De potentiële beroepsbevolking in de Europese Unie: van groei naar krimp

Al enkele decennia loopt de bevolkingsgroei in Europa terug. Dit is een gevolg van de daling van het gemiddeld aantal kinderen per vrouw in de jaren zestig van de vorige eeuw. Aanvankelijk kwam dit tot uiting in een daling van het aantal jongeren. Later werd dit gevolgd door een afname van de groei van de potentiële beroepsbevolking (de bevolking van 20-64 jaar). Nu de naoorlogse geboortecohorten de pensioengerechtigde leeftijd bereiken gaat de groei van de potentiële beroepsbevolking omslaan in krimp.

Krimp van 14 procent tot 2060

Op 1 januari 2010 telde de potentiële beroepsbevolking in de 27 landen van de Europese Unie in totaal 307 miljoen personen, ofwel 61 procent van de totale bevolking in de EU. Dit is een groei van 20 miljoen personen ten opzichte van 1995. Op basis van de Eurostat-bevolkingsscenario’s EUROPOP2010 wordt verwacht dat de potentiële beroepsbevolking de komende jaren in omvang terugloopt tot 265 miljoen in 2060. Dat is een afname van 14 procent ten opzichte van 2010 (figuren 1 en 2). Het aandeel in de totale bevolking is dan teruggelopen tot 51 procent.

1. Bevolking van 20-64 jaar, 2010=100

1. Bevolking van 20-64 jaar, 2010=100

Grote verschillen

Binnen de EU zijn er grote verschillen tussen de lidstaten. In Bulgarije loopt het aantal 20-64-jarigen al terug sinds halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw. Ook in Duitsland is de krimp al voor de eeuwwisseling ingezet. Ierland daarentegen heeft een relatief grote groei gekend die wordt verwacht aan te houden tot 2060. Tegen die tijd zal het aantal 20-64-jarigen in Ierland bijna 30 procent groter zijn dan nu.
Voor Duitsland en de landen uit Midden- en Oost-Europa wordt een aanhoudende krimp van de potentiële beroepsbevolking verwacht. Voor Bulgarije en Letland kan dit oplopen tot een afname van meer dan 40 procent.
De ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking in Nederland lijkt sterk op die van de EU als geheel. In de periode 1980-2010 kende Nederland een groei van 20 procent, terwijl de omvang van de potentiële beroepsbevolking in 2060 naar verwachting 12 procent kleiner zal zijn dan in 2010.

2. Percentageverandering 2060 ten opzichte van 2010

2. Percentageverandering 2060 ten opzichte van 2010

In absolute termen heeft Duitsland met 50 miljoen personen veruit de grootste groep 20-64-jarigen (figuur 3). In 2060 wordt deze positie ingenomen door het Verenigd Koninkrijk met een potentiële beroepsbevolking van 41 miljoen personen. Ook Frankrijk zal Duitsland dan voorbij zijn gestreefd (37 miljoen personen), terwijl de omvang van de beroepsbevolking van Italië die van Duitsland zal evenaren (33 miljoen personen). Nederland heeft dan naar schatting bijna 9 miljoen inwoners in de leeftijd van 20 tot en met 64 jaar. Dat is ruim een miljoen minder dan in 2010.

3. Bevolking van 20-64 jaar in de EU, 2010 en 2060

3. Bevolking van 20-64 jaar in de EU, 2010 en 2060

Groei en krimp door vruchtbaarheid en migratie

Ontwikkelingen in de potentiële beroepsbevolking worden deels bepaald door het aantal kinderen dat wordt geboren en deels door migratie. De hoge groeiverwachting voor Ierland hangt vooral samen met een relatief hoog geboortecijfer. In Duitsland wordt de krimp ten gevolge van een lage vruchtbaarheid nog enigszins getemperd door immigratie, maar in Bulgarije en de Baltische Staten wordt de krimp de komende twee decennia juist versterkt door emigratie. De groei van de beroepsbevolking in het Verenigd Koninkrijk komt tot stand door een combinatie van een relatief hoge vruchtbaarheid en hoge immigratie. De hoogste immigratie wordt echter verwacht voor Spanje en Italië, waardoor de krimp van de beroepsbevolking in deze landen beperkt blijft.

Nicole van der Gaag