Huishoudens naar voertuigenbezit en achtergrondkenmerken, 1985-2007

Huishoudens naar voertuigenbezit en achtergrondkenmerken, 1985-2007

Huishoudenskenmerken Perioden Huishoudens met meer dan twee auto's (% totaal huishoudens) Huishoudens met twee auto's (% totaal huishoudens) Huishoudens met één auto (% totaal huishoudens) Huishouden met motorrijwiel (% totaal huishoudens) Huishoudens met bromfiets (% totaal huishoudens) Huishoudens met snorfiets (% totaal huishoudens) Huishoudens met fiets (% totaal huishoudens) Huishoudens met overig/geen voertuig (% totaal huishoudens)
Totaal huishouden 2007 2,3 21,8 55,2 0,2 0,6 0,4 13,5 6,0
Stedelijkheid:Zeer sterk stedelijk 2007 . . . . . . . .
Stedelijkheid:Sterk stedelijk 2007 . . . . . . . .
Stedelijkheid:Matig stedelijk 2007 . . . . . . . .
Stedelijkheid:Weinig stedelijk 2007 . . . . . . . .
Stedelijkheid:Niet stedelijk 2007 . . . . . . . .
Eenpersoonshuishouden 2007 0,2 1,0 55,3 0,4 1,0 0,7 26,8 14,6
Tweepersoonshuishouden 2007 1,0 25,0 62,8 0,1 0,5 0,3 8,3 2,0
Driepersoonshuishouden 2007 4,2 39,5 48,7 0,3 0,2 0,5 5,7 0,9
Vierpersoonshuishouden 2007 6,6 42,9 46,8 0,1 0,2 0,1 3,0 0,5
Vijfpersoonshuishouden 2007 7,0 44,1 45,9 . 0,2 . 2,4 0,5
Zespersoonshuishouden of meer 2007 10,5 38,9 44,8 . . . 4,9 1,0
Jaarinkomen: minder dan 7 500 euro 2007 . . . . . . . .
Jaarinkomen: 7 500 tot 15 000 euro 2007 . . . . . . . .
Jaarinkomen: 15 000 tot 22 500 euro 2007 . . . . . . . .
Jaarinkomen: 22 500 tot 30 000 euro 2007 . . . . . . . .
Jaarinkomen: 30 000 euro of meer 2007 . . . . . . . .
Bron: CBS
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


In deze tabel vindt u informatie over het voertuigenbezit van Nederlandse
huishoudens naar huishoudkenmerken (stedelijkheidsgraad woongemeente,
inkomensklasse en grootte van het huishouden).

Het vervoermiddelenbezit in huishoudens is weergegeven in een ordinale
schaal. De reden hiervoor is dat veel huishoudens over meer dan één
vervoermiddel beschikken. Om een duidelijker beeld te krijgen van de wijze
waarop het vervoermiddelenbezit is geordend, is het raadzaam om alle
onderwerpen (de gehele tabel) te selecteren. Bij de nu volgende toelichting
is hiervan uitgegaan.

Voorbeeld1: in de kolom onder 'motorrijwiel' in 1999 is vermeld dat 0,2%
van de tweepersoonshuishoudens over een motorrijwiel beschikt. Het is
echter mogelijk dat deze tweepersoonshuishoudens naast een motorrijwiel ook
over één of meer andere vervoermiddelen beschikken. De tabel is zó geordend
dat er wél vervoermiddelen in de tweepersoonshuishoudens kunnen voorkomen
die rechts van de kolom 'motorrijwiel' staan (dus wél bromfiets, fiets
e.d.), maar géén vervoermiddelen die links staan vermeld ( dus niet, één of
meer auto's).

Voorbeeld 2: om te berekenen hoeveel tweepersoonshuishoudens over minimaal
één auto beschikken mogen de percentages onder de kolommen '1 auto', '2
auto's' en 'Meer dan twee auto's' bij elkaar worden opgeteld. In 1999 had
85,8% van de tweepersoonshuishoudens minimaal één auto in bezit, omgekeerd
was 14,2 % van deze huishoudens autoloos (totaal van de kolommen onder
'motorrijwiel' tot en met 'Geen/overige').

href="http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=37556&D1=a&D2=
101-108&VW=T">Voor aantal huishoudens zie statlinetabel: Historie
bevolking.


De mobiliteitsgegevens voor de jaren 1985-2003 zijn verkregen uit de door
het Centraal Bureau voor de statistiek (CBS) jaarlijks uitgevoerde enquête
Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG). Sinds 2004 zijn de mobiliteitsgegevens
afkomstig uit het Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON) van Dienst Verkeer
en Scheepvaart (DVS), een onderdeel van het Ministerie van Verkeer en
Waterstaat.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1985.

Status van de cijfers
Cijfers op basis van OVG/MON zijn altijd definitief.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Deze tabel is stopgezet per 20-03-2012.

Toelichting onderwerpen

Huishoudens met meer dan twee auto's
Het vervoermiddelenbezit in huishoudens is weergegeven in een ordinale
schaal. De reden hiervoor is dat veel huishoudens over meer dan één
vervoermiddel beschikken. Om een duidelijker beeld te krijgen van de
wijze waarop het vervoermiddelenbezit is geordend, is het raadzaam om
alle onderwerpen (de gehele tabel) te selecteren. Bij de nu volgende
toelichting is hiervan uitgegaan.
Voorbeeld1: in de kolom onder 'motorrijwiel' in 1999 is vermeld dat 0,2%
van de tweepersoonshuishoudens over een motorrijwiel beschikt. Het is
echter mogelijk dat deze tweepersoonshuishoudens naast een
motorrijwiel ook over één of meer andere vervoermiddelen beschikken.
De tabel is zó geordend dat er wél vervoermiddelen in de
tweepersoonshuishoudens kunnen voorkomen die rechts van de kolom
'motorrijwiel' staan (dus wél bromfiets, fiets e.d.), maar géén
vervoermiddelen die links staan vermeld ( dus niet, één of meer auto's).
Voorbeeld 2: om te berekenen hoeveel tweepersoonshuishoudens over
minimaal één auto beschikken mogen de percentages onder de
kolommen '1 auto', '2 auto's' en 'Meer dan twee auto's' bij elkaar
worden opgeteld. In 1999 had 85,8% van de tweepersoonshuishoudens
minimaal één auto in bezit, omgekeerd was 14,2 % van deze huishoudens
autoloos (totaal van de kolommen onder 'motorrijwiel' tot en met
'Geen/overige').
Voor aantal huishoudens zie statlinetabel: href="http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp?STB=G1&LA=nl&DM=SLNL&PA=375
56&D1=45&D2=92-l&HDR=T">Historie bevolking.
Huishoudens met twee auto's
Het vervoermiddelenbezit in huishoudens is weergegeven in een ordinale
schaal. De reden hiervoor is dat veel huishoudens over meer dan één
vervoermiddel beschikken. Om een duidelijker beeld te krijgen van de
wijze waarop het vervoermiddelenbezit is geordend, is het raadzaam om
alle onderwerpen (de gehele tabel) te selecteren. Bij de nu volgende
toelichting is hiervan uitgegaan.
Voorbeeld1: in de kolom onder 'motorrijwiel' in 1999 is vermeld dat 0,2%
van de tweepersoonshuishoudens over een motorrijwiel beschikt. Het is
echter mogelijk dat deze tweepersoonshuishoudens naast een
motorrijwiel ook over één of meer andere vervoermiddelen beschikken.
De tabel is zó geordend dat er wél vervoermiddelen in de
tweepersoonshuishoudens kunnen voorkomen die rechts van de kolom
'motorrijwiel' staan (dus wél bromfiets, fiets e.d.), maar géén
vervoermiddelen die links staan vermeld ( dus niet, één of meer auto's).
Voorbeeld 2: om te berekenen hoeveel tweepersoonshuishoudens over
minimaal één auto beschikken mogen de percentages onder de
kolommen '1 auto', '2 auto's' en 'Meer dan twee auto's' bij elkaar
worden opgeteld. In 1999 had 85,8% van de tweepersoonshuishoudens
minimaal één auto in bezit, omgekeerd was 14,2 % van deze huishoudens
autoloos (totaal van de kolommen onder 'motorrijwiel' tot en met
'Geen/overige').
Voor aantal huishoudens zie statlinetabel: href="http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp?STB=G1&LA=nl&DM=SLNL&PA=375
56&D1=45&D2=92-l&HDR=T">Historie bevolking.
Huishoudens met één auto
Het vervoermiddelenbezit in huishoudens is weergegeven in een ordinale
schaal. De reden hiervoor is dat veel huishoudens over meer dan één
vervoermiddel beschikken. Om een duidelijker beeld te krijgen van de
wijze waarop het vervoermiddelenbezit is geordend, is het raadzaam om
alle onderwerpen (de gehele tabel) te selecteren. Bij de nu volgende
toelichting is hiervan uitgegaan.
Voorbeeld1: in de kolom onder 'motorrijwiel' in 1999 is vermeld dat 0,2%
van de tweepersoonshuishoudens over een motorrijwiel beschikt. Het is
echter mogelijk dat deze tweepersoonshuishoudens naast een
motorrijwiel ook over één of meer andere vervoermiddelen beschikken.
De tabel is zó geordend dat er wél vervoermiddelen in de
tweepersoonshuishoudens kunnen voorkomen die rechts van de kolom
'motorrijwiel' staan (dus wél bromfiets, fiets e.d.), maar géén
vervoermiddelen die links staan vermeld ( dus niet, één of meer auto's).
Voorbeeld 2: om te berekenen hoeveel tweepersoonshuishoudens over
minimaal één auto beschikken mogen de percentages onder de
kolommen '1 auto', '2 auto's' en 'Meer dan twee auto's' bij elkaar
worden opgeteld. In 1999 had 85,8% van de tweepersoonshuishoudens
minimaal één auto in bezit, omgekeerd was 14,2 % van deze huishoudens
autoloos (totaal van de kolommen onder 'motorrijwiel' tot en met
'Geen/overige').
Voor aantal huishoudens zie statlinetabel: href="http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp?STB=G1&LA=nl&DM=SLNL&PA=375
56&D1=45&D2=92-l&HDR=T">Historie bevolking.
Huishouden met motorrijwiel
Het vervoermiddelenbezit in huishoudens is weergegeven in een ordinale
schaal. De reden hiervoor is dat veel huishoudens over meer dan één
vervoermiddel beschikken. Om een duidelijker beeld te krijgen van de
wijze waarop het vervoermiddelenbezit is geordend, is het raadzaam om
alle onderwerpen (de gehele tabel) te selecteren. Bij de nu volgende
toelichting is hiervan uitgegaan.
Voorbeeld1: in de kolom onder 'motorrijwiel' in 1999 is vermeld dat 0,2%
van de tweepersoonshuishoudens over een motorrijwiel beschikt. Het is
echter mogelijk dat deze tweepersoonshuishoudens naast een
motorrijwiel ook over één of meer andere vervoermiddelen beschikken.
De tabel is zó geordend dat er wél vervoermiddelen in de
tweepersoonshuishoudens kunnen voorkomen die rechts van de kolom
'motorrijwiel' staan (dus wél bromfiets, fiets e.d.), maar géén
vervoermiddelen die links staan vermeld ( dus niet, één of meer auto's).
Voorbeeld 2: om te berekenen hoeveel tweepersoonshuishoudens over
minimaal één auto beschikken mogen de percentages onder de
kolommen '1 auto', '2 auto's' en 'Meer dan twee auto's' bij elkaar
worden opgeteld. In 1999 had 85,8% van de tweepersoonshuishoudens
minimaal één auto in bezit, omgekeerd was 14,2 % van deze huishoudens
autoloos (totaal van de kolommen onder 'motorrijwiel' tot en met
'Geen/overige').
Voor aantal huishoudens zie statlinetabel: href="http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp?STB=G1&LA=nl&DM=SLNL&PA=375
56&D1=45&D2=92-l&HDR=T">Historie bevolking.
Huishoudens met bromfiets
Het vervoermiddelenbezit in huishoudens is weergegeven in een ordinale
schaal. De reden hiervoor is dat veel huishoudens over meer dan één
vervoermiddel beschikken. Om een duidelijker beeld te krijgen van de
wijze waarop het vervoermiddelenbezit is geordend, is het raadzaam om
alle onderwerpen (de gehele tabel) te selecteren. Bij de nu volgende
toelichting is hiervan uitgegaan.
Voorbeeld1: in de kolom onder 'motorrijwiel' in 1999 is vermeld dat 0,2%
van de tweepersoonshuishoudens over een motorrijwiel beschikt. Het is
echter mogelijk dat deze tweepersoonshuishoudens naast een
motorrijwiel ook over één of meer andere vervoermiddelen beschikken.
De tabel is zó geordend dat er wél vervoermiddelen in de
tweepersoonshuishoudens kunnen voorkomen die rechts van de kolom
'motorrijwiel' staan (dus wél bromfiets, fiets e.d.), maar géén
vervoermiddelen die links staan vermeld ( dus niet, één of meer auto's).
Voorbeeld 2: om te berekenen hoeveel tweepersoonshuishoudens over
minimaal één auto beschikken mogen de percentages onder de
kolommen '1 auto', '2 auto's' en 'Meer dan twee auto's' bij elkaar
worden opgeteld. In 1999 had 85,8% van de tweepersoonshuishoudens
minimaal één auto in bezit, omgekeerd was 14,2 % van deze huishoudens
autoloos (totaal van de kolommen onder 'motorrijwiel' tot en met
'Geen/overige').
Voor aantal huishoudens zie statlinetabel: href="http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp?STB=G1&LA=nl&DM=SLNL&PA=375
56&D1=45&D2=92-l&HDR=T">Historie bevolking.
Huishoudens met snorfiets
Het vervoermiddelenbezit in huishoudens is weergegeven in een ordinale
schaal. De reden hiervoor is dat veel huishoudens over meer dan één
vervoermiddel beschikken. Om een duidelijker beeld te krijgen van de
wijze waarop het vervoermiddelenbezit is geordend, is het raadzaam om
alle onderwerpen (de gehele tabel) te selecteren. Bij de nu volgende
toelichting is hiervan uitgegaan.
Voorbeeld1: in de kolom onder 'motorrijwiel' in 1999 is vermeld dat 0,2%
van de tweepersoonshuishoudens over een motorrijwiel beschikt. Het is
echter mogelijk dat deze tweepersoonshuishoudens naast een
motorrijwiel ook over één of meer andere vervoermiddelen beschikken.
De tabel is zó geordend dat er wél vervoermiddelen in de
tweepersoonshuishoudens kunnen voorkomen die rechts van de kolom
'motorrijwiel' staan (dus wél bromfiets, fiets e.d.), maar géén
vervoermiddelen die links staan vermeld ( dus niet, één of meer auto's).
Voorbeeld 2: om te berekenen hoeveel tweepersoonshuishoudens over
minimaal één auto beschikken mogen de percentages onder de
kolommen '1 auto', '2 auto's' en 'Meer dan twee auto's' bij elkaar
worden opgeteld. In 1999 had 85,8% van de tweepersoonshuishoudens
minimaal één auto in bezit, omgekeerd was 14,2 % van deze huishoudens
autoloos (totaal van de kolommen onder 'motorrijwiel' tot en met
'Geen/overige').
Voor aantal huishoudens zie statlinetabel: href="http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp?STB=G1&LA=nl&DM=SLNL&PA=375
56&D1=45&D2=92-l&HDR=T">Historie bevolking.
Huishoudens met fiets
Het vervoermiddelenbezit in huishoudens is weergegeven in een ordinale
schaal. De reden hiervoor is dat veel huishoudens over meer dan één
vervoermiddel beschikken. Om een duidelijker beeld te krijgen van de
wijze waarop het vervoermiddelenbezit is geordend, is het raadzaam om
alle onderwerpen (de gehele tabel) te selecteren. Bij de nu volgende
toelichting is hiervan uitgegaan.
Voorbeeld1: in de kolom onder 'motorrijwiel' in 1999 is vermeld dat 0,2%
van de tweepersoonshuishoudens over een motorrijwiel beschikt. Het is
echter mogelijk dat deze tweepersoonshuishoudens naast een
motorrijwiel ook over één of meer andere vervoermiddelen beschikken.
De tabel is zó geordend dat er wél vervoermiddelen in de
tweepersoonshuishoudens kunnen voorkomen die rechts van de kolom
'motorrijwiel' staan (dus wél bromfiets, fiets e.d.), maar géén
vervoermiddelen die links staan vermeld ( dus niet, één of meer auto's).
Voorbeeld 2: om te berekenen hoeveel tweepersoonshuishoudens over
minimaal één auto beschikken mogen de percentages onder de
kolommen '1 auto', '2 auto's' en 'Meer dan twee auto's' bij elkaar
worden opgeteld. In 1999 had 85,8% van de tweepersoonshuishoudens
minimaal één auto in bezit, omgekeerd was 14,2 % van deze huishoudens
autoloos (totaal van de kolommen onder 'motorrijwiel' tot en met
'Geen/overige').
Voor aantal huishoudens zie statlinetabel: href="http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp?STB=G1&LA=nl&DM=SLNL&PA=375
56&D1=45&D2=92-l&HDR=T">Historie bevolking.
Huishoudens met overig/geen voertuig
Het vervoermiddelenbezit in huishoudens is weergegeven in een ordinale
schaal. De reden hiervoor is dat veel huishoudens over meer dan één
vervoermiddel beschikken. Om een duidelijker beeld te krijgen van de
wijze waarop het vervoermiddelenbezit is geordend, is het raadzaam om
alle onderwerpen (de gehele tabel) te selecteren. Bij de nu volgende
toelichting is hiervan uitgegaan.
Voorbeeld1: in de kolom onder 'motorrijwiel' in 1999 is vermeld dat 0,2%
van de tweepersoonshuishoudens over een motorrijwiel beschikt. Het is
echter mogelijk dat deze tweepersoonshuishoudens naast een
motorrijwiel ook over één of meer andere vervoermiddelen beschikken.
De tabel is zó geordend dat er wél vervoermiddelen in de
tweepersoonshuishoudens kunnen voorkomen die rechts van de kolom
'motorrijwiel' staan (dus wél bromfiets, fiets e.d.), maar géén
vervoermiddelen die links staan vermeld ( dus niet, één of meer auto's).
Voorbeeld 2: om te berekenen hoeveel tweepersoonshuishoudens over
minimaal één auto beschikken mogen de percentages onder de
kolommen '1 auto', '2 auto's' en 'Meer dan twee auto's' bij elkaar
worden opgeteld. In 1999 had 85,8% van de tweepersoonshuishoudens
minimaal één auto in bezit, omgekeerd was 14,2 % van deze huishoudens
autoloos (totaal van de kolommen onder 'motorrijwiel' tot en met
'Geen/overige').
Voor aantal huishoudens zie statlinetabel: href="http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp?STB=G1&LA=nl&DM=SLNL&PA=375
56&D1=45&D2=92-l&HDR=T">Historie bevolking.