Onderwijsinstellingen; financiën, 1998 - 2009

Tabeltoelichting


De gepresenteerde cijfers betreffen gegevens uit de jaarrekeningen van de
gesubsidieerde onderwijsinstellingen in het primair, secundair (voortgezet
onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs) en het tertiair onderwijs (hoger
beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs). De onderwijsinstellingen
worden gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap (OCW) en door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw
en Innovatie (EL&I). De onderwijsinstellingen zijn wettelijk verplicht
om jaarlijks voor 1 juli de jaarrekening bij het Ministerie van OCW in te
dienen.

In de Richtlijn Jaarverslag Onderwijs wordt voorgeschreven op welke wijze
de jaarrekening moet worden opgesteld. Deze richtlijn is met ingang van
verslagjaar 2008 aangepast en sluit nu volledig aan op de wettelijk
voorgeschreven Richtlijn voor de Jaarverslaggeving (Burgerlijk Wetboek,
Boek 2, Titel 9). Voor Onderwijsinstellingen is een apart hoofdstuk in de
Richtlijn Jaarverslaggeving opgenomen waarin de specifieke onderwijszaken
zijn opgenomen (RJ 660). Deze StatLine-tabel is hierop aangepast.
Enkele posten (specificaties) uit de oude Richtlijn zijn in de tabel
gehandhaafd, maar komen niet meer voor in de jaarrekeningen van 2008 en
2009. In december 2011 wordt de tabel volledig herzien waarbij de oude
posten worden toegerekend naar de nieuwe situatie.

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO, voorheen CFI), een baten-lastendienst
van het Ministerie van OCW, verwerkt de gegevens uit de jaarrekeningen en
verstrekt deze in bestandsvorm aan het CBS.

Data over het primair onderwijs zijn pas vanaf verslagjaar 2006
beschikbaar aangezien deze instellingen sinds de invoering van de
lumpsumbekostiging in dat jaar met een jaarrekening financiële
verantwoording aan OCW afleggen.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1998
Frequentie: stopgezet

Status van de cijfers:
De uitkomsten van 1998 tot en met 2008 zijn definitief.
De cijfers van 2009 zijn voorlopig.

Wijzigingen per 11 februari 2011:
De voorlopige cijfers voor 2009 zijn opgenomen.
De cijfers voor 2008 zijn nu definitief.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet van toepassing.

Toelichting onderwerpen

Staat van Baten en lasten
De Staat van Baten en Lasten (voorheen exploitatierekening) geeft een
overzicht van de financiële feiten (baten en lasten) in een bepaalde
periode, het verslagjaar weer.
Niet alle uitgaven komen in het verslagjaar in de staat van baten en
lasten. Zo worden de investeringen in duurzame goederen bijvoorbeeld via
de afschrijvingslasten over meerdere verslagjaren verdeeld. Naast de baten
en lasten worden ook de saldi (zoals het exploitatieresultaat) hier
weergegeven.
Baten, lasten en saldo zijn stroomgegevens die op een heel jaar betrekking
hebben.
Lasten
De lasten van gesubsidieerde onderwijsinstellingen.
Personeelslasten
De betalingen die worden gedaan ter vergoeding van geleverde diensten
door werknemers en andere personen in naam van de organisatie.
Overige personele lasten
De overige kosten aan personeel. Hieronder vallen dotaties (toevoeging)
aan personele voorzieningen en de uitgaven door inhuur van de derden
zoals uitzendkrachten en interim managers.
Dotatie personele voorzieningen
Toevoeging aan personele voorzieningen, voor bijvoorbeeld
wachtgeld, jubilarissen en BAPO (bevordering arbeidsparticipatie ouderen).
Overige lasten
De lasten die niet onder één van de andere posten vallen. Het gaat
voornamelijk om kosten voor niet-duurzame goederen en diensten.
Dotatie overige voorzieningen
De toevoeging (dotatie genaamd) aan de overige voorzieningen. Een
reorganisatievoorziening, een afstudeerfonds en een waarborgfonds zijn
voorbeelden van overige voorzieningen.
Balans
De balans geeft een overzicht van de aanwezige bezittingen (activa) en de
wijze waarop deze bezittingen gefinancierd worden: met eigen vermogen en
schulden (passiva). Activa en passiva zijn standgegevens en hebben
betrekking op 31 december.
Activa
Alle bezittingen waarover de onderwijsinstelling beschikt. Een
hoofdonderscheid bestaat tussen bezittingen die meer duurzaam van aard
zijn en bezittingen waarvoor dit minder geldt. De duurzame bezittingen
zijn de vaste activa. De minder duurzame zijn de vlottende activa.
Vaste activa
Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële,
materiële en financiële vaste activa. Het betreft eigendommen die in
economische zin bestemd zijn om duurzaam (langer dan één jaar) bij te
dragen aan de werkzaamheid van de instelling.
Materiële vaste activa
Bezittingen die stoffelijk aanwezig zijn en die duurzaam bijdragen aan de
werkzaamheid van de instelling. Het gaat om werkelijke, fysiek aanwezige
activa. Het betreft eigendommen die in economische zin bestemd zijn om
duurzaam (langer dan één jaar) bij te dragen aan de werkzaamheid van de
instelling.
In uitvoering en vooruitbetalingen
Gebouwen in aanbouw en apparatuur die nog in ontwikkelingsfase is.
Vlottende activa
Eigendommen en financiële belangen die de onderwijsinstelling binnen één
jaar aanwendt voor de uitoefening van haar werkzaamheid, maar ook
vorderingen die binnen één jaar worden afgewikkeld. Onder de vlottende
activa worden afzonderlijk opgenomen de voorraden, vorderingen, effecten
en liquide middelen.
Voorraden
Dit zijn materiële vlottende activa die de onderwijsinstelling gebruikt
om diensten te verlenen of goederen te vervaardigen, of die bestemd zijn
om te worden verkocht. Onder voorraden valt ook het onderhanden werk in
de vorm van lopende projecten.
Totaal voorraden
Het totaal van materiële vlottende activa die de onderwijsinstelling
gebruikt om diensten te verlenen of goederen te vervaardigen, of die
bestemd zijn om te worden verkocht. Onder voorraden valt ook het
onderhanden werk in de vorm van lopende projecten.
Gebruiksgoederen
Dit zijn materiële vlottende activa die de onderwijsinstelling gebruikt
om diensten te verlenen of goederen te vervaardigen, of die bestemd zijn
om te worden verkocht.
Vooruitbetaald op voorraden
Vooruitbetaling op goederen die niet als vaste activa beschouwd worden.
Mutaties onderhanden werk
Dit is onderhanden werk in de vorm van lopende projecten. In de nieuwe
Richtlijn Jaarverslag Onderwijs komt deze post niet meer voor.
Vorderingen
Kortlopende (financiële) uitzettingen met een looptijd van minder van één
jaar.
Af: Voorzieningen wegens oninbaarheid
Voorziening dubieuze debiteuren. Als instellingen verwachten dat de
vorderingen op debiteuren niet volledig geïnd zullen worden, dan kan
hiervoor een voorziening worden getroffen. Deze voorziening wordt als
aftrekpost bij de vorderingen opgenomen.
Passiva
Het totaal aan vermogensbestanddelen waarover de onderwijsinstellingen
beschikken. Een hoofdonderscheid bestaat tussen passiva die duurzaam van
aard zijn en passiva waarvoor dit minder geldt. De duurzame
vermogensbestanddelen zijn de vaste passiva. De minder duurzame zijn de
vlottende passiva.
Een ander hoofdonderscheid betreft het verschil tussen eigen en vreemd
vermogen. Het eigen vermogen behoort aan de onderwijsinstelling zelf. Bij
vreemd vermogen is sprake van een schuld of verplichting aan anderen. Het
vreemd vermogen geeft daarmee ook aan welk mogelijk beslag (claim van
anderen) er ligt op de bezittingen. Tot het vreemd vermogen behoren de
voorzieningen, de langlopende en de kortlopende schulden.
Tegenover de passiva staan de activa. De activa zijn de totale bezittingen
zoals die gevormd/verkregen zijn door het inzetten van het (totale)
vermogen.
Voorzieningen
Reservering voor toekomstige uitgaven waarbij de hoogte en het tijdstip
van de besteding goed ingeschat kan worden. Een voorziening heeft in
tegenstelling tot een bestemmingsreserve altijd een vaste bestemming die
niet meer aangepast kan worden. De toekomstige uitgaven worden bij een
voorziening gespreid over de resterende jaren tot de toekomstige uitgaven
en al als lasten meegenomen (dotatie aan voorziening).
Totaal voorzieningen
Het totaal van reserveringen voor toekomstige uitgaven waarbij de hoogte
en het tijdstip van de besteding goed ingeschat kan worden. Een
voorziening heeft, in tegenstelling tot een bestemmingsreserve, altijd een
vaste bestemming die niet meer aangepast kan worden. De toekomstige
uitgaven worden bij een voorziening gespreid over de resterende jaren tot
de toekomstige uitgaven en als lasten meegenomen (dotatie aan
voorziening).
Personeelsvoorzieningen
Voorzieningen voor bijvoorbeeld wachtgeld, jubilarissen en BAPO
(bevordering arbeidsparticipatie ouderen).
Voorziening verlieslatende contracten
Een voorziening om tegenvallers bij contractuele verplichtingen op te
kunnen vangen. Deze post is nieuw ingevoerd bij de nieuwe Richtlijn
Jaarverslag Onderwijs. In het onderwijs zal deze voorziening niet vaak
van toepassing zijn.
Overige voorzieningen
Voorzieningen die geen betrekking hebben op te voorziene personele
uitgaven of ter dekking van verlieslatende contracten.
Totaal overige voorzieningen
Het totaal aan overige voorzieningen.
Onderhoudsvoorziening
Deze voorziening beoogt een spreiding van kosten voor de uitgaven van
groot planmatig onderhoud aan onroerende zaken die over de jaren heen een
onregelmatig verloop hebben. In de nieuwe Richtlijn Jaarverslag Onderwijs
is de voorziening onderhoud niet meer als hoofdpost opgenomen en valt nu
onder de overige voorzieningen.
Overige voorzieningen
Een reorganisatievoorziening, een afstudeerfonds en een waarborgfonds zijn
voorbeelden van overige voorzieningen.
Kortlopende schulden
Schulden die binnen één jaar na afloop van het verslagjaar moeten worden
afgelost. Schulden die buiten deze periode afgelost moeten worden vallen
onder de langlopende schulden.
Vooruitgefact.en ontvangen termijnen OHW
Vooruitgefactureerde en ontvangen termijnen ten aanzien van onderhanden
werk.