Sterke stijging toegevoegde waarde bankwezen in 2009

In 2009 is de toegevoegde waarde van het Nederlandse bankwezen met bijna 50 procent gestegen naar ruim 24 miljard euro. Het aandeel van het bankwezen in de Nederlandse economie steeg hierdoor van 2,8 procent in 2008 naar 4,2 procent in 2009. De toegevoegde waarde is het saldo van geproduceerde diensten en intermediair verbruik. In 2009 is de productiewaarde met 34 procent gestegen, terwijl het  intermediair verbruik veel minder sterk toenam.

Toegevoegde waarde banken (bruto marktprijzen)

Toegevoegde waarde banken (bruto marktprijzen)

Berekening productiewaarde bankwezen

De productiewaarde van banken bestaat in de Nationale rekeningen uit directe inkomsten, zoals provisies en commissies, en uit inkomsten voor verleende diensten aan huishoudens en ondernemingen die op een indirecte wijze worden gemeten. Indirect gemeten diensten worden in de productiewaarde opgenomen omdat banken voor hun diensten vaak niet expliciet een vergoeding in rekening brengen. Deze vergoeding is echter verdisconteerd in de feitelijke rentestromen. De feitelijke rentestromen zijn echter niet alleen een vergoeding voor diensten, maar ook voor kapitaalkosten.

De waarde van de indirect gemeten diensten, ook wel toegerekende bankdiensten genoemd, wordt bepaald door het rentevoetverschil tussen de interbancaire rente (de rente die banken elkaar onderling berekenen), de rente die de bank op uitstaande leningen ontvangt en voor opgenomen deposito’s betaalt. Het bankwezen produceert in deze berekening diensten op zowel uitstaande leningen als op opgenomen deposito’s. De ontvangen rente op uitstaande leningen is hoger dan de rente die betaald zou moeten worden op de interbancaire geldmarkt. Bij de opgenomen deposito’s betaalt het bankwezen juist minder rente dan het met de verkregen gelden aan rente zou ontvangen als zij deze op de interbancaire geldmarkt zou uitzetten. Deze methodiek om de productiewaarde van het bankwezen in de Nationale rekeningen te berekenen wordt internationaal toegepast. 

Gemiddelde rente

Gemiddelde rente

Door daling rente stijgt productiewaarde fors

In 2009 is de beleidsrente van de Europese Centrale Bank (ECB) fors gedaald, van 4,25 procent in begin oktober 2008 tot 1 procent vanaf mei 2009. Dit heeft ook effect gehad op de interbancaire rente. Daardoor is het rentevoetverschil tussen uitstaande leningen en de interbancaire rente fors toegenomen. Dit is de belangrijkste oorzaak van de zeer sterke stijging van de productiewaarde (en daarmee de toegevoegde waarde) van het bankwezen. Het verschil tussen de rentevoeten van deposito’s en de interbancaire rente nam af, maar had minder invloed omdat banken veel meer leningen uit hebben staan dan zij deposito’s hebben aangetrokken. De productiewaarde van het bankwezen steeg van 38,3 miljard euro in 2008 tot 51,1 miljard euro in 2009.

Toegevoegde waarde en winsten banken

De sterke toename van de toegevoegde waarde van het bankwezen in 2009 hoeft niet te wijzen op hoge bedrijfseconomische winsten. In de toegevoegde waarde speelt de eerder genoemde berekening van de productiewaarde van het Nederlandse bankbedrijf een grote rol. De bedrijfseconomische winsten worden daarentegen veelal bepaald voor het gehele bankconcern, dus inclusief eventuele buitenlandse dochterinstellingen. Bovendien wordt er rekening gehouden met de feitelijke rentestromen, kosten verbonden aan het afdekken van risico’s en voorzieningen.

Maarten Molders

Bron: StatLine, Nationale rekeningen