'Tot steun van de regering'. Geschiedenis van het CBS in zes korte portretten

© Beeldbank CBS
De geschiedenis van de Centrale Commissie voor de Statistiek (1892), de voorgangster van het Centraal Bureau voor de Statistiek (1899) wortelt in de discussie over de sociale kwestie, één van de grote vraagstukken die het publieke debat in ons land in de tweede helft van de negentiende eeuw beheersten. Rondom dit debat vormde zich een groep opinieleiders die de belangrijke discussieplatforms bemanden, de meningvorming beïnvloedden, initiatieven namen voor directe actie, oproepen deden voor (statistisch) onderzoek en de beleidsvoorbereiding ondersteunden. Enkele hoofdrolspelers in dit debat zijn in 1892 uitgenodigd om zitting te nemen in de Centrale Commissie voor de Statistiek, dat opgericht was voor het verzamelen, bewerken en publiceren van statistieken voor de departementen en andere openbare besturen.

Beleidswetenschappelijk forum

De commissie moest volgens minister Tak van Poortvliet haar werk doen ‘tot steun van de regering, tot voorlichting van de wetgever, tot bevordering van de wetenschap en tot opheffing van het volksleven.’ De onderzoeken en statistieken van de CCS  en het CBS vormden – en vormen, tot op de dag van vandaag  – de grondslag voor de voorbereiding en evaluatie van overheidsbeleid. Dertig leden telde de commissie, samen vormden zij een beleidswetenschappelijk forum voor de aanpak van sociale vraagstukken. Zes van hen worden in het boekje ‘Tot opheffing van het volksleven’. Mensen achter het CBS, ca. 1850–1900 geportretteerd naar hun opstelling in maatschappelijke discussies en op hun voornaamste werkterreinen. Het zijn:

- Baltus Pekelharing (1841–1922)

theoreticus van het sociaal-liberalisme en hoogleraar economie in Delft. Hij liet zijn studenten kennismaken met het socialisme. Enkelen kregen belangrijke posities in de SDAP en op cruciale beleidsfuncties: bij de vorming van een actieve industriepolitiek net na de eeuwwisseling speelden zij een voorname rol. 

- Arnold Kerdijk (1846–1905)

directeur van de Rijkspostspaarbank (1881), secretaris van het Nut, Tweede Kamerlid. Een gedreven beschavingswerker vooral. Hij maakte al vroeg propaganda voor de verbruikscoöperatie, experimenteerde met de vakantiekolonie, stichtte vormingscentra (‘volkshuizen’) en stond aan de basis van de School voor Maatschappelijk Werk en het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen, dat arbeidersverenigingen hielp met adviezen en juridische bijstand.

- Hendrik Goeman Borgesius (1847–1917)

wel eens de vader van de verzorgingsstaat genoemd. Hij was als minister verantwoordelijk voor de eerste sociale wetten: de Leerplichtwet (1901), de Gezondheidswet (1901) en de Woningwet (1901).

- Rindert van Zinderen Bakker (1845–1927)

militante stakingsleider, schrijver van socialistische liederen,  lokaal bestuurder, organisator van landontginningwerken in de Friese venen.

- Johannes van ’t Lindenhout (1836–1918)

spil in een omvangrijk protestants-christelijk zorgnetwerk: stichter van het kolossale weeshuis in Neerbosch (1863, 1 100 kinderen rond 1900), (mede-) oprichter van Het Hoogeland te Beekbergen (1894), een verpleeginrichting voor bedelaars en landlopers.

- Paul Fabius (1851–1931)

hoogleraar recht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, zedeloosheidbestrijder en (anti-revolutionaire) beschavingsfilosoof.

Het waren mannen met reputaties. Zij deelden invloedrijke posities op knooppunten van maatschappelijke arbeidsterreinen, verleenden gewicht aan discussies en gaven de CCS gezag en aanzien.

Ronald van der Bie