Ondernemingsklimaat; menselijk kapitaal, arbeidsaanbod en -kosten 1990-2011

Ondernemingsklimaat; menselijk kapitaal, arbeidsaanbod en -kosten 1990-2011

Landen Perioden Hoogopgeleiden (% van bevolking van 25-65 jaar) Afgestudeerden in een bètarichting (% van totaal aantal afgestudeerden) Leerprestaties 15-jarige scholieren Wiskunde Totaal mannen en vrouwen (gemiddelde score) Leerprestaties 15-jarige scholieren Natuurwetenschappen Totaal mannen en vrouwen (gemiddelde score) Leerprestaties 15-jarige scholieren Lezen Totaal mannen en vrouwen (gemiddelde score) Arbeidskosten Arbeidskosten per eenheid product (APEP) (index (2005=100)) Arbeidskosten Per uur Totaal (euro (1999); ecu (tot 1999)) Arbeidskosten Per uur In de industrie (euro (1999); ecu (tot 1999)) Arbeidskosten Per uur In de dienstensector (euro (1999); ecu (tot 1999))
Denemarken 2000 26,2 18,2 514 481 497 87,9 26,5 25,6 27,3
Denemarken 2003 31,9 12,5 514 475 492 97,0 30,3 29,5 31,0
Denemarken 2006 34,7 12,7 513 496 494 102,3 33,1 32,3 33,7
Denemarken 2009 32,5 . 503 499 495 120,3 . . .
Denemarken 2010 33,3 13,0 . . . 119,0 . . .
Denemarken 2011 . . . . . 119,4 . . .
Duitsland 2000 23,5 23,7 490 487 484 100,5 25,0 27,6 23,2
Duitsland 2003 24,0 22,5 503 502 491 102,0 26,8 29,8 24,9
Duitsland 2006 23,9 22,9 504 516 495 97,7 27,6 31,6 25,3
Duitsland 2009 26,4 24,5 513 520 497 105,1 . . .
Duitsland 2010 26,6 25,6 . . . 104,0 . . .
Duitsland 2011 . . . . . 105,4 . . .
Finland 2000 32,0 26,5 536 538 546 92,1 22,1 22,0 22,3
Finland 2003 33,2 25,1 544 548 543 97,8 24,8 26,3 23,9
Finland 2006 35,1 25,7 548 563 547 100,1 27,2 31,3 28,2
Finland 2009 37,3 23,4 541 554 536 116,0 . . .
Finland 2010 38,1 26,1 . . . 114,2 . . .
Finland 2011 . . . . . 115,5 . . .
Japan 2000 33,6 4,4 557 550 522 112,5 . . .
Japan 2003 37,4 4,7 534 548 498 104,1 . . .
Japan 2006 40,5 4,8 523 531 498 99,0 . . .
Japan 2009 43,8 4,6 529 539 520 98,9 . . .
Japan 2010 44,8 4,6 . . . 94,9 . . .
Japan 2011 . . . . . 95,8 . . .
Nederland 2000 23,4 11,1 564 529 . 88,8 22,3 23,4 21,6
Nederland 2003 27,5 11,8 538 524 513 100,6 26,5 27,2 26,0
Nederland 2006 30,2 11,0 531 525 507 100,6 . . .
Nederland 2009 32,8 10,0 526 522 508 111,1 . . .
Nederland 2010 32,4 9,9 . . . 110,0 . . .
Nederland 2011 . . . . . 110,9 . . .
Verenigd Koninkrijk 2000 25,7 22,9 529 532 . 90,5 23,7 23,3 23,8
Verenigd Koninkrijk 2003 28,0 23,8 . . . 95,6 23,6 23,3 23,5
Verenigd Koninkrijk 2006 34,2 19,3 495 515 495 102,6 25,5 . .
Verenigd Koninkrijk 2009 37,0 18,1 492 514 494 114,2 . . .
Verenigd Koninkrijk 2010 38,2 18,2 . . . 115,5 . . .
Verenigd Koninkrijk 2011 . . . . . 117,2 . . .
Verenigde Staten 2000 36,5 15,1 493 499 504 92,3 . . .
Verenigde Staten 2003 38,4 15,6 483 491 495 96,2 . . .
Verenigde Staten 2006 39,5 13,3 474 489 . 103,1 . . .
Verenigde Staten 2009 41,2 12,8 487 502 500 109,8 . . .
Verenigde Staten 2010 41,7 12,9 . . . 108,9 . . .
Verenigde Staten 2011 . . . . . 111,4 . . .
Zweden 2000 24,8 24,8 510 512 516 94,1 28,6 28,3 29,1
Zweden 2003 27,3 26,4 509 506 514 100,4 30,4 29,6 30,9
Zweden 2006 29,7 23,2 502 503 507 99,2 32,2 32,8 32,2
Zweden 2009 31,9 20,7 494 495 497 111,4 . . .
Zweden 2010 34,2 22,0 . . . 109,5 . . .
Zweden 2011 . . . . . 108,8 . . .
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft een internationale vergelijking van het huidige en het potentiële arbeidsaanbod en van de arbeidskosten. De samenstelling van het huidige arbeidsaanbod wordt weergegeven aan de hand van een uitsplitsing naar opleidingsniveau (lager, middelbaar en hoger onderwijs) onder werkzame personen. Van het opleidingsniveau van het potentiële arbeidsaanbod wordt een indicatie gegeven door de leerprestaties van scholieren en het percentage werklozen. Het opleidingsniveau is een maat voor het menselijk kapitaal dat bij de productie wordt ingezet. De arbeidskosten worden uitgedrukt in de kosten per uur en de kosten per eenheid product.

Let op: Om een internationale vergelijking mogelijk te maken is bij de bepaling van de hier gepresenteerde cijfers gebruikgemaakt van internationaal vergelijkbare definities, die soms afwijken van de normaal door het CBS gehanteerde definities. Hierdoor kunnen verschillen optreden tussen deze cijfers en elders op de CBS-website gepubliceerde nationale cijfers.

Gegevens beschikbaar vanaf 1990 tot en met 2011.

Status van de cijfers:
De externe bronnen leveren regelmatig bijgestelde gegevens over voorgaande perioden. Deze bijgestelde gegevens worden in de tabel niet als zodanig aangemerkt.

Wijzigingen per 22 december 2017:
Geen, tabel is stop gezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet.

Toelichting onderwerpen

Hoogopgeleiden
Personen in de leeftijdsgroep van 25 tot 65 jaar, die een opleiding hebben voltooid in het hoger onderwijs. De opleiding dient te vallen onder ISCED 97 klassen 5a (in Nederland o.a. doctoraal/master of hbo), 5b (o.a. kort hbo) of 6 (aio, oio of andere promotie-opleiding).
ISCED staat voor International Standard Classification of Education.

Bron: OESO, Factbook 2010.

Volgens de ISCED 97-classificatie tellen ook enkele andere vormen van onderwijs mee als 'hoger onderwijs'. Volgens de Nederlandse definitie zijn dit particuliere of bedrijfsopleidingen met een duur van ten minste 2 jaar voltijd na havo/mbo-4. Denk hierbij bijvoorbeeld aan ICT- en commerciële opleidingen. Verder zijn er verschillen tussen landen in welke opleidingen tot het hoger onderwijs worden gerekend. Zie bijvoorbeeld Bernelot Moens, W.E., 'Heeft Nederland wel zo weinig hoopopgeleiden? Associate degree vult gaten in onderwijssysteem', CBS, 2005.
Afgestudeerden in een bètarichting
Aantal succesvol afgestudeerden en gepromoveerden in wiskunde, natuurwetenschappen en informatica (science: International Standard Classification (ISC) 4) en techniek (engineering: ISC 52) in het betreffende jaar, als aandeel van het totaal aantal afgestudeerden en gepromoveerden in het hoger onderwijs in dat jaar. Hoger onderwijs is hier gedefinieerd als ISCED-97 klassen 5a (in Nederland onder andere doctoraal/master en hbo), en 6 (aio, oio of andere romotie-opleiding).

Bronnen: OESO STI; OESO Education database

Het betreft het jaar waarin studenten daadwerkelijk een diploma verwerven, met uitzondering van Denemarken, Finland, Frankrijk (tot 2002) en Italië, waar studenten zijn geregistreerd, die in het voorgaande jaar zijn afgestudeerd.
Leerprestaties 15-jarige scholieren
Gemiddelde prestaties van 15-jarige scholieren op het terrein van wiskunde, natuurwetenschappen en lezen. Gemiddelde score. De cijfers voor Nederland voor 2003 hebben een beperkte betrouwbaarheid vanwege een te kleine steekproefomvang.

Bron: OESO, Programme for International Student Assessment (PISA).
Wiskunde
Totaal mannen en vrouwen
Natuurwetenschappen
Totaal mannen en vrouwen
Lezen
Totaal mannen en vrouwen
Arbeidskosten
Totale door werkgevers gedane uitgaven voor arbeid. Onder de uitgaven vallen directe kosten (zoals personeelskosten) en indirecte kosten (zoals collectieve sociale lasten, kosten voor beroepstraining en belastingen gerelateerd aan werkuitoefening). Het betreft hier alle bedrijfstakken met uitzondering van landbouw, visserij en zelfstandigen met personeel.
Arbeidskosten per eenheid product (APEP)
Arbeidskosten gedeeld door het bruto binnenlands product (bbp). De arbeidskosten zijn in nominale prijzen uitgedrukt. Het bbp wordt gecorrigeerd voor prijsontwikkelingen. Hierdoor is het mogelijk te bekijken hoe de arbeidskosten voor een standaard productie-eenheid zich door de jaren heen ontwikkelen.

Bron: OESO, Economic Outlook, No. 89 - Juni 2011.

Bruto binnenlands product (bbp):
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen van alle bedrijfsklassen samen, aangevuld met enkele transacties die niet naar bedrijfsklassen worden verdeeld. Het bbp is gelijk aan de waarde van het in Nederland gevormde inkomen.
Per uur
Door werkgevers gedane uitgaven voor arbeid, per uur. De gebruikte eenheid is ecu tot 1999 en vanaf 1999 de euro.
Totaal
Door werkgevers gedane uitgaven voor arbeid, per uur.

Bron: Eurostat.
In de industrie
Door werkgevers gedane uitgaven voor arbeid, per uur in de industrie (NACE Rev 1.1, sectie D). De NACE Rev 1.1 is de Engelstalige Standaard Bedrijfsindeling (SBI), die Eurostat gebruikt.

Bron: Eurostat.
In de dienstensector
Door werkgevers gedane uitgaven voor arbeid, per uur in de dienstensector, exclusief de overheid (NACE Rev 1.1, sectie G-K). De NACE Rev 1.1 is de Engelstalige Standaard Bedrijfsindeling (SBI), die Eurostat gebruikt.

Bron: Eurostat.