Demografische informatie

Bevolking in een eeuw verdrievoudigd

Bevolkingsgroei wordt veroorzaakt door meerdere factoren. Ten eerste is het verschil tussen het aantal levendgeborenen en het aantal overledenen bepalend voor bevolkingsgroei. Dit verschil is het geboorteoverschot of de natuurlijke groei van de bevolking.

Een tweede oorzaak van bevolkingsgroei is het verschil tussen het aantal personen dat zich vanuit het buitenland in Nederland vestigt, de immigranten, en het aantal personen dat Nederland verlaat, de emigranten. Dit verschil is het migratiesaldo.

De som van het geboorteoverschot en het migratiesaldo is de totale groei van de bevolking.

Het inwonertal van Nederland is in de afgelopen eeuw ruim verdrievoudigd, van ruim 5 miljoen in 1900 naar 16,5 miljoen op dit moment. Deze bevolkingsgroei was veel sterker dan in de meeste andere landen van de Europese Unie. Zo nam de bevolking van België in de afgelopen eeuw toe van 7 miljoen naar ruim 10 miljoen.

De bevolkingsdichtheid is het gemiddeld aantal inwoners per vierkante kilometer land. Nederland is verreweg het dichtstbevolkte EU-land. Met ongeveer 490 inwoners per vierkante kilometer is de bevolkingsdichtheid bijna vier keer zo hoog als het EU-gemiddelde. Tussen de provincies bestaan overigens grote verschillen in bevolkingsomvang en -dichtheid. Drenthe is met ongeveer 185 inwoners per vierkante kilometer het dunst bevolkt, Zuid-Holland met ongeveer 1 250 inwoners per vierkante kilometer het dichtst.

Tot ongeveer veertig jaar geleden was de bevolkingstoename vooral een gevolg van natuurlijke groei (aantal geboorten minus aantal sterfgevallen). Sindsdien is ook migratie een belangrijke factor geweest voor de bevolkingsgroei, al was er van 2003 tot en met 2007 sprake van een vertrekoverschot.

Sterke vergrijzing

De samenstelling van de bevolking naar leeftijdsgroepen verandert in de loop der tijd. Deze leeftijdsopbouw is zowel oorzaak als gevolg van demografische processen. Een geboortegolf in het verleden heeft een bevolking met veel ouderen in de toekomst tot gevolg. Een bevolking met een groot aandeel ouderen - een vergrijsde bevolking - is vervolgens weer de oorzaak van een hoger aantal sterfgevallen. Uit de leeftijdsopbouw kan de demografische druk worden berekend. De demografische druk geeft een indruk van de mate waarin de ‘werkenden’ moeten voorzien in het onderhoud van de ‘niet-werkenden’. Deze druk geeft de verhouding weer tussen het aantal jongeren plus ouderen enerzijds en het aantal 20-64-jarigen anderzijds. De druk van de jongeren wordt ‘groene druk’ genoemd en de druk van de ouderen ‘grijze druk’.

De leeftijdssamenstelling van de Nederlandse bevolking verandert geleidelijk door een afnemend aantal jongeren en een toenemend aantal ouderen. Rond 1950 waren er op elke tien 20-64-jarigen ongeveer zeven jongeren van 0-19 jaar; inmiddels zijn het er nog vier. Vooral de sterke afname van het aantal geboorten sinds de jaren zeventig is hieraan debet.

De bevolking vergrijst hierdoor sterk. Het effect van deze vergrijzing zal in de komende decennia, als de babyboomgeneratie op leeftijd komt, nog aanzienlijk toenemen. Inmiddels is 15 procent van de bevolking 65-plusser, een twee keer zo groot aandeel als een halve eeuw geleden.

De toenemende vergrijzing valt vooral op door de grote toename van de alleroudsten. Ongeveer 650 duizend inwoners zijn momenteel 80 jaar of ouder, tegen nog geen 100 duizend in 1950. Twee derde van deze hoogbejaarden bestaat uit vrouwen. Deze onevenwichtigheid is het gevolg van de lagere sterfte onder vrouwen. Hun levensverwachting bij geboorte ligt momenteel op ruim 82 jaar. Mannen leven gemiddeld vier jaar korter.

Kindertal beneden vervangingsniveau

De afgelopen eeuw schommelde het jaarlijks aantal levendgeborenen in Nederland tussen de 160 en 210 duizend. Uitzondering was de naoorlogse babyboom. In 1946 werd een absoluut geboorterecord gevestigd met 284 duizend levendgeborenen. In de jaren vijftig en eerste helft van de jaren zestig bleef het jaarlijks aantal geboorten hoog, tussen de 230 en 250 duizend. In de eerste helft van de jaren zeventig begon het aantal geboorten vervolgens snel te dalen.

Het gemiddeld aantal kinderen per vrouw is in de afgelopen eeuw sterk afgenomen. Het totaal (leeftijdsspecifiek) vruchtbaarheidscijfer, een benadering van dit gemiddeld kindertal, daalde van 4,5 in 1900 naar de huidige 1,7 à 1,8. Het aantal geboorten bevindt zich daarmee al enige tijd onder het niveau waarop de bevolking zichzelf op den duur kan vervangen (ca. 2,1 kinderen per vrouw).

Lagere sterfte, meer sterfgevallen

In de afgelopen halve eeuw is het jaarlijks aantal sterfgevallen bijna verdubbeld tot ongeveer 135 duizend. Ook het aantal sterfgevallen per duizend inwoners is licht gestegen. Oorzaak van deze toename is, behalve de bevolkingsgroei, de veranderde samenstelling van de bevolking naar leeftijd: doordat er minder kinderen worden geboren en mensen steeds langer leven, vergrijst de bevolking. Hoewel het overlijdensrisico is gedaald, neemt het aantal overledenen toe.

Het aantal jaren dat een pasgeborene gemiddeld zal leven, is in de afgelopen honderd jaar met ruim een kwart eeuw toegenomen. Voor vrouwen ligt de levensverwachting bij geboorte boven de 82 jaar. Mannen leven gemiddeld ongeveer vier jaar korter. De laatste jaren neemt dit verschil af. Vooral omdat vrouwen in de afgelopen decennia meer zijn gaan roken, stagneert hun winst in levensverwachting.

Met betrekking tot zuigelingensterfte is de afgelopen eeuw zeer grote vooruitgang geboekt. Een eeuw geleden overleed nog een op de zes levendgeborenen vóór de eerste verjaardag, tegenwoordig bedraagt deze sterfte ongeveer een half procent.

De sterke daling van de sterfte is vooral het gevolg geweest van een succesvolle strijd tegen infectieziekten. Hun rol als belangrijkste doodsoorzaak is overgenomen door welvaartsziekten en ouderdomskwalen. Kanker en hart- en vaatziekten zijn nu de (primaire) oorzaak van twee derde van alle sterfgevallen.

Meer vrouwen vrouwen dan mannen

Vrouwen zijn in de Nederlandse bevolking licht in de meerderheid. Op elke 100 vrouwen zijn er 98 mannen. Tot op middelbare leeftijd zijn er echter meer mannen dan vrouwen. Dit komt voornamelijk doordat er meer jongens dan meisjes worden geboren (105 jongens per 100 meisjes).

Mannen lopen echter van jongs af aan een groter risico te overlijden dan vrouwen, en leven hierdoor gemiddeld vijf jaar korter. Op ongeveer 60-jarige leeftijd zijn er evenveel mannen als vrouwen, daarna vormen ze een met de leeftijd toenemende minderheid. Op 1 januari 2009 waren er in Nederland 66 duizend vrouwen 90 jaar of ouder, tegen 19 duizend mannen.

Huwelijk blijft in trek 

In de afgelopen decennia is, door de inburgering van het ongehuwd samenwonen en de toegenomen instabiliteit van het huwelijk, de samenstelling van de bevolking naar burgerlijke staat sterk veranderd. Van alle 30-39-jarigen was een halve eeuw geleden slechts een zesde ongehuwd, inmiddels is dat ongeveer 45 procent. Van de dertigers was 80 procent destijds getrouwd, tegen de helft op dit moment. Per jaar worden in Nederland ongeveer 75 duizend huwelijken gesloten. De gemiddelde huwelijksleeftijd is sinds de jaren zeventig met circa 10 jaar gestegen. Gemiddeld is een man bij het huwelijk nu ruim 36 jaar, een vrouw ruim 33 jaar. Het aandeel gescheidenen in de totale bevolking is het sterkst gegroeid. Van alle dertigers was in 1950 anderhalf procent gescheiden, nu is dit 5,5 procent.

Ondanks de toegenomen aandelen ongehuwde en gescheiden volwassenen, blijft het huwelijk voor de overgrote meerderheid de meest gewenste leefvorm. Voor de meesten heeft ongehuwd samenwonen de functie van ‘proefhuwelijk’.

Een kwart tot een derde van alle huwelijken wordt uiteindelijk door echtscheiding ontbonden. Als in een gezin jonge kinderen aanwezig zijn, liggen de echtscheidingscijfers aanzienlijk lager dan gemiddeld.

Per jaar vallen ongeveer 55 duizend huwelijksparen uiteen door sterfte van een van de partners. Hierdoor komen 37 duizend vrouwen en 18 duizend mannen alleen te staan. Anders dan dan het geval is na  echtscheiding, blijft de meerderheid van hen alleen.

Geregistreerd partnerschap

Sinds 1998 is het in Nederland voor paren mogelijk te kiezen voor een wettelijk geregelde samenlevingsvorm zonder in het huwelijk te treden. Dit wordt het geregistreerd partnerschap genoemd. Partners van gelijk of verschillend geslacht kunnen zich laten registreren. Zij hebben vervolgens vrijwel dezelfde rechten en plichten als gehuwden.

Prognoses

Bevolkingsomvang

De prognose of voorspelling van de omvang van de bevolking is gebaseerd op veronderstellingen over de ontwikkeling van het gemiddeld aantal kinderen dat een vrouw krijgt, de levensverwachting en het migratiesaldo in de toekomst. Verwacht wordt dat de bevolkingsomvang van Nederland blijft groeien, maar dat het tempo van de groei zal afnemen. Rond 2038 zal de de maximale omvang van ongeveer 17,5 miljoen worden bereikt. Daarna zal de omvang van de bevolking naar verwachting licht afnemen. Vrouwen zullen ook op de lange termijn namelijk gemiddeld minder dan twee kinderen krijgen, het aantal dat nodig is om een bevolking getalsmatig in stand te houden. Hoewel er waarschijnlijk meer mensen naar Nederland zullen komen dan er vertrekken, zal dit onvoldoende zijn om de afname van de bevolking te compenseren.

Leeftijdssamenstelling

Naast de bevolkingsomvang zal ook de bevolkingsstructuur in de toekomst veranderen. Tussen 2000 en 2050 zal het aantal mensen tussen de 25 en 50 jaar, een belangrijk deel van de beroepsbevolking, afnemen. De groep ouderen zal als gevolg van de vergrijzing juist toenemen. Dit betekent dat de demografische druk, de verhouding tussen werkenden en niet-werkenden, in 2050 aanzienlijk hoger is dan in 2000.