Gezondheidsenquête

Deze analyse geeft de eerste cijfers over aan roken gerelateerde sterfte voor Nederland, gebaseerd op Nederlandse empirische gegevens. De gevonden relaties tussen rookgedrag en vroegtijdig overlijden zijn vergelijkbaar met die uit onderzoek in andere landen.

Het onderzoek is gebaseerd op de enquête- en overlijdensgegevens van bijna 40 duizend20- tot 80-jarige respondenten uit de Gezondheidsenquête van 2001–2006. Op basis van de gestelde vragen in deze enquête zijn de respondenten ingedeeld in vijf categorieën die het rookgedrag bij aanvang van de studie beschrijven:
- zware roker: rookt dagelijks minstens 20 sigaretten
- matige roker: rookt dagelijks minder dan 20 sigaretten
- lichte roker: rookt, maar niet dagelijks
- ex-roker: rookt niet, maar heeft vroeger dagelijks sigaretten gerookt
- nooit-roker: rookt niet, heeft ook nooit dagelijks sigaretten gerookt.

Van de respondenten is aan de hand van de bij het CBS beschikbare sterfte- en doodsoorzakenregisters bepaald of ze al dan niet binnen tien jaar na enquêtering zijn overleden, en wanneer precies. Ook is de onderliggende doodsoorzaak bepaald.
De rokerscategorieën zijn vergeleken met de nooit-rokers op het risico op voortijdig overlijden, uitgesplitst naar de belangrijkste doodsoorzaken. Hiertoe is de hazardratio op voortijdig overlijden voor rokers bepaald door middel van een naar geslacht en leeftijd (continu) gestratificeerd Cox proportional hazards model. De schattingen voor de cumulatieve sterfte uit dit nieuwsbericht zijn verkregen door doorrekening van de leeftijdsspecifieke hazardratio’s op overlijden op de sterfterisico’s van de Nederlandse bevolking vanaf 30 jaar in 2005.
Het verband tussen voortijdig overlijden en rookgedrag bleef hetzelfde indien bij de analyses rekening gehouden werd met verschillen in andere (leefstijl)factoren tussen rokers en niet-rokers. Hierbij is gekeken naar alcoholgebruik, lichamelijke activiteit, opleidingsniveau en/of BMI.

Het onderzoek heeft alleen betrekking op de niet-geïnstitutionaliseerde bevolking, omdat de Gezondheidsenquête alleen wordt afgenomen bij de bevolking woonachtig in particuliere huishoudens (99 procent van de totale bevolking).