Productiestructuur per regio, naar SBI'93

Productiestructuur per regio, naar SBI'93

Regio's SBI '93 Perioden Productie (basisprijzen) (mln. euro) Intermediair verbruik (aankoopprijzen) (mln. euro) Bruto toegevoegde waarde (mln. euro) Beloning werknemers (mln. euro) Niet-productgebonden belastingen (mln. euro) Niet-productgebonden subsidies (mln. euro) Bruto exploitatieoverschot (mln. euro) Arbeidsvolume werknemers (1000 arb.jaren)
Nederland L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 48.663 19.189 29.474 21.198 228 375 8.423 440,0
Extra-territoriale regio L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 679 256 423 326 1 2 97 6,9
Noord-Nederland L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 4.262 1.705 2.558 1.669 19 31 901 34,2
Oost-Nederland L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 8.732 3.515 5.217 3.607 38 62 1.634 77,7
West-Nederland L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 26.527 10.265 16.261 12.199 135 222 4.149 247,8
Zuid-Nederland L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 8.464 3.448 5.016 3.396 35 58 1.642 73,4
Groningen (PV) L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 1.532 610 922 603 8 12 324 10,9
Friesland (PV) L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 1.470 578 893 579 7 11 318 11,8
Drenthe (PV) L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 1.260 517 743 487 5 8 259 11,5
Overijssel (PV) L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 2.349 970 1.380 905 10 17 481 19,9
Flevoland (PV) L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 763 312 451 297 4 6 157 6,5
Gelderland (PV) L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 5.620 2.234 3.386 2.405 24 39 996 51,3
Utrecht (PV) L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 3.791 1.423 2.368 1.729 18 29 651 36,4
Noord-Holland (PV) L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 8.688 3.317 5.371 4.060 43 71 1.338 86,2
Zuid-Holland (PV) L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 12.976 5.155 7.821 6.052 70 114 1.813 117,4
Zeeland (PV) L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 1.071 369 702 358 4 7 346 7,9
Noord-Brabant (PV) L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 5.815 2.364 3.451 2.314 23 38 1.152 49,9
Limburg (PV) L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 2.648 1.084 1.564 1.082 12 20 490 23,5
Oost-Groningen L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 289 115 173 94 1 2 80 2,2
Delfzijl en omgeving L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 105 39 65 31 0 1 34 0,8
Overig Groningen L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 1.138 455 683 477 6 10 210 8,0
Noord-Friesland L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 1.007 398 609 431 5 8 180 8,6
Zuidwest-Friesland L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 154 59 95 44 1 1 51 1,1
Zuidoost-Friesland L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 310 121 189 104 1 2 86 2,1
Noord-Drenthe L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 664 275 389 279 3 4 112 6,8
Zuidoost-Drenthe L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 279 105 175 101 1 2 74 2,2
Zuidwest-Drenthe L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 317 137 179 106 1 1 73 2,5
Noord-Overijssel L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 921 377 544 370 5 8 177 7,7
Zuidwest-Overijssel L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 245 100 145 93 1 2 52 2,1
Twente L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 1.183 492 691 443 5 8 251 10,0
Veluwe L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 2.556 991 1.565 1.137 9 15 434 25,7
Achterhoek L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 624 262 362 224 3 4 140 4,7
Arnhem/Nijmegen L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 2.127 874 1.253 938 11 17 322 18,8
Zuidwest-Gelderland L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 313 107 206 106 1 2 101 2,1
Utrecht L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 3.791 1.423 2.368 1.729 18 29 651 36,4
Kop van Noord-Holland L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 1.633 591 1.041 720 2 4 323 15,5
Alkmaar en omgeving L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 597 255 342 244 3 5 99 5,1
IJmond L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 251 103 148 79 1 1 69 1,8
Agglomeratie Haarlem L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 790 331 459 367 5 8 94 6,1
Zaanstreek L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 268 90 177 116 1 2 62 2,5
Groot-Amsterdam L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 4.712 1.779 2.934 2.354 29 47 598 51,5
Het Gooi en Vechtstreek L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 437 167 270 178 2 3 93 3,7
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 935 373 562 400 4 7 165 8,8
Agglomeratie 's-Gravenhage L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 6.714 2.655 4.059 3.559 40 66 526 67,2
Delft en Westland L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 488 197 292 187 2 4 107 3,9
Oost-Zuid-Holland L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 592 233 358 206 2 4 153 4,4
Groot-Rijnmond L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 3.356 1.368 1.988 1.378 17 28 621 26,0
Zuidoost-Zuid-Holland L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 891 330 561 322 4 7 242 7,1
Zeeuwsch-Vlaanderen L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 192 81 111 65 1 1 46 1,5
Overig Zeeland L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 879 288 591 293 4 6 300 6,4
West-Noord-Brabant L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 1.523 643 880 574 5 9 309 12,4
Midden-Noord-Brabant L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 1.170 494 676 482 5 9 196 10,5
Noordoost-Noord-Brabant L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 1.641 640 1.001 694 7 12 312 14,8
Zuidoost-Noord-Brabant L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 1.482 587 895 564 6 9 335 12,2
Noord-Limburg L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 576 222 354 238 2 4 118 5,2
Midden-Limburg L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 517 212 305 193 2 3 113 4,5
Zuid-Limburg L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 1.555 650 905 651 8 13 259 13,8
Flevoland L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 763 312 451 297 4 6 157 6,5
Utrecht-West L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 227 79 148 72 1 1 76 1,6
Stadsgewest Amersfoort L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 771 308 464 307 2 3 158 6,5
Stadsgewest Utrecht L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 2.260 832 1.428 1.122 13 22 314 23,1
Zuidoost-Utrecht L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 533 205 329 227 2 3 102 5,1
Amsterdam L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 3.734 1.376 2.358 1.982 24 40 392 43,5
Overig Agglomeratie Amsterdam L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 355 151 204 138 2 3 67 2,9
Edam-Volendam e.o. L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 202 83 119 65 1 1 54 1,3
Haarlemmermeer e.o. L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 421 169 252 168 2 3 85 3,8
Agglomeratie 's-Gravenhage ex. Zoeterm. L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 6.090 2.381 3.709 3.269 36 60 463 61,8
Zoetermeer L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 624 274 350 290 4 6 62 5,4
Rijnmond L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 3.131 1.289 1.841 1.313 16 26 539 24,6
Overig Groot-Rijnmond L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 225 78 147 66 1 1 82 1,4
Drechtsteden L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 594 223 372 228 3 5 146 5,0
Overig Zuidoost-Zuid-Holland L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 296 107 189 94 1 2 96 2,1
Stadsgewest 's-Hertogenbosch L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 1.044 413 631 467 5 9 167 9,8
Overig Noordoost-Noord-Brabant L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 597 227 371 227 2 3 145 5,0
Almere L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 221 85 136 70 1 1 67 1,5
Flevoland-Midden L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 468 201 266 206 3 4 62 4,5
Noordoostpolder en Urk L Overheid, defensie, sociale verz. 2001 74 25 49 21 0 0 28 0,4
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Gegevens beschikbaar vanaf: 1995 tot en met 2001
Frequentie: afgesloten reeks

Regionale rekeningen in hoofdlijnen
Regionale rekeningen geven een op de Nationale rekeningen aansluitende
kwantitatieve beschrijving van het economisch proces van regio's binnen een
land. Als onderdelen van het economisch proces worden in de Nationale
rekeningen productie, inkomensverdeling, bestedingen en financiering
onderscheiden.
Bij de Regionale rekeningen ligt de nadruk echter op de beschrijving van de
productieprocessen in de verscheidene regio's.

Gebruiksmogelijkheden
De gebruiksmogelijkheden blijken zeer divers: allereerst kan het
binnenlands product per regio gebruikt worden als een samenvattende
maatstaf voor het functioneren van de economie van een regio.
Verder kan het relatieve belang van een bedrijfstak voor de regionale
economie blijken uit haar aandeel in de totale toegevoegde waarde in de
betreffende regio. Voorts kunnen cijfers in de Regionale rekeningen benut
worden voor analyse en prognose. De cijfers geven een gecoördineerde
beschrijving van de regionale economie en sluiten naadloos aan op de
gegevens van de Nationale rekeningen. De Regionale rekeningen data
zijn daarom bij uitstek geschikt voor de vergelijking van de
resultaten van de verscheidene regio's. Ook kunnen de data
gebruikt worden in modellen die de regionaal economische
ontwikkeling voorspellen en de invloed van beleidsvarianten toetsen.

Enkele kanttekeningen bij de gebruiksmogelijkheden
Voor de beschrijving van het economisch proces moeten
keuzes gemaakt worden. Er moet o.a. gekozen worden tussen een
beschrijving met als gezichtspunt de economische actoren
of voor een zo correct mogelijke weergave van economische
processen. Het eerste wordt een institutionele benadering
genoemd, het tweede een functionele. Zo staan bij een
institutionele beschrijving van het productieproces de
producenten centraal. Deze worden op basis van het
zwaartepunt van hun economische activiteit ingedeeld in
bedrijfstakken.
Producenten die vervoer als hoofdactiviteit hebben worden
bijvoorbeeld ingedeeld in de bedrijfstak vervoer, opslag
en communicatie. Dit leidt tot goede informatie over de
totale productiewaarde van de producenten die tot een bepaalde
bedrijfsgroep gerekend worden. Ook sluit dit aan bij de
werkelijkheid waarin de producent opereert. Deze
benadering betekent dat de productie van eventuele nevenactiviteiten
van een producent in de productiewaarde van de betreffende
bedrijfstak wordt meegenomen. Dat geldt bijvoorbeeld voor
een transportondernemer met als nevenactiviteit detailhandel.
Daarom is de institutionele benadering minder geschikt
voor de raming van de totale productiewaarde van een
bepaalde activiteit. Dit geldt vooral als deze activiteit vaak als
nevenactiviteit wordt uitgeoefend door producenten in
andere bedrijfstakken. Een functionele benadering biedt dan
voordelen.
In de Nationale en Regionale rekeningen is echter in
overeenstemming met de internationale richtlijnen gekozen
voor een institutionele benadering. Ook dient er gekozen te
worden of een activiteit al dan niet tot de productie gerekend wordt.
Dit geldt bijvoorbeeld voor doe-het-zelf activiteiten en
onbetaald huishoudelijk werk. Er is in overeenstemming met
de internationale richtlijnen gekozen om deze activiteiten
niet tot de productie te rekenen, daar er geen feitelijke
marktwaarden tot stand komen. Het opnemen van dergelijke activiteiten
in de productie zou leiden tot grote wijzigingen in het binnenlands
product (regionaal en landelijk). Daardoor zou de bruikbaarheid als
indicator voor de beoordeling van de ontwikkeling van de
markteconomie sterk beperkt worden. De diversiteit van de
gebruiksmogelijkheden maakt dat de gemaakte keuzes niet voor elke
aanwending optimaal uitvallen.

Internationale en regionale vergelijkbaarheid
Doordat de Regionale economische jaarcijfers centraal bij
het CBS worden samengesteld zijn de resultaten voor de
verschillende regio's in Nederland goed vergelijkbaar. Naast regionale
vergelijkbaarheid dienen de data van de Regionale rekeningen
eveneens internationaal vergelijkbaar te zijn. Het statistisch
bureau van de Europese Gemeenschappen (Eurostat) heeft daarom, in overleg
met de lidstaten, richtlijnen opgesteld om tot een
grotere vergelijkbaarheid van de statistische gegevens van de
verscheidene lidstaten te komen.

Welvaart
De in de Regionale rekeningen gepresenteerde cijfers vormen
slechts één indicator voor de welvaart. In het binnenlands product per
regio wordt namelijk geen (of onvoldoende) rekening gehouden met diverse
zaken die eveneens voor de welvaart van groot belang zijn.
Hieronder vallen o.a. de saldi van de primaire en secundaire
inkomensstromen naar de regio's. Ook zaken als de hoeveelheid
vrije tijd, onbetaalde huishoudelijke arbeid, arbeidssatisfactie
en milieu-effecten als geluidsoverlast en vervuiling van water
en lucht kunnen hiertoe gerekend worden.

Specifieke regionale concepten
Voor de beschrijving van het productieproces wordt in de Nederlandse
Nationale rekeningen de bedrijfseenheid als uitgangspunt gekozen. Over de
bedrijfseenheid kan een volledige beschrijving van het productieproces
worden verkregen. Dit houdt in volledige, gedetailleerde en
samenhangende informatie over de voortbrenging van goederen
en diensten (productie) en de daarvoor benodigde inzet van grond- en
hulpstoffen, halffabrikaten en diensten (intermediair verbruik).
Daarnaast wordt o.m. hiermee samenhangende informatie verkregen: zoals de
bij de productie ingezette werknemers, de betaalde lonen en sociale lasten
en de afgedragen belastingen en ontvangen subsidies. De
bedrijfseenheden worden meegeteld voor zover ze een economisch fundament
hebben in Nederland. Dit betekent dat vestigingen van buitenlandse
bedrijven in Nederland bijdragen tot het Nederlandse binnenlands
product. Vestigingen van Nederlandse bedrijven in het buitenland
dragen daarentegen bij tot het binnenlands product van het betreffende land
(residentieprincipe). De concepten van de Nationale rekeningen kunnen niet
zonder meer worden toegepast bij de samenstelling van de Nederlandse
Regionale rekeningen.
Ten eerste is er de problematiek van de multiregionale bedrijfseenheid. Dit
is een bedrijfseenheid die vestigingen in meerdere regio's omvat.
Ten tweede is er de problematiek van de "extra-territoriale regio". Hier
worden bij conventie de bedrijfseenheden ondergebracht, die weliswaar tot
het "economisch territorium van Nederland" behoren, maar niet in één van de
Nederlandse regio's liggen.

Toelichting onderwerpen

Productie (basisprijzen)
De productie omvat de waarde van alle voor de verkoop bestemde goederen
(ook de nog niet verkochte), en de ontvangsten voor bewezen diensten.
Verder omvat de productie producten met een marktequivalent die voor eigen
gebruik zijn geproduceerd zoals investeringen in eigen beheer, eigen
woningdiensten en landbouwproducten voor eigen consumptie door
landbouwers. De productiewaarde hiervan wordt berekend door de
geproduceerde hoeveelheid te waarderen tegen basisprijzen.
De basisprijs is de prijs die de producent daadwerkelijk overhoudt, dus
exclusief de handels- en vervoersmarges van derden en exclusief het saldo
van productgebonden belastingen (waaronder BTW) en productgebonden
subsidies.
Enkele bijzondere gevallen:
De handel distribueert goederen in ruimte en tijd zonder ze te bewerken.
Zij produceert dus diensten die aan goederen verbonden zijn. De waarde van
deze diensten wordt berekend als het verschil tussen de verkoopwaarde en
de aankoopwaarde van de verhandelde goederen.
Verhuur van en handel in onroerend goed produceert behalve diensten van
bedrijfsgebouwen en huurwoningen, ook diensten van woningen die door de
eigenaar zelf worden bewoond. Deze diensten worden gewaardeerd met behulp
van de huurprijzen voor vergelijkbare woningen.
Banken houden zich vooral bezig met financiële intermediatie, dat wil
zeggen het aantrekken, transformeren en distribueren van financiële
middelen. De vergoeding voor deze diensten wordt impliciet verrekend met
de ontvangen en de betaalde rente. De waarde van deze zogenoemde
toegerekende bankdiensten is gelijkgesteld aan het verschil tussen het
ontvangen inkomen uit vermogen en de betaalde rente.
Het verzekeringswezen en pensioenfondsen houdt zich vooral bezig met het
omzetten van individuele risico's in collectieve risico's. De waarde van
deze dienstverlening is gelijkgesteld aan het verschil tussen premies en
uitkeringen. Bij pensioenfondsen en levensverzekeringsmaatschappijen
wordt dit verschil gecorrigeerd voor de verandering in wiskundige
reserves. De overheid houdt zich vooral bezig met het produceren van
collectieve diensten. Vanwege het ontbreken van marktprijzen wordt de
productiewaarde van de overheid vanuit de productiekosten berekend als
de som van het intermediair verbruik, de beloning van werknemers, de
afschrijvingen en de niet-productgebonden belastingen op productie
betaald door de overheid zelf.
Intermediair verbruik (aankoopprijzen)
Tot het intermediair verbruik worden alle producten gerekend, die in de
verslagperiode zijn verbruikt in het productieproces. Dit kunnen al of
niet in de verslagperiode aangekochte grondstoffen, halffabrikaten en
brandstoffen zijn maar ook diensten zoals communicatiediensten,
schoonmaakdiensten en diensten van externe accountants.
Het intermediair verbruik is gewaardeerd tegen aankoopprijzen, exclusief
aftrekbare BTW. Het intermediair verbruik is echter inclusief de
niet-aftrekbare BTW betaald door zogenoemde 'vrijgestelde' bedrijven.
Deze bedrijven brengen geen BTW in rekening op hun verkopen. Zij kunnen
de BTW op hun aankopen dan ook niet verrekenen met ontvangen BTW. De BTW
op hun aankopen is daarmee een eindheffing die wordt gerekend tot het
intermediair verbruik.
Tot het intermediair verbruik wordt niet gerekend:
- de aankoop van goederen door de handel die, zonder enige bewerking te
ondergaan, weer zijn verkocht.
- de aankoop van goederen, met een levensduur van meer dan één jaar, die
in het productieproces worden gebruikt. Deze worden tot de investeringen
in vaste activa gerekend. Het verbruik van deze goederen wordt over de
economische levensduur verdeeld in de vorm van afschrijvingen.
Bruto toegevoegde waarde
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is gelijk aan
het verschil tussen de productie (basisprijzen) en het intermediair
verbruik (aankoopprijzen).
Beloning werknemers
De beloning van werknemers heeft betrekking op de beloning voor geleverde
arbeid. Als werknemer zijn aangemerkt alle ingezeten en niet-ingezeten
personen die in dienstbetrekking werkzaam zijn. Ook directeuren van NV's
en BV's behoren tot de werknemers, dus hun salarissen zijn ook in de
beloning van werknemers begrepen. Hetzelfde geldt voor medewerkers van
sociale werkplaatsen.
De beloning van werknemers heeft twee componenten: lonen enerzijds en
sociale premies ten laste van werkgevers anderzijds.
De lonen zijn inclusief de door de werkgever ingehouden loonbelasting en
de sociale premies die ten laste komen van de werknemers. Verder omvatten
de lonen naast het periodieke, direct aan werknemers betaalde loon ook
aanvullingen hierop (zoals gratificaties, overwerkvergoeding, fooien en
provisie), het loon in natura (zoals vrij wonen, vrije voeding, 'auto van
de zaak', korting op kinderopvang, rentevoordeel, voordelig reizen) en
het vakantiegeld.
Ook bepaalde vergoedingen voor kosten die door werknemers zijn gemaakt in
verband met de dienstbetrekking, zoals vergoeding voor de kosten van het
woon-werkverkeer, zijn tot de lonen gerekend.
De sociale premies ten laste van werkgevers hebben betrekking op de
werkgeversbijdragen in het kader van de sociale zekerheid.
Zij omvatten premies wettelijke sociale verzekering, particuliere
sociale premies (waaronder pensioenpremies) en toegerekende sociale
premies.
De sociale premies ten laste van werkgevers worden meestal rechtstreeks
door de werkgevers afgedragen aan de verzekeraars.
Niet-productgebonden belastingen
Deze belastingen omvatten alle belastingen op productie die producenten
moeten betalen, ongeacht de hoeveelheid of de waarde van de geproduceerde
of verkochte producten. Voorbeelden hiervan zijn de onroerende
zaakbelasting, reinigingsrechten en rioolrechten betaald door
producenten.
Niet-productgebonden subsidies
Hieronder vallen de overige subsidies op productie. Deze subsidies zijn
niet direct relateerbaar aan de waarde of de hoeveelheid geproduceerde en
verkochte producten. Het betreft vooral de loonsubsidies.
Bruto exploitatieoverschot
Het bruto exploitatieoverschot per bedrijfsklasse is het
saldo dat resteert nadat de toegevoegde waarde tegen
basisprijzen is verminderd met de beloning van werknemers
en het saldo van niet-productgebonden belastingen op productie
en niet-productgebonden subsidies op productie. Bij
zelfstandigen wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat
het ook de beloning voor de door hen geleverde arbeid bevat.
Op het niveau van de totale economie wordt het exploitatie-
overschot bepaald door het totaal van de bedrijfsklassen te
vermeerderen met het verschil toegerekende en afgedragen BTW
en te verminderen met het verbruik van toegerekende bankdiensten.
Arbeidsvolume werknemers
Het arbeidsvolume werknemers is in aansluiting op de Nationale rekeningen
gedefinieerd als het aantal arbeidsjaren, waarbij onder een arbeidsjaar
wordt verstaan de voor de beschouwde activiteit in het desbetreffende
jaar overeengekomen arbeidsduur van een voltijdbaan. Deeltijdbanen worden
bij de arbeidsvolumeberekeningen omgerekend naar voltijdbanen. Dit houdt
in dat naar overeengekomen uren bezien de inhoud van het begrip
arbeidsjaar van jaar tot jaar en van activiteit tot activiteit kan
verschillen. In deze publicatie zijn geen gegevens opgenomen over het
arbeidsvolume zelfstandigen.