere post
moeten zijn opgenomen.
Financiële vaste activa
De financiële vaste activa betreffen de financiële relaties van duurzame
aard met andere instellingen, ondernemingen en partijen. Deze duurzame
financiële relatie ontstaat door deel te nemen in het kapitaal van die
andere onderneming of instelling, door het verstrekken van een langlopende
lening, door de aankoop van een obligatie, en dergelijke.
Naast financiële vaste activa bestaan ook financiële vlottende activa.
Deze laatste zijn een onderdeel van de (totale) vlottende activa. De grens
voor het onderscheid tussen 'vast' en 'vlottend' ligt bij één jaar:
hierbij gaat het erom of de ontstane financiële relatie al of niet
duurzaam is bedoeld. Voor geldleningen geldt in het bijzonder als norm: de
duur van de rentetypische looptijd. De rentetypische looptijd is de
termijn gedurende de looptijd van de lening, waarin in overeenstemming met
de leningvoorwaarden sprake is van een - door de geldverstrekker -
niet-beïnvloedbare, constante rentevergoeding.
Totaal financiële vaste activa
Tot de financiële vaste activa behoren de kapitaalverstrekkingen, de
langlopende leningen aan verbonden partijen, de overige langlopende
leningen en de overige financiële vaste activa.
Verbonden partijen zijn privaatrechtelijke of publiekrechtelijke
organisaties waarin de gemeenschappelijke regeling een bestuurlijk en een
financieel belang heeft. Het publiekrecht, in het bijzonder het
staatsrecht daarbinnen, geeft regels voor staatsinstellingen en hun
bevoegdheden, voor hun onderlinge verhoudingen en die met de burger. Het
privaatrecht of burgerlijk recht regelt de onderlinge verhouding tussen
personen: natuurlijke personen en (privaatrechtelijke!) rechtspersonen.
Onder deze laatste rechtspersonen vallen stichtingen, verenigingen en
ondernemingsvormen als NV's en BV's. De Staat, gemeenten en provincies
zijn voorbeelden van publiekrechtelijke rechtspersonen.
Kapitaalverstrekkingen
Door een kapitaalverstrekking verkrijgt een gemeenschappelijke regeling
een belang in het kapitaal (het eigen vermogen) van een
publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organisatie. Dit belang heeft
als doel om het eigen functioneren van de gemeenschappelijke regeling
duurzaam te bevorderen.
Zie ook de toelichting bij 'Totaal financiële vaste activa'.
Leningen aan verbonden partijen
Deze betreffen (geld)leningen die verstrekt zijn voor een periode van
langer dan één jaar. Voor de partij die de geldlening ontvangt, behoort
deze geldlening tot het vreemde vermogen. Kenmerkend voor het vreemd
vermogen is dat dit aan de geldlener moet worden terugbetaald.
Zie voor het begrip 'verbonden partijen' de toelichting bij 'Totaal
financiële vaste activa'. Zie verder ook de toelichting bij 'Passiva'.
Overige langlopende leningen
Overige langlopende leningen zijn verstrekt aan andere partijen
(organisaties of natuurlijke personen, zoals de eigen ambtenaren) dan de
verbónden partijen. Het gaat om (geld)leningen die verstrekt zijn voor een
periode van langer dan één jaar.
Zie voor het begrip 'verbonden partijen' de toelichting bij 'Totaal
financiële vaste activa'.
Overige financiële vaste activa
Onder de overige financiële vaste activa vallen de (overige) financiële
uitzettingen met een looptijd van meer dan één jaar, dus voor zover die
niet onder een andere post moeten zijn opgenomen. Ook behoren tot de
overige financiële vaste activa: de verstrekte bijdragen aan activa die
eigendom zijn van 'derden' (andere partijen). In het laatste geval gaat
het om investeringen die bijdragen aan de openbare taken van de
gemeenschappelijke regeling.
Totaal vlottende activa
Tot de vlottende activa behoren de voorraden, de (financiële) uitzettingen
met een looptijd korter dan één jaar, de liquide middelen en de
overlopende activa. Vlottende activa zijn - in tegenstelling tot de vaste
activa - niet bedoeld om het functioneren van de gemeenschappelijke
regeling duurzaam van dienst te zijn.
Zie voor de (financiële) uitzettingen met een looptijd korter dan één
jaar: de toelichting bij 'Kortlopende vorderingen en uitzettingen'.
Voorraden
Voorraden bestaan uit de fysiek aanwezige goederen die niet bedoeld zijn
om het functioneren van de gemeenschappelijke regeling duurzaam ten
dienste te staan. Als dat wél het geval is, behoren dergelijke goederen
onder de materiële vaste activa te worden opgenomen. Onder de voorraden
vallen dus ook de eventuele gronden die niet bedoeld zijn voor het
duurzame functioneren van de gemeenschappelijke regeling, maar die - na
ontginning - bestemd zijn voor de verkoop, bijvoorbeeld in het kader van
een woningbouwproject. Het gaat dan om ruwe bouwgrond die nog niet in
bewerking ('niet in exploitatie') is genomen of bouwgrond die dat al wel
is ('in exploitatie').
Hoewel niet fysiek aanwezig, vallen onder de voorraden ook de
vooruitbetalingen: dit betreft voorraden waarvoor al wel betaald is, maar
die nog niet fysiek zijn ontvangen.
De voorraden dienen gewaardeerd te worden - dit is de weergegeven waarde
op de balans - tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Zie hiervoor
verder de toelichting bij 'Activa'. Zie ook de toelichting bij
'Onderhanden werk, inclusief bouwgronden in exploitatie'.
Totaal voorraden
Tot de voorraden behoren: de niet in exploitatie genomen bouwgronden, de
overige grond- en hulpstoffen, het onderhanden werk, het gereed product en
handelsgoederen, en de vooruitbetalingen. In het onderhanden werk zijn
inbegrepen: de bouwgronden die in exploitatie zijn genomen.
De overige grond- en hulpstoffen, het gereed product en handelsgoederen,
en de vooruitbetalingen zijn hier samengenomen als 'Overige voorraden'.
Zie de toelichting bij dat begrip.
Niet in exploitatie genomen bouwgronden
Het gaat hier om (bouw)grond die nog niet in bewerking is genomen om
geschikt te maken voor het latere gebruiksdoel, zoals voor woningbouw,
een industrieterrein, een winkelcentrum, enzovoorts.
Zie ook de toelichting bij 'Voorraden'.
Onderhanden werk (incl. bwgr. in expl.)
Voluit: Onderhanden werk, inclusief bouwgronden in exploitatie.
Het gaat hier, naast andere vlottende activa die in het stadium van
productie zijn, vooral om (bouw)grond die in bewerking is genomen om die
geschikt te maken - of al geschikt gemaakt is - voor het bestemde
gebruiksdoel, zoals voor woningbouw, een industrieterrein, een
winkelcentrum, enzovoorts.
De bouwgronden in exploitatie worden meestal gewaardeerd tegen de netto
vervaardigingskosten. Dit zijn de kosten van (verkrijging en)
vervaardiging, waarop de opbrengsten van tussentijdse verkopen in
mindering zijn gebracht. Bij een woningbouwproject bijvoorbeeld worden de
woningen - en de bijbehorende bouwgrond! - namelijk meestal in fasen
verkocht en niet alle tegelijkertijd aan het eind van het project. Op de
balans staat in zo'n geval vaak de waarde van de grond van het hele
project (en niet alleen van de nog niet verkochte grond).
Zie ook de toelichting bij 'Voorraden'.
Overige voorraden
De overige voorraden bestaan uit de overige grond- en hulpstoffen, het
gereed product en handelsgoederen, en de vooruitbetalingen. Bij
vooruitbetalingen gaat het om voorraden waarvoor al wel betaald is, maar
die nog niet fysiek zijn ontvangen. Verder zijn de overige voorraden zaken
als kantoorbenodigdheden (printerpapier, pennen, paperclips, enzovoorts),
brandstofvoorraden, en dergelijke.
Kortlopende vorderingen en uitzettingen
Kortlopende vorderingen en uitzettingen zijn de (financiële) uitzettingen
met een looptijd van minder dan één jaar.
Hiertoe behoren onder andere: nog openstaande rekeningen, vorderingen op
andere overheidsorganen, verstrekte kasgeldleningen en rekening-courant
verhoudingen met niet-financiële instellingen.
Het laatste voorbeeld is vergelijkbaar met een betaalrekening bij de bank,
alleen nu juist niet bij een bank (of een andere financiële instelling).
Bij de nog openstaande rekeningen gaat het om de debiteuren: facturen die
nog niet betaald zijn door de tegenpartij of ook een belastingheffing die
nog niet voldaan is. Een vordering op andere overheidsorganen betreft
bijvoorbeeld de nog van de belastingdienst terug te ontvangen BTW die
betaald is op de aankoop van goederen en diensten. Kasgeldleningen zijn
(op de korte termijn) overtollige geldmiddelen die tijdelijk worden
uitgeleend aan andere instellingen, tegen een bepaalde vergoeding.
Liquide middelen (kas, bank en giro)
De liquide middelen bestaan uit het kassaldo en de tegoeden op bank- en
girorekeningen.
Overlopende activa
Onder de overlopende activa vallen de vooruitbetaalde kosten en de nog te
ontvangen bedragen. Bij de eerste gaat het om kosten die gelden voor
komende jaren, maar nu al door de gemeenschappelijke regeling
vooruitbetaald zijn. Bij de laatste gaat het om prestaties/leveringen die
al verricht zijn, maar die nog niet bij de andere partij in rekening zijn
gebracht.
Passiva
Het totaal aan vermogensbestanddelen waarover het bedrijf of instelling -
hier: de gemeenschappelijke regeling - beschikt. Een hoofdonderscheid
bestaat tussen passiva die duurzaam van aard zijn en passiva waarvoor dit
minder geldt. De duurzame vermogensbestanddelen zijn de vaste passiva. De
minder duurzame zijn de vlottende passiva.
Een ander hoofdonderscheid betreft het verschil tussen eigen en vreemd
vermogen. Het eigen vermogen behoort aan de gemeenschappelijke regeling
zelf. Bij vreemd vermogen is sprake van een schuld of verplichting aan
anderen. Het vreemd vermogen geeft daarmee ook aan welk mogelijk beslag
(claim van anderen) er ligt op de bezittingen. Tot het vreemd vermogen
behoren de voorzieningen, de vaste schuld en de vlottende passiva.
De passiva dienen gewaardeerd te worden tegen hun nominale waarde: dit is
het feitelijke geldbedrag dat moet worden terugbetaald (bij een schuld),
het bedrag dat vermeld staat op het financiële instrument (zoals een
obligatie), en dergelijke.
Tegenover de passiva staan de activa. De activa zijn de totale bezittingen
zoals die gevormd/verkregen zijn door het inzetten van het (totale)
vermogen.
Totaal passiva
Het totaal van de passiva en het totaal van de activa horen aan elkaar
gelijk te zijn.
De passiva worden onderscheiden in vaste en vlottende passiva.
Totaal vaste passiva
De meer duurzame bestanddelen van het vermogen vormen samen de vaste
passiva. Hiertoe behoren (de onderdelen van) het eigen vermogen, de
voorzieningen en de vaste schuld.
'Duurzaam' moet hier niet gezien worden als 'onveranderlijk', maar als:
een solide kern vormend voor de continuïteit (het voortbestaan) van de
gemeenschappelijke regeling. Dit is: duurzame passiva zijn die passiva die
(naar verwachting) gedurende meer dan één periode de uitoefening van de
publieke taken van de gemeenschappelijke regeling ten dienste zullen
komen. Voor opgenomen geldleningen geldt in het bijzonder als norm: de
duur van de rentetypische looptijd. Dit is de termijn gedurende de
looptijd van de lening, waarin in overeenstemming met de leningvoorwaarden
sprake is van een - door de geldverstrekker - niet-beïnvloedbare,
constante rentevergoeding.
Eigen vermogen
Het eigen vermogen is te bepalen als: het totaal van de bezittingen (de
activa) minus het totaal aan vreemd vermogen.
Totaal eigen vermogen
Het eigen vermogen is samengesteld uit de algemene reserve, de
bestemmingsreserves en het resultaat van de exploitatie, ná bestemming.
Het resultaat na bestemming wordt het saldo van de rekening genoemd.
'Bestemming' betreft het geheel van toevoegingen en onttrekkingen aan de
reserves.
Algemene reserve
De algemene reserve is dat deel van het eigen vermogen waaraan geen
bepaalde bestemming is gegeven. Het is nog volledig vrij besteedbaar.
Bestemmingsreserves
Bestemmingsreserves zijn niet zo vrij besteedbaar als de algemene
reserve, maar in principe kan de bestemming altijd worden aangepast. Een
voorbeeld is de bestemmingsreserve voor de bouw van een kantoorgebouw.
Saldo van de rekening
Het saldo van de rekening is het resultaat van de exploitatie - het saldo
van baten en lasten -, ná bestemming.
Zie ook de toelichting bij 'Totaal eigen vermogen'.
Voorzieningen
Voorzieningen behoren tot het vreemd vermogen. Het zijn afgezonderde
vermogensbestanddelen, die gevormd worden voor verplichtingen en verliezen
waarvan de omvang op balansdatum onzeker is, maar redelijk te schatten.
Ook worden voorzieningen gevormd vanwege risico's die op de balansdatum
bestaan en die kunnen leiden tot verplichtingen en verliezen waarvan de
omvang onzeker is, maar redelijk te schatten. Een derde reden voor het
vormen van een voorziening betreft de gelijkmatige verdeling - over een
aantal jaren - van toekomstige kosten. Voorwaarde hierbij is dat het om
een - op balansdatum - al bestaande kostenpost gaat. De vierde en laatste
vorm van voorzieningen betreft middelen die van derden (dus van buiten de
gemeenschappelijke regeling) zijn ontvangen om specifiek te besteden,
d.w.z. voor een vastgelegd doel.
De balansdatum is de datum waarvan de balans de stand van zaken weergeeft:
het overzicht van bezittingen (activa) en vermogensbestanddelen (passiva)
per die datum.
Vaste schuld
De vaste schuld is dat deel van het vreemd vermogen dat de uitoefening
van de publieke taken van de gemeenschappelijke regeling 'duurzaam' - dit
is: gedurende meer dan één periode - ten dienste zal komen.
Zie ook de toelichting bij 'Passiva'.
Totaal vaste schuld
Tot de vaste schuld behoren: obligatieleningen, onderhandse leningen, door
derden belegde gelden en waarborgsommen.
De onderhandse leningen van binnenlandse financiële instellingen worden
apart getoond. Overige onderhandse leningen, de obligatieleningen, de door
derden belegde gelden en de waarborgsommen zijn hier samengenomen als
'Overige vaste schuld'. Zie de toelichting bij dat begrip.
Onderhandse leningen van bin. fin. inst.
Voluit: Onderhandse leningen van binnenlandse financiële instellingen.
Financiële instellingen zijn banken, verzekeraars, pensioenfondsen,
beleggingsinstellingen, vermogensbeheerders, effectenbemiddelaars en
dergelijke.
Zie ook de toelichting bij 'Overige vaste schuld'.
Overige vaste schuld
De overige vaste schuld bestaat uit opgenomen obligatieleningen en
onderhandse leningen, door derden belegde gelden en waarborgsommen.
Obligatieleningen en onderhandse leningen zijn geldleningen voor de
langere duur. Obligatieleningen hebben een openbaar karakter: het geld is
verkregen van meerdere partijen (het bewijs dat die partijen (een deel
van) het geld hebben verstrekt, heet een obligatie). Onderhandse leningen
zijn gesloten met één afzonderlijke partij.
De waarborgsommen zijn van andere partijen verkregen middelen als garantie
dat die partijen een bepaalde verplichting zullen nakomen: bijvoorbeeld
het aflossen van een schuld.
Totaal vlottende passiva
Tot de vlottende passiva behoren de kortlopende schuld en de overlopende
passiva.
Kortlopende schuld
Tot de kortlopende of vlottende schuld worden gerekend: opgenomen
kasgeldleningen, bank- en girosaldi (het zogenaamde 'rood staan') en
overige kortlopende/vlottende schuld. Het gaat hier steeds om schuld met
een looptijd van maximaal één jaar.
Opgenomen kasgeldleningen zijn van andere instellingen (tegen een
bepaalde vergoeding) geleende geldmiddelen, die bij die andere
instellingen tijdelijk overtollig zijn.
Overlopende passiva
Overlopende passiva zijn verplichtingen die nog niet zijn nagekomen: ze
zijn weliswaar opgebouwd, maar nog niet betaald of nog niet gepresteerd.
Bij het eerste gaat het om prestaties die al aan de gemeenschappelijke
regeling zijn geleverd (en dus voor de gemeenschappelijke regeling een
last/kostenpost zijn), maar nog niet zijn betaald. Bij het tweede gaat het
om prestaties/leveringen die nog verricht moeten worden, maar waarvoor al
een vergoeding (betaling of tegenprestatie) is ontvangen.