Institutionele beleggers; balans 1998 - 2012

Institutionele beleggers; balans 1998 - 2012

Institutionele beleggers Perioden Activa Obligaties Totaal obligaties (mln euro) Activa Obligaties Obligaties buitenland (mln euro) Activa Obligaties Obligaties overheid Totaal overheid (mln euro) Activa Obligaties Obligaties overheid Centrale overheid (mln euro) Activa Obligaties Obligaties overheid Lagere overheid (mln euro) Activa Obligaties Obligaties financiële instellingen Totaal financiële instellingen (mln euro) Activa Obligaties Obligaties financiële instellingen Geldscheppende financiële instellingen (mln euro) Activa Obligaties Obligaties financiële instellingen Verzekeringsinstellingen (mln euro) Activa Obligaties Obligaties financiële instellingen Beleggingsinstellingen (mln euro) Activa Obligaties Obligaties financiële instellingen Overige niet-geldscheppende fin. inst. (mln euro) Activa Obligaties Obligaties overig binnenland Totaal overig binnenland (mln euro) Activa Obligaties Obligaties overig binnenland Particuliere bedrijven (mln euro) Activa Obligaties Obligaties overig binnenland Instellingen op gezondheidsgebied (mln euro) Activa Obligaties Obligaties overig binnenland Overheidsbedrijven (mln euro) Passiva Obligaties (mln euro)
Totaal institutionele beleggers 2012* 583.220 442.320 84.971 84.971 - 48.675 12.676 193 78 35.728 7.254 7.254 - - 2.823
Pensioenfondsen 2012* 248.119 192.584 37.942 37.942 - 14.826 4.022 - 78 10.726 2.767 2.767 - - -
Verzekeraars 2012* 200.461 127.600 40.366 40.366 - 28.499 5.372 190 - 22.937 3.996 3.996 - - 1.361
Beleggingsinstellingen 2012* 134.640 122.136 6.663 6.663 - 5.350 3.282 3 - 2.065 491 491 - - 1.462
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat de balansgegevens van de institutionele beleggers. Het maakt analyses mogelijk over de verschuivingen binnen de balans van institutionele beleggers. Dat kan niet alleen voor het totaal van institutionele beleggers, maar ook voor de drie groepen: pensioenfondsen, verzekeraars en beleggingsinstellingen.

Gegevens beschikbaar van 1998 tot en met 2012.

Status van de cijfers:
De cijfers in deze tabel zijn tot en met 2010 definitief, de uitkomsten voor 2011 zijn nader voorlopig en voor 2012 voorlopig. Aangezien deze tabel is stopgezet, worden de gegevens niet meer definitief gemaakt.

Wijzigingen per 5 februari 2015:
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.
Deze tabel wordt opgevolgd door Institutionele beleggers; balans. Zie paragraaf 3.

Toelichting onderwerpen

Activa
Obligaties
Verhandelbare waardepapieren met een oorspronkelijke looptijd van 1 jaar
of meer. Meestal is sprake van een vaste rentevergoeding, maar ook
floating rate notes (obligaties met een variabele rente) en zero-coupon
obligaties (obligaties die ver onder de nominale waarde zijn uitgegeven en
waarover geen rente wordt vergoed) komen voor.
Totaal obligaties
Obligaties overheid
Totaal overheid
De overheid bestaat uit instellingen die diensten leveren bestemd voor
collectief gebruik, dus bestemd voor de gehele bevolking. De
dienstverlening is gratis of tegen prijzen die minder dan de helft van de
kosten dekken. De kosten worden voornamelijk gefinancierd uit belastingen.
De overheid kan worden opgesplitst in drie groepen: de centrale overheid,
de lagere overheid en de wettelijke sociale verzekeringsinstellingen.
Centrale overheid
De centrale overheid bestaat uit alle bestuursinstellingen van de staat
en andere centrale instellingen waarvan de bevoegdheid zich over heel
Nederland uitstrekt.
Lagere overheid
De lagere overheid omvat de instellingen van openbaar bestuur waarvan de
bevoegdheid beperkt is tot een deel van Nederland, zoals provincies,
gemeenten en waterschappen.
Obligaties financiële instellingen
Totaal financiële instellingen
De financiële instellingen zijn bedrijven en instellingen met als
hoofdfunctie financiële intermediatie. Dit betekent dat ze een
bemiddelende rol spelen tussen partijen die voor kortere of langere tijd
financiële middelen ter beschikking hebben en partijen die behoefte hebben
aan extra financiële middelen.
De financiële instellingen als geldnemer worden verdeeld in geldscheppende
financiële instellingen, verzekeringsinstellingen, beleggingsinstellingen
en overige niet-geldscheppende financiële instellingen.
Geldscheppende financiële instellingen
Het belangrijkste kenmerk van geldscheppende financiële instellingen is
dat deze instellingen schulden aangaan in de vorm van chartaal geld,
giraal geld en deposito's. Het deel van deze schulden dat in bezit is van
niet-geldscheppende financiële instellingen wordt de liquiditeitenmassa
of de geldhoeveelheid genoemd. De omvang van de liquiditeitenmassa
speelt een belangrijke rol bij de beslissingen van de Europese Centrale
Bank ECB om de rente al dan niet te veranderen.
De geldscheppende financiële instellingen gebruiken de verkregen middelen
voor het verstrekken van leningen en het kopen van waardepapieren. De
volgende instellingen maken deel uit van de geldscheppende financiële
instellingen:
De Nederlandsche Bank N.V., de algemene banken, de coöperatief
georganiseerde kredietinstellingen en haar centrale kredietinstelling, de
spaarbanken en de effectenkredietinstellingen.
Effectenkredietinstellingen zijn instellingen die bemiddelen bij de
handel in effecten op de beurs en krediet verlenen op onderpand van
effecten.
Verzekeringsinstellingen
Totaal van pensioenfondsen en verzekeraars.
Beleggingsinstellingen
Beleggingsinstellingen zijn instellingen die middelen aantrekken bij een
breed publiek door uitgifte van aandelen en deze middelen beleggen in
aandelen, obligaties, waardepapieren op korte termijn, leningen, onroerend
goed en deposito's. De populatie bestaat uit de beleggingsinstellingen die
vallen onder de Wet toezicht beleggingsinstellingen (1990, Staatsblad 380)
met uitzondering van de beleggingsinstellingen die voor meer dan 50
procent in bezit zijn van verzekeraars. In de brongegevens van de
beleggingsinstellingen heeft toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB)
begin 2009 ingrijpende veranderingen doorgevoerd in de uitkomsten vanaf
eind 2008. De belangrijkste verandering betreft de toevoeging van de
institutionele belegginginstellingen, dit zijn beleggingsinstellingen die
werken ten behoeve van één of enkele pensioenfondsen, verzekeraars en
andere beleggingsinstellingen. De Nationale rekeningen heeft vanwege haar
revisiestrategie de daardoor ontstane breuk via een correctie ongedaan
gemaakt. Deze correctie is hier ook toegepast. Dit betekent dat de
balansgegevens van de eind 2008 al bestaande institutionele
beleggingsinstellingen niet zijn meegenomen. Maar de balansmutaties van
deze alsmede de vanaf 2009 nieuw opgerichte institutionele
beleggingsinstellingen maken wel deel uit van de uitkomsten.
Overige niet-geldscheppende fin. inst.
Overige niet-geldscheppende financiële instellingen.
Dit zijn:
- holdingmaatschappijen van verzekeraars, deze beheren aandelen van
binnenlandse en buitenlandse rechtspersonen waarvan de holdingmaatschappij
een meerderheidsbelang bezit
- special purpose vehicles (SPV's), dit zijn Nederlandse bedrijven die
bezittingen van andere Nederlandse of buitenlandse bedrijven overnemen en
dit financieren door obligaties te plaatsen
- hypotheekbanken en bouwfondsen, voorzover deze geen bankvergunning
hebben want dan zijn ze onderdeel van de geldscheppende financiële
instellingen
- participatiemaatschappijen en (regionale) ontwikkelingsmaatschappijen.
Deze maatschappijen verstrekken leningen en risicodragend kapitaal aan
bedrijven in combinatie met advisering over en ondersteuning van het
beleid.
- financieringsmaatschappijen, waartoe worden gerekend instellingen die op
grond van de Wet op het consumentenkrediet (Staatsblad 1990,395)
vergunning hebben voor het afsluiten van huurkoop- en afbetalingskredieten
en voor het verstrekken van geldkredieten aan particulieren. Dit exclusief
de financieringsmaatschappijen die deel uitmaken van de geldscheppende
financiële instellingen of van autodealers.
- gemeentelijke kredietbanken.
Obligaties overig binnenland
Totaal overig binnenland
Deze groep bevat bedrijven, instellingen zonder zakelijk doel en gezinnen.
Tot de bedrijven worden gerekend de instellingen met als hoofdfunctie het
produceren van niet-financiële goederen en verhandelbare diensten. Dit
zijn particuliere bedrijven, instellingen op gezondheidsgebied,
overheidsbedrijven en woningbouwverenigingen.
Particuliere bedrijven
De particuliere bedrijven zijn privaatrechtelijke bedrijven en
instellingen werkzaam op het gebied van landbouw, industrie, handel,
verkeer en dienstverlening. Het aandelenkapitaal is voor minimaal de
helft in bezit van anderen dan de overheid.
Instellingen op gezondheidsgebied
Deze groep omvat instellingen zoals ziekenhuizen, klinieken,
psychiatrische inrichtingen, verpleeg- en verzorgingstehuizen en
instellingen op het gebied van maatschappelijke dienstverlening.
Overheidsbedrijven
Deze groep omvat zowel privaat- als publiekrechtelijke instellingen. De
privaatrechtelijke overheidsbedrijven zijn niet-financiële bedrijven
waarvan het aandelenkapitaal voor meer dan de helft in handen is van de
overheid. Voorbeelden zijn openbare nutsbedrijven en openbare
vervoerbedrijven met als juridische status de naamloze vennootschap. De
publiekrechtelijke overheidsbedrijven zijn staatsbedrijven,
gemeenschappelijke regelingen met een bedrijfskarakter, en de takken van
dienst van gemeenten en provincies met een bedrijfskarakter.
Obligaties buitenland
Passiva
Obligaties
Verhandelbare waardepapieren met een oorspronkelijke looptijd van 1 jaar
of meer. Meestal is sprake van een vaste rentevergoeding, maar ook
floating rate notes (obligaties met een variabele rente) en zero-coupon
obligaties (obligaties die ver onder de nominale waarde zijn uitgegeven
en waarover geen rente wordt vergoed) komen voor.