Inkomensontwikkeling grote steden

Inkomensontwikkeling grote steden

Regio's Perioden Regionale inkomensverdeling (abs.) Aantal inkomenstrekkers (aantal) Regionale inkomensverdeling (abs.) Gemiddeld inkomen (euro) Regionale inkomensverdeling (abs.) Inkomenssom (x 1000 euro) Mediaan (euro) Ongelijkheidsmaten Gini-coëfficient (coëfficient) Ongelijkheidsmaten Theil-coëfficient (coëfficient) Ongelijkheidsmaten Relatieve interkwartiel afstand (coëfficient) 25%-groepsverdeling (abs.) Aantallen 1e 25%-groep (aantal) 25%-groepsverdeling (abs.) Aantallen 2e 25%-groep (aantal) 25%-groepsverdeling (abs.) Aantallen 3e 25%-groep (aantal)
Nederland 2000 8.093.800 20.875 16.896.010 18.368 0,311 0,177 0,753 2.023.500 2.023.500 2.023.500
Alkmaar 2000 49.500 19.901 985.100 17.463 0,292 0,146 0,736 13.000 13.500 12.100
Almelo 2000 35.700 18.807 671.400 16.489 0,290 0,148 0,728 10.600 10.200 8.200
Amersfoort 2000 65.700 22.073 1.450.200 19.414 0,301 0,160 0,733 13.900 16.300 17.400
Amsterdam 2000 429.200 19.000 8.154.600 16.618 0,307 0,185 0,668 129.400 120.120 108.800
Apeldoorn 2000 79.400 21.111 1.676.200 18.557 0,308 0,167 0,765 19.500 19.600 19.500
Arnhem 2000 76.700 18.850 1.445.800 16.477 0,294 0,155 0,683 22.300 22.600 18.100
Assen 2000 30.200 20.010 604.300 17.425 0,298 0,152 0,763 8.300 7.900 7.000
Breda 2000 85.100 20.828 1.772.500 18.305 0,309 0,171 0,743 21.000 21.800 21.400
Deventer 2000 43.500 19.639 855.100 17.484 0,294 0,157 0,692 11.200 12.000 11.300
Dordrecht 2000 62.000 20.274 1.257.000 17.674 0,300 0,156 0,750 16.600 16.200 15.000
Ede 2000 48.600 21.609 1.050.200 19.588 0,311 0,176 0,756 11.000 11.200 12.400
Eindhoven 2000 109.800 20.010 2.197.100 17.635 0,301 0,164 0,712 29.000 29.500 27.700
Emmen 2000 54.700 18.916 1.034.700 17.041 0,295 0,163 0,711 15.400 15.000 13.900
Enschede 2000 75.300 18.511 1.393.900 16.086 0,306 0,172 0,745 23.900 21.100 17.000
's-Gravenhage 2000 247.400 19.649 4.861.200 16.838 0,308 0,174 0,697 71.000 69.700 59.100
Groningen 2000 93.600 17.353 1.624.200 15.369 0,306 0,166 0,701 33.000 27.200 20.100
Haarlem 2000 83.800 20.310 1.702.000 17.919 0,295 0,154 0,698 21.200 22.500 21.600
Haarlemmermeer 2000 56.100 23.676 1.328.200 20.884 0,316 0,182 0,786 10.800 12.400 13.500
Heerlen 2000 50.900 18.660 949.800 16.460 0,282 0,138 0,669 14.800 15.000 12.200
Helmond 2000 41.100 19.689 809.200 17.415 0,295 0,158 0,711 10.600 11.700 10.000
Hengelo (O.) 2000 40.800 20.223 825.100 17.952 0,291 0,152 0,709 9.800 11.400 10.300
's-Hertogenbosch 2000 69.900 20.775 1.452.200 18.282 0,305 0,164 0,748 17.500 17.800 17.500
Leeuwarden 2000 47.000 18.317 860.900 15.975 0,303 0,161 0,741 15.400 13.000 10.400
Leiden 2000 62.600 20.297 1.270.600 17.615 0,319 0,178 0,733 17.100 16.200 15.400
Maastricht 2000 62.900 19.440 1.222.800 16.990 0,312 0,173 0,767 18.800 16.100 14.900
Nijmegen 2000 83.300 18.754 1.562.200 16.429 0,303 0,164 0,689 25.300 23.700 19.700
Rotterdam 2000 324.600 18.454 5.990.100 16.078 0,292 0,153 0,687 102.700 92.500 76.800
Schiedam 2000 40.200 19.684 791.300 17.347 0,285 0,141 0,695 10.800 11.100 10.200
Tilburg 2000 101.700 19.274 1.960.200 17.057 0,298 0,155 0,715 28.500 28.500 24.200
Utrecht 2000 141.300 19.599 2.769.300 17.581 0,296 0,158 0,652 37.300 38.700 38.700
Venlo 2000 46.500 19.456 904.700 17.059 0,305 0,172 0,746 13.100 12.700 11.000
Zaanstad 2000 71.100 20.855 1.482.800 18.635 0,288 0,143 0,728 16.400 18.300 18.300
Zoetermeer 2000 54.100 23.218 1.256.100 20.612 0,303 0,159 0,820 10.800 12.000 12.900
Zwolle 2000 55.400 20.175 1.117.700 17.871 0,300 0,157 0,737 14.300 14.600 13.600
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting

Inkomensontwikkeling; 34 grote steden,
inkomensongelijkheidsmaatstaven
1950 - 2000
Gewijzigd op 23 juni 2004.
Verschijningsfrequentie: Stopgezet.

Toelichting onderwerpen

Regionale inkomensverdeling (abs.)
De absolute gegevens zijn opgenomen om de gebruiker in staat te stellen
de gegevens te berekenen voor andere regionale indelingen. Voor de
vergelijking in de tijd zijn deze gegevens niet bruikbaar als gevolg van
definitieverschillen en verschillen in onderzoeksmethode tussen de jaren.
Aantal inkomenstrekkers
Een inkomenstrekker is elke persoon die in de loop van het jaar inkomen
heeft genoten. Gehuwde paren vormen met hun gezamenlijk inkomen één
inkomensontvanger.
Gemiddeld inkomen
Gemiddeld besteedbaar inkomen in euro.
Inkomenssom
Som van de bedragen besteedbaar inkomen.
Mediaan
Centrummaat: een waarde waaronder en waarboven de helft van alle scores
voorkomen.
Ongelijkheidsmaten
Ten behoeve van de analyse van de inkomensongelijkheid worden in deze
publicatie inkomensongelijkheidsmaten gepresenteerd. Deze maten hebben de
eigenschap dat een hogere waarde van de ongelijkheidsmaat wijst op een
grotere inkomensongelijkheid. Als alle inkomens gelijk zijn, dan worden
alle maten gelijk aan 0. Als er alleen positieve inkomens voorkomen dan
is de maximale waarde van de Ginicoefficient
gelijk aan 1. Alle gepresenteerde inkomensongelijkheidsmaten zijn
relatief d.w.z. ze veranderen niet als alle inkomens met een gelijk
percentage stijgen.
Gini-coëfficient
De Gini-coëfficient (G) is gevoelig voor alle inkomensoverdrachten en niet
speciaal voor overdrachten binnen een bepaald gebied van de
inkomensverdeling. G neemt toe als er een inkomensoverdracht plaatsvindt
van iemand met een laag inkomen naar iemand met een hoger inkomen. De
betekenis van de G kan geïllustreerd worden met behulp van de
Lorenzkromme. De Lorenzkromme is de grafiek van het cumulatieve inkomens
als functie van het cumulatief aantal inkomenseenheden. G is gelijk aan
de verhouding van de oppervlakte tussen de Lorenz-kromme en de
diagonaal en de oppervlakte van de driehoek onder de diagonaal.
Theil-coëfficient
De Theil-coëfficient (T) is gevoelig voor alle inkomensoverdrachten bij de
lagere inkomens. T neemt toe als er een inkomensoverdracht plaatsvindt
van iemand met een laag inkomen naar iemand met een hoger inkomen. Een
probleem vormen de negatieve inkomens, daarvoor is T niet gedefinieerd.
Dit probleem wordt opgelost door de negatieve inkomens te salderen met
de laagste positieve inkomens.
Relatieve interkwartiel afstand
De relatieve interkwartielsafstand (I) is een vrij eenvoudige maat.
I= (hoogste inkomen in de derde kwartielgroep) minus (hoogste inkomen
in de eerste kwartielgroep) gedeeld door de mediaan.
I is ongevoelig voor verschuivingen in de kwartielgroepen.
25%-groepsverdeling (abs.)
Voor het bepalen van de 25%-groepsverdeling zijn de inkomenstrekkers
gerangschikt naar hoogte van het inkomen en vervolgens ingedeeld in
vier qua aantal gelijke groepen. Landelijk bevat elke kwartielgroep
dus 25% van de inkomenstrekkers. Indien de inkomensverdeling binnen
een gemeente gelijk is aan de landelijke verdeling zal elke
kwartielgroep eveneens 25% van de inkomenstrekkers binnen deze
gemeente bevatten. Lagere percentages geven ondervertegenwoordiging,
hogere percentages oververtegenwoordiging aan.
Aantallen
Aantal per 25%-groep.
1e 25%-groep
2e 25%-groep
3e 25%-groep