Onderscheidende kenmerken van jonge drugsverdachten
Over deze publicatie
Wat zijn de meest onderscheidende kenmerken van jonge drugsverdachten? Deze vraag staat in dit artikel centraal. In hoeverre speelt bijvoorbeeld het hebben van een crimineel verleden een rol, of de sociale context waarin men is opgegroeid, of de sociaaleconomische positie waarin men verkeert? En in hoeverre verschillen deze kenmerken tussen first offenders (voor het eerst drugsverdacht) en recidivisten (vaker drugsverdacht), en tussen minderjarige en meerjarige jongeren? Om te identificeren welke kenmerken het belangrijkst zijn is gebruik gemaakt van subgroup-discovery, een analysetechniek die gebruik maakt van datamining.
Belangrijkste bevindingen:
- De twee belangrijkste kenmerken waarop drugsverdachte jongeren in de leeftijd van 10 tot en met 23 jaar zich onderscheiden van alle jongeren van dezelfde leeftijd zijn het ontvangen van jeugdreclassering en eerdere detentie.
- Bij first offenders komen kenmerken die te maken hebben met criminaliteit in het sociale netwerk van de jongere relatief vaak voor in de top tien van onderscheidende kenmerken. Bij recidivisten spelen kenmerken die te maken hebben met een slechte economische positie een belangrijke rol.
- Ook bij minderjarige drugsverdachten valt op dat criminaliteit in het eigen netwerk een belangrijke rol speelt. Bij meerderjarige drugsverdachten zijn kenmerken die te maken hebben met een slechte economische positie belangrijke risicofactoren.
1. Inleiding
Sinds 2010 is er sprake van een dalende trend in de jeugdcriminaliteit en sinds 2020 lijkt deze trend te stabiliseren (Kessels, 2023). Niet alleen in het aantal door de politie geregistreerde verdachten, maar ook in cijfers van het Openbaar Ministerie, van de rechtelijkere macht en in zelfrapportages van daderschap van jeugdcriminaliteit is deze dalende trend zichtbaar (Kessels, 2023; Tollenaar en Van der Laan, 2023). De afname is echter niet terug te zien bij de relatief zwaardere delicten (Kessels, 2023; Van der Laan, Pleysier en Weerman, 2020). Het aantal verdachten van drugsmisdrijven volgt ongeveer dezelfde trend als die van het totale aantal verdachten van jeugdcriminaliteit. Het daalt tot 2019 en stabiliseert daarna (Kessel, 2023). Deze daling is wel minder sterk dan die van het totaal aantal verdachten.
Er zijn verschillende verklaringen waarom het aantal drugsverdachten minder sterk daalt dan het totaal aantal verdachten van misdrijven. De eerste is dat drugsgebruik redelijk genormaliseerd is in Nederland, waardoor er altijd voldoende vraag is (Boutellier, Hermans en Van de Plas, 2019). Daarnaast leek er verminderde aandacht voor drugscriminaliteit door de politie, het OM en andere instanties te zijn (Stoker en Thijssen, 2019; Peeck, Witteveen en Sikkens-Dokter, 2021). Dit hangt samen met verminderde capaciteit als gevolg van bezuinigingen bij deze organisaties, waardoor de prioriteiten elders lagen (Peeck, Witteveen en Sikkens-Dokter, 2021). Ook de relatief lage pakkans en lage straffen voor drugsdelicten spelen een rol (Peeck, Witteveen en Sikkens-Dokter, 2021). Ten slotte is er vooral veel aandacht voor de veelplegers. Jongeren die een risico lopen om in de drugscriminaliteit te komen en jongeren die net beginnen in de drugscriminaliteit zijn veel minder in beeld bij politie en gemeenten (Weijers, Ferwerda en Roks, 2021).
Inmiddels is er politiek en bestuurlijk meer aandacht voor jongeren in de (drugs)criminaliteit (Tweede Kamer, 2023). Een nieuw langdurig programma, Preventie met Gezag, geeft een aantal gemeenten budget om criminaliteit onder jongeren aan te pakken. Hierbij ligt een focus op het verminderen van de risicofactoren en het vermeerderen van de beschermende factoren om niet in de criminaliteit te komen. Een bredere focus op risico- en beschermende factoren blijkt effectief om criminaliteit terug te dringen (Van der Laan, Rokven en Weijters, 2018).
Op basis van de metastudies (zie kader) is nog maar beperkt duidelijk in welke mate elk kenmerk bijdraagt aan het risico om in de criminaliteit te belanden. Bijvoorbeeld: zijn criminele familieleden belangrijker of speelt armoede een grotere rol? Daarnaast hebben de in de metastudies meegenomen onderzoeken in verschillende contexten plaatsgevonden (bijvoorbeeld in verschillende landen) waardoor de resultaten moeilijk te vergelijken zijn. Ook controleren de meegenomen studies veelal voor slechts een beperkt aantal risicofactoren, zoals bijvoorbeeld wel een controle voor geslacht maar niet voor het huishoudinkomen van de persoon, wat tot risico's van over- of onderschatting van bepaalde factoren leidt (Calderoni et al., 2022). Een lager huishoudinkomen kan bijvoorbeeld samenhangen met een lager opleidingsniveau en beide kunnen een invloed hebben op criminaliteit. Als huishoudinkomen echter niet in de analyses meegenomen wordt, kan de invloed van opleidingsniveau op criminaliteit overschat worden.
Met dit onderzoek levert het CBS een bijdrage aan het verminderen van deze onzekerheden. Op basis van registerdata van alle 2,9 miljoen jongeren in Nederland en daarbinnen van drugsverdachte jongeren kan geschat worden wat de meest onderscheidende kenmerken zijn van jonge drugsverdachten. Door middel van een zogenoemde subgroup discovery analyse (zie paragraaf 2) zijn meer dan 125 kenmerken van jongeren getoetst en gerangschikt. Het gaat dan om kenmerken die te maken hebben met de sociaaleconomische status (bijvoorbeeld opleiding, inkomen), sociale context (bijvoorbeeld gezins- en familierelaties, vriendenkring), fysieke context (bijvoorbeeld de woonbuurt), life-events (bijvoorbeeld ontslag, scheiding) en crimineel verleden (bijvoorbeeld eerdere verdenkingen van misdrijven).
Centraal staan de volgende onderzoeksvragen:
- Wat zijn de belangrijkste kenmerken van jonge drugsverdachten?
- Wat zijn de verschillen in belangrijkste kenmerken tussen first offenders en recidiverende jonge drugsverdachten?
- Wat zijn de verschillen in belangrijkste kenmerken tussen meerderjarige en minderjarige jonge drugsverdachten?
- Wat zijn de belangrijkste eerdere verdenkingen van jongeren die zijn verdacht van een drugsdelict?
Het verschil tussen first offenders (personen die voor het eerst verdacht zijn van het plegen van een strafbaar feit; zie Methode-paragraaf 2 voor een exacte definitie) en recidivisten (personen die al meerdere keren verdacht zijn) is gemaakt omdat er tot nu toe veel aandacht is geweest voor recidivisten, maar er nog weinig zicht is op first offenders (Weijers, Ferwerda en Roks, 2021). Vanuit de literatuur is bekend dat bepaalde groepen, zoals personen uit huishoudens met een laag inkomen en schoolverlaters, sneller recidiveren (Boschman, Piersma, Weijters, Tollenaar en Teerlink, 2022).
Het onderscheid tussen meerderjarigen en minderjarigen wordt gemaakt omdat in de afgelopen jaren (sinds 2019) vooral het aantal minderjarige verdachten met ernstige feiten bij de rechter is toegenomen (Tollenaar en Van der Laan, 2023). Het verschil is ook gemaakt om een methodologische reden: een deel van onderzochte kenmerken is niet van toepassing of minder relevant voor een leeftijdsgroep. Zo kunnen jongeren onder de 18 jaar geen wanbetaler van zorgverzekering zijn, één van de onderzochte kenmerken.
Voor een goed begrip van de onderzoeksresultaten die in paragraaf 3 worden gepresenteerd, wordt in paragraaf 2 eerst kort toegelicht welke data en analysemethode zijn gebruikt. Afgesloten wordt met een conclusie en discussie in paragraaf 4. Daarna volgen een technische toelichting, lijst met referenties en een bijlage met een overzicht van de 125 kenmerken die voor dit onderzoek zijn gebruikt.
2. Methode
Data
In dit onderzoek zijn de gegevens gebruikt van alle 2,9 miljoen jongeren van 10 tot en met 23 jaar die staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) op 1 januari 2020. Voor deze jongeren is op basis van de Basisvoorziening Handhaving (BVH) van de politie gekeken of een jongere een drugsverdenking had in 20201) , het meest recente peiljaar waarvoor alle benodigde data beschikbaar zijn. In de BVH zijn 4 480 jongeren van 10 tot en met 23 jaar met een drugsverdenking gevonden. De bovengrens van 23 jaar is gekozen omdat het jeugdstrafrecht geldt voor jongeren van 12 tot en met 23 jaar. Hoewel het jeugdstrafrecht dus pas geldt vanaf 12 jaar kunnen ook jongeren onder de 12 jaar aangehouden of verhoord worden en daarmee als verdachte geregistreerd worden. Aangezien er vanuit de gemeenten een specifieke wens was om een zo groot mogelijke groep jongeren in de analyses te betrekken en er ook voor de 10- en 11-jarigen voldoende registraties beschikbaar waren, zijn ook deze leeftijdsgroepen in het onderzoek meegenomen.
Op basis van de beschikbaarheid van registerdata en op basis van de bevindingen uit de metastudies over risicofactoren om in de criminaliteit terecht te komen zijn 125 kenmerken samengesteld. Deze kenmerken hebben betrekking op de thema’s inkomen, opleiding, crimineel verleden, jeugdzorg, life events, huishouden waartoe men behoort, ouders, familie, huisgenoten, klasgenoten, en woonbuurt (zie de bijlage voor een overzicht van alle afzonderlijke kenmerken). Alle kenmerken zijn bepaald voordat de eventuele drugsverdenking in 2020 plaats vond. Het kenmerk geslacht is niet meegenomen in de analyse vanwege het risico op groepsonthulling, wat inhoudt dat de informatie voor bijna elk lid van de groep geldt (meer dan 90 procent).
Begrippen jonge drugsverdachte, first offender en recidivist
Een jongere wordt als first offender gezien als deze in de periode van 2012 tot en met het peiljaar 2020 niet verdacht is geweest van een drugsdelict, maar er wel een verdenking plaatsvond in het jaar 2020.
Onder recidivist wordt een jongere verstaan die in de periode van 2012 tot en met 2020 herhaaldelijk verdacht is geweest van een drugsdelict, waarbij ten minste één verdenking plaatsvond in 2020.
Analysetechniek
Om bij de 2,9 miljoen jongeren te onderzoeken welke van de 125 geselecteerde kenmerken zorgen voor een groter risico op drugsverdenking is gebruik gemaakt van Subgroup discovery. Dit is een datamining analysetechniek waarbij het doel is om relevante subgroepen op basis van kenmerken te identificeren. Voor elke mogelijke subgroep wordt bekeken of het aandeel drugsverdachten groter is dan het aandeel drugsverdachten in de totale populatie. De totale populatie bestaat in dit geval uit alle jongeren van 10 tot en met 23 jaar. De uitkomst van de subgroup discovery is een ranglijst van groepen op basis van de geselecteerde kenmerken: hoe hoger een groep op deze lijst staat, des te groter de kans dat er binnen deze groep personen met een drugsverdenking worden gevonden (voor meer informatie zie Konijn, 2017).
Door middel van de zogeheten quality measure kunnen meerdere manieren gekozen worden om de belangrijkste kenmerken te bepalen. In dit onderzoek is gekozen voor de zogeheten ‘lift’. Hierbij wordt gekeken hoeveel vaker drugsverdachten voorkomen in de groep met het kenmerk in vergelijking met de totale populatie. Dit gebeurt door het percentage drugsverdachten in de groep met het kenmerk te delen door het percentage drugsverdachten onder alle jongeren. Op basis van de hoogste lift-scores kan een rangorde, bijvoorbeeld een top tien, van belangrijkste kenmerken worden samengesteld. Voor deze lift-methode is gekozen omdat hiermee relatief kleine subgroepen met een groot percentage verdachten gevonden kunnen worden, en omdat deze methode relatief eenvoudig te begrijpen is. Voor meer informatie over de manier waarop de top tien met kenmerken van jonge drugsverdachten is bepaald, zie de Technische toelichting.
Interpretatie onderzoeksresultaten
Bij het samenstellen van de top tien met belangrijkste onderscheidende kenmerken zijn een aantal keuzes gemaakt die invloed hebben op deze top tien. Er is voor gekozen dat elk kenmerk met numerieke waarden maar eenmaal mag voorkomen en dan met de best mogelijke score. Dit kan handmatig in de analysetool Cortana aangepast worden door bij numeric strategy te kiezen voor zogeheten best-bins. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat zowel meer dan 3 als meer dan 4 verdachte familieleden een grote kans geeft op een drugsverdenking. Cortana analyseert dan welke van de twee de grootste kans op drugsverdenking geeft en laat alleen de optie met de grootste kans zien. Dit maakt de interpretatie van de resultaten makkelijker. Een groter aantal verdachte familieleden, bijvoorbeeld 5 of meer verdachte familieleden was dan geen beter onderscheidend kenmerk geweest. Er worden namelijk altijd twee groepen vergeleken: jongeren met het kenmerk versus alle jongeren. Vervolgens wordt vergeleken hoeveel vaker drugsverdachten voorkomen in de groep met het kenmerk. In dit voorbeeld komen drugsverdachten niet relatief vaker voor bij jongeren met 5 of meer verdachte familieleden.
Daarnaast zou de top tien grotendeels gevuld zijn met de kenmerken die te maken hebben met eerdere verdenkingen naar type delict. Dit komt doordat in de analyse drugsverdachten vergeleken worden met een grotendeels niet verdachte populatie (alle jongeren in Nederland) waardoor eerdere verdenkingen vanzelf een relatief grote kans op een drugsverdenking geven. In de top tien is alleen het algemene kenmerk eerste verdenkingen opgenomen en niet de verdenkingen naar type delict. Om dit verder te detailleren zijn in paragraaf 3.4 de verdenkingen wél uitgeplitst naar type delict. Ook bij het kenmerk Halt-verwijzingen is alleen het algemene kenmerk Halt-registratie in de top tien opgenomen, en niet de Halt-registratie naar type delict.
3. Resultaten
3.1 Top tien kenmerken jonge drugsverdachten
Wat zijn de belangrijkste kenmerken van drugsverdachten in de leeftijd van 10 tot en met 23 jaar? Op plek 1 staat: eerder gedetineerd geweest. Onder jongeren die eerder gedetineerd zijn geweest, komen drugsverdachten 52 keer vaker voor dan onder alle jongeren in Nederland. Op plek 2 komen jongeren die met jeugdreclassering te maken hebben gehad: in deze groep komen drugsverdachten 27 keer vaker voor. Ook andere kenmerken die te maken hebben met een crimineel verleden zoals een eerdere verdenking2) (plek 5) en een halt-registratie (plek 6) blijken van belang te zijn. Deze uitkomsten bevestigen bevindingen uit de literatuur dat eerder gepleegde strafbare feiten een risicofactor vormen voor jongeren om in de drugscriminaliteit te belanden (Adamse et al., 2023). Verder zijn het gevolgd hebben van onderwijs voor moeilijk opvoedbare kinderen (plek 7) en voortijdig schoolverlaten (plek 8) belangrijk. Dit zijn beide risicofactoren die ook uit eerder onderzoek naar voren kwamen (Adamse et al., 2023). Ook geen inkomen hebben (plek 9) staat in de top tien. En ten slotte het hebben van zeven of meer verdachte huisgenoten in een instelling (denk aan kindertehuizen, gezinsvervangende instellingen en penitentiaire inrichtingen).3) Op 1 januari 2020 waren er 4890 jongeren die in een instelling wonen waarbij er zeven of meer jongeren in die instelling een verdenking hebben gehad tussen 2005 en 2019. Dit sluit aan bij de bevinding uit de literatuur dat criminaliteit in het sociale netwerk van de jongere een verhoogde de kans geeft dat de jongere zelf in de drugscriminaliteit belandt (Bos et al., 2022).Kenmerk | Risicofactor (Risicofactor 2)) |
---|---|
Eerder gedetineerd geweest | 52 |
Jeugdreclassering | 27 |
Wanbetaler zorgverzekering | 13 |
Schuld in de afgelopen 3 jaar | 13 |
Eerdere verdenking | 11 |
Halt-registratie | 9 |
Onderwijs moeilijk opvoedbaar | 8 |
Voortijdig schoolverlater | 7 |
Geen inkomen | 7 |
Zeven of meer verdachte huisgenoten in een instelling | 7 |
1) Het betreft drugsverdenking(en) in het jaar 2020. 2) De risicofactor (in de analysemethode Lift genoemd) geeft voor een bepaald kenmerk weer hoeveel vaker jonge drugsverdachten voorkomen in de groep met het kenmerk dan bij alle jongeren van die leeftijd. |
3.2 Top tien kenmerken first offenders en recidiverende drugsverdachte
Zowel bij de jongeren die voor het eerst drugsverdachte waren, de first offenders, als bij de jongeren die dit al vaker waren, de recidivisten, is eerder gedetineerd geweest het belangrijkste onderscheidende kenmerk. De eerdere detentie heeft voor de drugsverdenking plaatsgevonden. Wel is er een groot verschil: recidivisten komen 124 keer vaker voor in de groep die eerder gedetineerd is geweest, first offenders 25 keer vaker. Op basis van de data van dit onderzoek kan niet vastgesteld worden waarom het hebben van een detentieverleden bij recidivisten een belangrijker kenmerk is, maar vermoedelijk heeft dit voor een deel te maken met de specifieke aandacht van de politie voor veelplegers (Boschman, Piersma, Weijters, Tollenaar en Teerlink, 2022). Andere risicofactoren bij zowel de first offenders als de recidivisten zijn de kenmerken jeugdreclassering, wanbetaler zorgverzekering4), schuld in de afgelopen drie jaar, een eerdere verdenking of Halt-registratie, onderwijs voor moeilijk opvoedbare kinderen, en voortijdig schoolverlaten.
Bij first offenders valt op dat het hebben van vier of meer verdachte broers of zussen en van drie of meer verdachte huisgenoten in de top tien van onderscheidende kenmerken staan. Dit wijst erop dat bij first offenders de invloed van het sociale netwerk belangrijk is. Bij de recidivisten staan de kenmerken van werk naar bijstand en geen inkomen in de top tien, wat erop duidt dat bij deze groep het hebben van een slechte economische positie een belangrijke rol speelt.
Kenmerk | Risicofactor (Risicofactor2)) |
---|---|
First offenders | |
Eerder gedetineerd geweest | 25 |
Jeugdreclassering | 19 |
Wanbetaler zorgverzekering | 10 |
Schuld in de afgelopen 3 jaar | 10 |
Eerdere verdenking | 10 |
Halt-registratie | 8 |
Vier of meer verdachte broers/zussen | 8 |
Onderwijs moeilijk opvoedbaar | 7 |
Voortijdig schoolverlater | 6 |
Drie of meer verdachte huisgenoten | 6 |
Recidivisten | |
Eerder gedetineerd geweest | 117 |
Jeugdreclassering | 46 |
Wanbetaler zorgverzekering | 20 |
Schuld in de afgelopen 3 jaar | 19 |
Eerdere verdenking | 16 |
Geen inkomen | 12 |
Onderwijs moeilijk opvoedbaar | 11 |
Voortijdig schoolverlater | 11 |
Van werk naar bijstand | 11 |
Halt-registratie | 11 |
1) Het betreft drugsverdenking(en) in het jaar 2020. 2) De risicofactor (in de analysemethode Lift genoemd) geeft voor het betreffende kenmerk weer hoeveel vaker jonge drugsverdachten voorkomen in de groep met het kenmerk dan bij alle jongeren van die leeftijd. |
3.3 Top tien kenmerken minderjarige en meerderjarige drugsverdachten
Het belangrijkste kenmerk bij minderjarigen (10 tot en met 17 jaar) is jeugdreclassering: onder minderjarigen die in aanraking zijn geweest met jeugdreclassering komt een drugsverdenking 55 keer vaker voor dan bij alle minderjarige jongeren. Een ander opvallend kenmerk bij minderjarigen is het hebben van een eenpersoonshuishouden. Wellicht dat het ontbreken van sociale controle binnen het huishouden hier een rol speelt. In eerdere studies is dit kenmerk nog niet goed onderzocht bij minderjarige verdachten (Calderoni, et al., 2022). Verder blijkt ook dat het hebben van meerdere personen met een verdenking in het eigen netwerk een grote rol speelt: het hebben van vier of meer verdachte huisgenoten, van vier of meer verdachte broers of zussen, en van twee of meer verdachte huisgenoten in een instelling zijn alle drie kenmerken die bij minderjarige drugsverdachten in de top tien staan.
Bij meerderjarige drugsverdachten (18 tot en met 23 jaar) is eerder gedetineerd geweest het belangrijkste kenmerk: bij gedetineerden komen drugsverdenkingen 32 keer vaker voor dan bij alle meerderjarige jongeren. Bij minderjarigen komt het kenmerk zelfs niet voor in de top tien. Dit heeft er waarschijnlijk ook mee te maken dat detentie onder minderjarigen relatief weinig voorkomt. Op de tweede plaats komt bij de meerderjarige verdachten het in aanraking zijn geweest met jeugdreclassering. Op de negende plaats komt bij de meerderjarige verdachten het hebben gehad van jeugdbescherming. Dit past bij de bevinding uit eerder onderzoek dat een negatieve levensgebeurtenis een risicofactor kan zijn voor jongeren om in de drugscriminaliteit te belanden (Adamse et al., 2023). Verder blijken kenmerken die te maken hebben met een slechte economische positie belangrijke risicofactoren bij meerderjarige drugsverdachten te zijn: wanbetaler zorgverzekering, schuld in de afgelopen drie jaar, en huishoudinkomen in de afgelopen vier jaar lager dan het beleidsmatig minimum staan in de top tien. Ook kenmerken die te maken hebben met het sociale netwerk – het hebben van zeven of meer verdachte ooms en tantes en het hebben van zeven of meer verdachte huisgenoten in een instelling – staan eveneens in de top tien.
Kenmerk | Risicofactor (Risicofactor2)) |
---|---|
Minderjarigen | |
Jeugdreclassering | 55 |
Eerdere verdenking | 22 |
Schuld in de afgelopen 3 jaar | 19 |
Halt-registratie | 17 |
Onderwijs moeilijk opvoedbaar | 11 |
Eenpersoonshuishouden | 10 |
Vier of meer verdachte huisgenoten | 10 |
Vier of meer verdachte broers/zussen | 9 |
Twee of meer verdachte huisgenoten in een instelling | 9 |
Speciaal onderwijs | 8 |
Meerderjarigen | |
Eerder gedetineerd geweest | 32 |
Jeugdreclassering | 17 |
Wanbetaler zorgverzekering | 8 |
Schuld in de afgelopen 3 jaar | 8 |
Eerdere verdenking | 7 |
Onderwijs moeilijk opvoedbaar | 7 |
Huishoudinkomen 4 jaar lang onder beleidsmatig minimum (101%) | 6 |
Zeven of meer verdachte ooms/tantes | 6 |
Jeugdbescherming | 6 |
Zeven of meer verdachte huisgenoten in een instelling | 6 |
1) Het betreft drugsverdenking(en) in het jaar 2020. 2) De risicofactor (in de analysemethode Lift genoemd) geeft voor het betreffende kenmerk weer hoeveel vaker jonge drugsverdachten voorkomen in de groep met het kenmerk dan bij alle jongeren van die leeftijd. |
Kenmerken eerdere verdenkingen
In de voorgaande paragrafen bleek dat eerdere verdenkingen hoog in de top tien van onderscheidende kenmerken van jonge drugsverdachten naar voren komt. In een analyse op basis van verschillende typen eerdere verdenkingen die plaatsvonden in de periode 1 januari 2012 en 31 december 2019 is gekeken welke typen eerdere verdenkingen het meest onderscheidend zijn. Deze eerdere verdenkingen vonden dus plaats voor de drugsverdenking in 2020. In deze paragraaf worden alleen de subgroup 10- tot 23-jarige drugsverdachten en jongeren besproken, niet de andere subgroupen. De analyses van verschillende typen eerdere verdenkingen voor minderjarigen versus meerderjarigen, en voor first offenders versus recidivisten zijn te vinden op het dashboard zichtopondermijning.nl.
Zoals te verwachten is een eerdere verdenking van een drugsmisdrijf het belangrijkste onderscheidende kenmerk. Bij personen met een eerdere drugsverdenking komen drugsverdachten 42 keer vaker voor dan bij alle jongeren. Ook het verdacht zijn van een wapenmisdrijf (31 keer vaker) en het verdacht zijn van een overig misdrijf5) uit het Wetboek van Strafrecht (25 keer vaker) zijn belangrijke typen eerdere verdenkingen. Daarop volgt een eerdere verdenking van een verkeersmisdrijf of een verdenking van een gewelds- of seksueel misdrijf (beide 18 keer vaker). Van de verschillende typen eerdere verdenkingen zijn vermogensmisdrijven het minst belangrijk (15 keer vaker).
Categorie | Risicofactor3) (Risicofactor3)) |
---|---|
Eerdere verdenking drugsmisdrijf | 42 |
Eerdere verdenking wapenmisdrijf | 31 |
Eerdere verdenking overig Wetboek van Strafrecht | 25 |
Eerdere verdenking verkeersmisdrijf | 18 |
Eerdere verdenking geweld en seksuele misdrijf | 18 |
Eerdere verdenking vernieling en openbare orde | 17 |
Eerdere verdenking overige wetten | 16 |
Eerdere verdenking vermogensmisdrijf | 15 |
1) Het betreft drugsverdenking(en) in het jaar 2020. 2) De eerdere verdenkingen zijn ingedeeld naar de Standaardclassificatie Misdrijven 2010 (SCM). 3) De risicofactor (in de analysemethode Lift genoemd) geeft voor het betreffende kenmerk weer hoeveel vaker jonge drugsverdachten voorkomen in de groep met het kenmerk dan bij alle jongeren van die leeftijd. |
2)Bij eerdere verdenkingen moet opgemerkt worden dat het gaat om alle soorten verdenkingen, niet alleen om drugsverdenkingen.
3)Bij zeven of meer verdachte huisgenoten in een instelling gaat het om alle soorten verdenkingen (dus niet alleen drugsverdenkingen) die plaatsvonden voorafgaand aan het peiljaar. Het aantal van zeven huisgenoten is bepaald door middel van de data science tool Cortana die berekent welk aantal de grootste kans op drugsverdenking geeft (zie ook de paragraaf Methode en de Technische toelichting voor meer informatie).
4)Voor het kenmerk ‘wanbetaler zorgverzekering’ is op verzoek van de gemeenten gekozen omdat door middel van gemeentelijke regelingen en gemeentelijke beleidsprogramma’s relatief gemakkelijk op dit kenmerk gestuurd kan worden.
5)Overige misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht zijn alle misdrijven die niet vallen onder de categorieën geweldsmisdrijven, vermogensmisdrijven, vernieling en openbare orde. Denk hierbij bijvoorbeeld aan belediging van een agent.
4. Conclusie en aanbevelingen
De twee belangrijkste kenmerken waarop drugsverdachte jongeren in de leeftijd van 10 tot en met 23 jaar zich onderscheiden van alle jongeren van dezelfde leeftijd zijn het hebben van jeugdreclassering en vooral eerdere detentie. Ook financiële kenmerken zoals schulden, geen inkomen hebben en wanbetaling van de zorgverzekering spelen een rol.
Bij first offenders komen kenmerken die te maken hebben met criminaliteit in het sociale netwerk van de jongere relatief vaak voor in de top tien van onderscheidende kenmerken. Bij recidivisten spelen kenmerken die te maken hebben met een slechte economische positie een belangrijke rol.
Ook bij minderjarige drugsverdachten valt op dat criminaliteit in het eigen netwerk een belangrijke risicofactor is. Bij meerderjarige drugsverdachten zijn kenmerken die te maken hebben met een slechte economische positie belangrijke risicofactoren.
De resultaten van dit onderzoek komen grotendeels overeen met de bevindingen in de literatuur over dit onderwerp (Adamse, et al., 2023; Calderoni, et al., 2022). Alleen kenmerken die te maken hebben met de fysieke (woon)omgeving zoals criminaliteit in de buurt komen in dit onderzoek anders dan in de literatuur niet prominent naar voren. Kenmerken van de persoon zelf en diens sociale netwerk lijken veel belangrijker.
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek
Op de eerste plaats is het aan te raden om in toekomstig onderzoek naar risicofactoren bij jonge drugsverdachten in elk geval de kenmerken eerdere verdenkingen, jeugdreclassering en schulden mee te nemen. Deze werden in alle onderzochte groepen teruggevonden.
Op de tweede plaats is het van belang om onderzoek te doen naar causaliteit: in dit onderzoek heeft geen analyse plaatsgevonden waarmee eventuele oorzakelijke relaties tussen een kenmerk en een drugsverdenking kunnen worden aangetoond.
Op de derde plaats is het aan te bevelen om naar combinaties van kenmerken (zoals het hebben van schulden én jeugdreclassering) te gaan kijken. Over het algemeen geldt dat een combinatie van risicofactoren de kans op het plegen van georganiseerde criminaliteit verhoogt, waarbij geldt dat hoe meer risicofactoren er zijn, hoe groter de kans is om betrokken te raken bij criminaliteit (Peeck, Witteveen en Sikkens-Dokter, 2021).
Op de vierde plaats is het aan te raden om te onderzoeken waarom bepaalde (riskant geachte) kenmerken niet leiden tot het plegen van drugsdelicten (Adjiembaks, 2018).
En op de vijfde plaats, ten slotte, zouden in vervolgonderzoek meer gegevensbronnen gecombineerd kunnen worden. Dit onderzoek is uitsluitend gebaseerd op data over (geregistreerde) verdachten van de politie. Het zou een meerwaarde kunnen zijn om de verdenkingen van andere handhavingsdiensten zoals de Koninklijke Marechaussee en de Douane, die nu ontbreken, evenals niet geregistreerde verdenkingen, toe te voegen. Het bij het onderzoek betrekken van andere bronnen zou ook eventuele vertekening in historische data van de politie, ontstaan door eventuele intensievere controles in bepaalde wijken, kunnen wegnemen (Algemene Rekenkamer, 2022).
Technische toelichting
Werkwijze bepalen belangrijkste kenmerken
De analyse is uitgevoerd met behulp van de data science tool Cortana, een open source tool ontwikkeld door het Leiden Institute of Advanced Computer Sciences (LIACS). Deze tool maakt het mogelijk om snelle statistische regels te formuleren en bijbehorende aantallen te berekenen. Daaruit volgen groepen in een rangorde op basis van de verhoogde kans. Voor de groepen gebaseerd op associaties op één kenmerk (diepte 1) is een top-10 samengesteld. Daarbij is er rekening mee gehouden of de resulterende groepen (minimum coverage) en het aantal positieve gevallen (minimum support) voldoende groot zijn (minimaal 10 personen), om zo de relevantie van de uitkomsten te borgen. Ook is er gekozen voor een maximum coverage van 0.9, wat inhoudt dat een kenmerk niet meer dan 90 procent van de groep mag beschrijven. Deze instellingen zijn handmatig in Cortana aangepast om te kunnen voldoen aan de onderdrukkingsregels van het CBS en ervoor te zorgen dat de gevonden subgroepen nooit onthullend zijn.
In Cortana kunnen door middel van de zogenoemde quality measure meerdere manieren gekozen worden om de belangrijkste kenmerken te bepalen. In deze analyse is gekozen voor de ‘lift’, omdat hiermee relatief kleine subgroepen met een groot percentage verdachten gevonden kunnen worden. Een bijkomend voordeel is dat de lift relatief makkelijk is uit te leggen en te begrijpen. Met de lift wordt gekeken hoeveel vaker drugsverdachten voorkomen in de groep met het kenmerk in vergelijking met de totale populatie. Dit wordt berekend door het percentage drugsverdachten in de groep met het kenmerk te delen door het percentage drugsverdachten onder alle jongeren. Met een voorbeeld kunnen we de berekening nader toelichten. De lift voor jeugdreclassering wordt als volgt berekent voor jonge drugsverdachten:
\(\LARGE\frac{\left(\frac{Aantal\:jonge\: drugsverdachten\:met\:jeugdreclassering}{Aantal\:jongeren\:in\: Nederland\: met\: jeugdreclassering}\right)}{\left(\frac{Aantal\:jonge\:drugsverdachten}{Aantal\:jongeren\:in\:Nederland}\right)}\)
Op basis van de data krijgen we dan volgende lift-score:
\(\LARGE\frac{\left(\frac{880\:jonge\: drugsverdachten\:met\:jeugdreclassering}{20\:890\:jongeren\:in\: Nederland\: met\: jeugdreclassering}\right)}{\left(\frac{4\:480\:jonge\:drugsverdachten}{2\:879\:290\:jongeren\:in\:Nederland}\right)}\normalsize=27\)
Privacy
Uit oogpunt van privacybescherming publiceert het CBS enkel cijfers op groepsniveau, dus nooit op individueel niveau. Ook wordt in CBS-onderzoek veel aandacht besteed aan het tegengaan van de kans op (groeps-)onthulling. Zo zijn de cijfers in dit rapport afgerond en zijn de cijfers onderdrukt (niet weergegeven) indien de aantallen te beperkt zijn. De privacy van de personen waar dit onderzoek zich op richt heeft gedurende het hele onderzoek centraal gestaan. Zo is het koppelen van bestanden uit meerdere bronnen (bijvoorbeeld van de Basisregistratie Personen en van registratiecijfers over verdachten van criminaliteit) gebeurd door middel van een gepseudonimiseerde koppelsleutel/nummer. De burgerservicenummers van de personen zijn ook voor de onderzoekers nooit zichtbaar geweest. Zie de CBS-website voor meer informatie over hoe het CBS met privacy omgaat: https://www.cbs.nl/nl-nl/over-ons/dit-zijn-wij/onze-organisatie/privacy .
Referenties
Adamse, I., Q. Nguyen, E. Boertien, S. van Deuren, V. Eichelsheim, en A. Blockland (2023). Resultaten systematische literatuurreviews. Amsterdam: NSCR, EPIC.
Adjiembaks, S.D. (2018). Waarom opgroeien in een risicovol, crimineel milieu niet altijd tot een criminele carrière leidt... Strafblad.
Algemene Rekenkamer (2022). Algoritmes getoetst: De inzet van 9 algoritmes bij de overheid. Den Haag.
Bos, B., M. Das, H. Posthumus, J. van der Laan, V. de Heij, en P. Nieuwbeerta (2022). Persoonsnetwerken en criminaliteit van Nederlandse jongeren. Tijdschrift voor Criminologie, 64(2), 170-195.
Boschman, S. E., T. W. Piersma, G. Weijters, N. Tollenaar, en M.Teerlink (2022). Verschil in recidivetrends onder jeugdigen: Inzicht in ontwikkelingen in recidive onder verschillende groepen jeugdige justitiabelen. Den Haag: WODC.
Boutellier, J. C. J., C. Hermans, en F. van de Plas (2019). Ontsporende vrijheid: Over de maatschappelijke betekenis van ondermijning en het belang van een onorthodoxe aanpak daarvan. Boom bestuurskunde.
Calderoni, F., G. M. Campedelli, T. Comunale, M.E. Marchesi en E.U. Savona (2020). Recruitment into organised criminal groups: A systematic review. Trends and Issues in Crime and Criminal Justice, (583), 1-28.
Calderoni, F., T. Comunale, G. M. Campedelli, M. Marchesi, D. Manzi, en N. Frualdo (2022). Organized crime groups: A systematic review of individual‐level risk factors related to recruitment. Campbell systematic reviews, 18(1), e1218.
Comunale, T., F. Calderoni, M. Marchesi, E. Superchi, en G.M. Campedelli (2020). Systematic review of the social, psychological and economic factors relating to involvement and recruitment into organized crime. In D. Weisburd, E. U. Savona, B. Hasisi, en F. Calderoni (Eds.), Understanding recruitment to organized crime and terrorism (pp. 175– 204). New York, NY: Springer International Publishing.
Kessels, R. (2023). Monitor Jeugdcriminaliteit 2023: Jeugdige verdachten van misdrijven; ontwikkelingen tot 2023. Den Haag: WODC en CBS.
Konijn, R. M. (2017). Detecting Interesting Differences: Data Mining in Health Insurance Data using Outlier Detection and Subgroup Discovery. [PhD-Thesis - Research and graduation internal, Vrije Universiteit Amsterdam].
Peeck, V., Z. Witteveen en E. Sikkens-Dokter (2021). Dealers in de dop: een kwalitatief onderzoek naar jonge aanwas in de drugscriminaliteit. Nationale politie, Dienst Regionale Informatie Organisatie, Team Analyse & Onderzoek.
Stoker, E. en W. Thijssen (2019, 3 oktober). ‘De moord op Wiersum ervaar ik echt als een persoonlijke aanval op ons, de politie, en op het OM’. De Volkskrant.
Tollenaar N. en A.M. Van der Laan (2023). Monitor Jeugdcriminaliteit: Ontwikkelingen in jeugdige strafrechtelijke daders en de afdoening tot 2022. Den Haag: WODC.
Tweede Kamer (2023). Brede preventieaanpak (georganiseerde en ondermijnende) jeugdcriminaliteit [Kamerbrief]. Den Haag: Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Van der Laan, A.M., S. Pleysier en F. Weerman (2020). Hedendaagse jeugdcriminaliteit: nieuwe vragen en enkele antwoorden na een historische daling. Tijdschrift voor Criminologie (62) 2-3, 115-129.
Van der Laan, A.M., J. Rokven, en G. Weijters (2018). De daling in jeugddelinquentie: minder risico, meer bescherming? Tijdschrift voor Criminologie, 60(1).
Weijers, I., H. Ferwerda en R. Roks (2021). Te groot voor de wijkagent, te klein voor de recherche, PROCES 2021, 264-275.
Bijlage
Onderwerp | Kenmerk | Uitleg |
---|---|---|
Target | Verdachte drugsdelict in het peiljaar | Jongere in de leeftijd van 10 tot en met 23 jaar is minimaal één keer drugsverdachte geweest in 2020. |
Target | Drugs first offender | Jongere in de leeftijd van 10 tot en met 23 jaar die in de periode van 2012 tot en met het peiljaar eenmalig verdacht is geweest van een drugsdelict, waarbij de verdenking plaatsvond in 2020. |
Target | Drugs recidivist | Jongere in de leeftijd van 10 tot en met 23 jaar die in de periode van 2012 tot en met het peiljaar herhaaldelijk verdacht is geweest van een drugsdelict, waarbij ten minste één verdenking plaatsvond in 2020. |
Persoonlijk | Leeftijd | Leeftijd van persoon op 1 januari 2020. |
Inkomen | Sociaal economische categorie (2020) | De sociaal economische categorie van een persoon op 1 januari 2020. Om de sociaaleconomische categorie te bepalen worden alle inkomsten in de verslagmaand uit de verschillende inkomensbronnen die iemand heeft, met elkaar vergeleken. Het hoogste bedrag is in principe bepalend voor de sociaaleconomische categorie. Daarnaast wordt meegenomen of een persoon ingeschreven staat bij een onderwijsinstelling. Dat is medebepalend voor de sociaaleconomische categorie. |
Inkomen | Sociaal economische categorie (2015) | De sociaal economische categorie van een persoon op 1 januari 2015. Om de sociaaleconomische categorie te bepalen worden alle inkomsten in de verslagmaand uit de verschillende inkomensbronnen die iemand heeft, met elkaar vergeleken. Het hoogste bedrag is in principe bepalend voor de sociaaleconomische categorie. Daarnaast wordt meegenomen of een persoon ingeschreven staat bij een onderwijsinstelling. Dat is medebepalend voor de sociaaleconomische categorie. |
Inkomen | Wanbetaler van zorgverzekering | Persoon die wel verzekerd is volgens de Zorgverzekeringswet maar de verschuldigde premie niet voldoet, wordt wanbetaler genoemd. Er moet dan minimaal 6 maanden geen premie voor de basisverzekering betaald zijn, een aanmelding zijn bij het CAK, in het bestuursrechtelijke premieregime zitten en 18 jaar of ouder zijn. |
Inkomen | Persoonlijk inkomen in groepen | Het persoonlijk jaarinkomen in groepen op 1 januari 2020 in groepen van 10 000 euro. |
Inkomen | Gestandaardiseerd huishoudinkomen in percentielen | Het gestandaardiseerd huishoudinkomen in percentielgroepen van tien procent op 1 januari 2020. |
Inkomen | Gestandaardiseerd huishoudinkomen in groepen | Het gestandaardiseerd huishoudinkomen op 1 januari 2020 in groepen van 10 000 euro. |
Inkomen | Huishoudinkomen ten opzichte van beleidsmatig minimum (101%) | Het gestandaardiseerd huishoudinkomen op 1 januari 2020 ten opzichte van het beleidsmatig minimum (101%). |
Inkomen | Huishoudinkomen ten opzichte van beleidsmatig minimum (110%) | Het gestandaardiseerd huishoudinkomen op 1 januari 2020 ten opzichte van het beleidsmatig minimum (110%). |
Inkomen | Huishoudinkomen ten opzichte van beleidsmatig minimum (120%) | Het gestandaardiseerd huishoudinkomen op 1 januari 2020 ten opzichte van het beleidsmatig minimum (120%). |
Inkomen | Huishoudinkomen ten opzichte van beleidsmatig minimum (130%) | Het gestandaardiseerd huishoudinkomen op 1 januari 2020 ten opzichte van het beleidsmatig minimum (130%). |
Inkomen | Huishoudinkomen ten opzichte van beleidsmatig minimum (150%) | Het gestandaardiseerd huishoudinkomen op 1 januari 2020 ten opzichte van het beleidsmatig minimum (150%). |
Inkomen | Huishoudinkomen voor 4 jaar ten opzichte van beleidsmatig minimum (101%) | Het gestandaardiseerd huishoudinkomen van de afgelopen vier jaar (1 januari 2016 tot en met 1 januari 2020) ten opzichte van het beleidsmatig minimum (101%). |
Inkomen | Huishoudinkomen voor 4 jaar ten opzichte van beleidsmatig minimum (110%) | Het gestandaardiseerd huishoudinkomen van de afgelopen vier jaar (1 januari 2016 tot en met 1 januari 2020) ten opzichte van het beleidsmatig minimum (110%). |
Inkomen | Huishoudinkomen voor 4 jaar ten opzichte van beleidsmatig minimum (120%) | Het gestandaardiseerd huishoudinkomen van de afgelopen vier jaar (1 januari 2016 tot en met 1 januari 2020) ten opzichte van het beleidsmatig minimum (120%). |
Inkomen | Huishoudinkomen voor 4 jaar ten opzichte van beleidsmatig minimum (130%) | Het gestandaardiseerd huishoudinkomen van de afgelopen vier jaar (1 januari 2016 tot en met 1 januari 2020) ten opzichte van het beleidsmatig minimum (130%). |
Inkomen | Huishoudinkomen voor 4 jaar ten opzichte van beleidsmatig minimum (150%) | Het gestandaardiseerd huishoudinkomen van de afgelopen vier jaar (1 januari 2016 tot en met 1 januari 2020) ten opzichte van het beleidsmatig minimum (150%). |
Inkomen | Schuldsanering | Persoon heeft ergens tussen 31 december 2010 en 31 december 2019 in de schuldsanering gezeten. |
Inkomen | Problematische schulden van persoon | Geregistreerde problematische schulden worden bepaald aan de hand van een indicator op basis van gegevens van het CJIB, CAK, WSNP, Belastingdienst en DUO. Gegevens van het BKR en de Raad voor de Rechtspraak worden hier buiten beschouwing gelaten, omdat deze organisaties geen toestemming geven om hun informatie te gebruiken. Een persoon heeft problematische schulden wanneer ten minste een van de volgende criteria:
|
Inkomen | Problematische schulden van huishouden | Geregistreerde problematische schulden worden bepaald aan de hand van een indicator op basis van gegevens van het CJIB, CAK, WSNP, Belastingdienst en DUO. Gegevens van het BKR en de Raad voor de Rechtspraak worden hier buiten beschouwing gelaten, omdat deze organisaties geen toestemming geven om hun informatie te gebruiken. Een huishouden heeft problematische schulden wanneer ten minste een persoon in het huishouden voldoet aan ten minste een van de volgende criteria:
|
Criminaliteit | Eerste verdenking – Vermogensmisdrijf (SCM) | De eerste geregistreerde verdenking tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019 is een vermogensmisdrijf en/of diefstal. Een persoon kan voor meerdere feiten tegelijk verdacht zijn en dus meerdere eerste verdenkingen hebben. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Criminaliteit | Eerste verdenking – Openbare orde (SCM) | De eerste geregistreerde verdenking tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019 is een vernieling en openbare orde misdrijf. Een persoon kan voor meerdere feiten tegelijk verdacht zijn en dus meerdere eerste verdenkingen hebben. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Criminaliteit | Eerste verdenking – Geweld en seksuele misdrijf (SCM) | De eerste geregistreerde verdenking tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019 is een geweld en seksuele misdrijf. Een persoon kan voor meerdere feiten tegelijk verdacht zijn en dus meerdere eerste verdenkingen hebben. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Criminaliteit | Eerste verdenking – Wetboek van Strafrecht overig (SCM) | De eerste geregistreerde verdenking tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019 is een overig misdrijf dat te vinden is in het Wetboek van Strafrecht, maar niet in andere SCM-classificaties voorkomt. Een persoon kan voor meerdere feiten tegelijk verdacht zijn en dus meerdere eerste verdenkingen hebben. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Criminaliteit | Eerste verdenking – Verkeersmisdrijf (SCM) | De eerste geregistreerde verdenking tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019 is een verkeersmisdrijf. Een persoon kan voor meerdere feiten tegelijk verdacht zijn en dus meerdere eerste verdenkingen hebben. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Criminaliteit | Eerste verdenking – Drugsmisdrijf (SCM) | De eerste geregistreerde verdenking tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019 is een drugsmisdrijf. Een persoon kan voor meerdere feiten tegelijk verdacht zijn en dus meerdere eerste verdenkingen hebben. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Criminaliteit | Eerste verdenking – Wapenmisdrijf (SCM) | De eerste geregistreerde verdenking tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019 is een (vuur)wapenmisdrijf. Een persoon kan voor meerdere feiten tegelijk verdacht zijn en dus meerdere eerste verdenkingen hebben. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Criminaliteit | Eerste verdenking – Overige wetten (SCM) | De eerste geregistreerde verdenking tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019 is een overig misdrijf. Een persoon kan voor meerdere feiten tegelijk verdacht zijn en dus meerdere eerste verdenkingen hebben. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Criminaliteit | Eerdere verdenking | Persoon heeft in tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019 een eerdere verdenking gehad. Er wordt hierbij niet alleen naar drugsverdenkingen maar naar alle soorten verdenkingen gekeken. |
Criminaliteit | Eerdere verdenking – Vermogensmisdrijf (SCM) | Persoon heeft een eerdere geregistreerde verdenking voor een vermogensmisdrijf en/of diefstal gehad tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Criminaliteit | Eerdere verdenking – Openbare orde (SCM) | Persoon heeft een eerdere geregistreerde verdenking voor vernieling en/of openbare orde misdrijf gehad tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Criminaliteit | Eerdere verdenking – Geweld en seksuele misdrijf (SCM) | Persoon heeft een eerdere geregistreerde verdenking voor een geweld en/of seksueel misdrijf gehad tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Criminaliteit | Eerdere verdenking – Wetboek van Strafrecht overig (SCM) | Persoon heeft een eerdere geregistreerde verdenking voor een overig misdrijf dat te vinden is in het Wetboek van Strafrecht (maar niet in andere SCM-classificaties voorkomt) gehad tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Criminaliteit | Eerdere verdenking – Verkeersmisdrijf (SCM) | Persoon heeft een eerdere geregistreerde verdenking voor een verkeersmisdrijf gehad tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Criminaliteit | Eerdere verdenking – Drugsmisdrijf (SCM) | Persoon heeft een eerdere geregistreerde verdenking voor een drugsmisdrijf gehad tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010. 1) |
Criminaliteit | Eerdere verdenking – Wapenmisdrijf (SCM) | Persoon heeft een eerdere geregistreerde verdenking voor een wapenmisdrijf gehad tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Criminaliteit | Eerdere verdenking – Overige wetten (SCM) | Persoon heeft een eerdere geregistreerde verdenking voor een overig misdrijf tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Criminaliteit | Halt | Een persoon is naar Halt verwezen ergens tussen 1 januari 2010 en 31 december 2019. |
Criminaliteit | Halt – Delict geweldmisdrijven | Een persoon is naar Halt verwezen voor een geweldsmisdrijf tussen1 januari 2010 en 31 december 2019. Een delict valt in de categorie ‘Geweldsmisdrijven’ in geval van: bedreiging en mishandeling (eenvoudig). Een delict kan een misdrijf of overtreding zijn. |
Criminaliteit | Halt – Delict vernieling en openbare orde | Een persoon is naar Halt verwezen voor vernieling of openbare orde ergens tussen 1 januari 2010 en 31 december 2019. Een delict valt in de categorie ‘Vernieling’ in geval van: openlijk geweld goederen, brandstichting opzettelijk met gevaar goederen (niet personen), vernieling, en graffiti. Een delict kan een misdrijf of overtreding zijn. |
Criminaliteit | Halt – Delict vermogensmisdrijven | Een persoon is naar Halt verwezen voor een vermogensmisdrijf ergens tussen 1 januari 2010 en 31 december 2019. Een delict valt in de categorie 'Vermogensmisdrijven' in geval van: (winkel)diefstal, (winkel)diefstal in vereniging en poging tot, verduistering en poging tot, opzetheling, schuldheling, en verwisselen prijskaartjes. Een delict kan een misdrijf of overtreding zijn. |
Criminaliteit | Halt – Delict onbekend | Een persoon is naar Halt verwezen voor een onbekende reden ergens tussen 1 januari 2010 en 31 december 2019. Van enkele personen in de Haltregistratie is onbekend voor welk soort delict zij naar Bureau Halt verwezen zijn. In vrijwel alle gevallen gaat het hier om Niet-Halt- waardige delicten. |
Criminaliteit | Halt – Delict overige misdrijven | Een persoon is naar Halt verwezen voor een overig misdrijf ergens 1 januari 2010 en 31 december 2019. Een delict valt in de categorie 'Overige misdrijven' in geval van o.a.: Belediging. Een delict kan een misdrijf of overtreding zijn. |
Criminaliteit | Halt – Delict baldadigheid | Een persoon is naar Halt verwezen voor baldadigheid ergens tussen 1 januari 2010 en 31 december 2019. Een delict valt in de categorie 'Baldadigheid' in geval van: baldadigheid met gevaar/nadeel goederen en verboden toegang. |
Criminaliteit | Halt – Delict overtreding leerplichtwet | Een persoon is naar Halt verwezen voor leerplichtwet ergens tussen 1 januari 2010 en 31 december 2019. Een delict valt in de categorie 'Overtreding van de Leerplichtwet' in geval van: Schoolverzuim. Een delict kan een misdrijf of overtreding zijn. |
Criminaliteit | Halt – Delict vuurwerkovertreding | Een persoon is naar Halt verwezen voor vuurwerkovertreding ergens tussen 1 januari 2010 en 31 december 2019. Een delict valt in de categorie 'Vuurwerkovertredingen' in geval van: Vuurwerkbesluit, illegaal/ondeugdelijk vuurwerk, voorhanden hebben vuurwerk buiten verkoopperiode of voorhanden hebben meer dan 10 kg vuurwerk in verkoopperiode, en vuurwerk afsteken buiten toegestane tijd. Een delict kan een misdrijf of overtreding zijn. |
Criminaliteit | Halt – Delict overige overtredingen | Een persoon is naar Halt verwezen voor een overige overtreding ergens tussen 1 januari 2010 en 31 december 2019. Een delict valt in de categorie 'Overige overtredingen' in geval van: Openbare dronkenschap en Wet personenvervoer. Een delict kan een misdrijf of overtreding zijn. |
Criminaliteit | Gedetineerd | Persoon is ergens tussen 1 januari 2010 en 31 december 2019 gedetineerd geweest. |
Jeugdzorg | Jeugdhulp | Persoon heeft ergens tussen 1 januari 2015 en 31 december 2019 jeugdhulp ontvangen. |
Jeugdzorg | Jeugdbescherming | Persoon heeft ergens tussen 1 januari 2015 en 31 december 2019 jeugdbescherming ontvangen. |
Jeugdzorg | Jeugdreclassering | Persoon heeft ergens tussen 1 januari 2015 en 31 december 2019 jeugdreclassering ontvangen. |
Opleiding | Hoogst behaalde opleiding | De hoogst behaalde opleiding van de persoon op 1 oktober 2019. |
Opleiding | Hoogst gevolgde opleiding | De hoogst gevolgde opleiding van de persoon op 1 oktober 2019. |
Opleiding | Startkwalificatie | Persoon bezit een startkwalificatie. Een startkwalificatie is een afgeronde HAVO-, VWO- of een basisberoepsopleiding. |
Opleiding | Voortijdig schoolverlaten | Jongeren die een jaar eerder op 1 oktober ingeschreven waren in het bekostigd vo, mbo of vavo en op 1 oktober 2020 niet meer ingeschreven zijn in het bekostigd onderwijs, op dat moment geen startkwalificatie hebben én op het peilmoment jonger zijn dan 23 jaar. In dit onderzoek is jaarlijks van 2009 tot en met het jaar 2019 voor alle jongeren bekeken of zij een voortijdig schoolverlater zijn geworden. Deze variabele geeft dus aan of de jongere minimaal éénmaal tussen 2009 en het jaar voorgaand aan het peiljaar een voortijdig schoolverlater is geworden. Het is mogelijk dat een jongere later wel weer een opleiding is gaan volgen of een startkwalificatie heeft behaald. |
Opleiding | Onderwijs moeilijk opvoedbaar | Persoon volgde tussen 1 oktober 2009 en 1 oktober 2019 onderwijs voor moeilijk lerende/opvoedbare kinderen. |
Opleiding | Speciaal onderwijs | Heeft op speciaal onderwijs gezeten tussen 1 oktober 2009 en 1 oktober 2019. |
Opleiding | Schoolwisselingen | Een persoon heeft tussen 1 september 2010 en 1 september 2020 een keer gewisseld van middelbare school en is op hetzelfde niveau gebleven en in hetzelfde leerjaar gebleven of een leerjaar hoger gegaan. |
Life events | Ontslag | Persoon is ergens 1 januari 2012 en 31 december 2019 tussen een keer ontslagen geweest. |
Life events | Slachtofferhulp | Persoon heeft ergens 1 januari 2012 en 31 december 2019 tussen slachtofferhulp gehad. |
Life events | Van werk naar WW | Persoon is ergens tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019 van werk naar een WW- uitkering gegaan. |
Life events | Van werk naar bijstand | Persoon is ergens tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019 van werk naar een bijstand-uitkering gegaan. |
Life events | Scheiding | Persoon is ergens tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019 gescheiden geweest. |
Huishouden | Type huishouden (2020) | Type huishouden van persoon op 1 januari 2020. |
Huishouden | Type huishouden (2015) | Type huishouden van persoon op 1 januari 2015. |
Huishouden | Plaats in huishouden (2020) | Plaats in het huishouden op 1 januari 2020. |
Huishouden | Plaats in huishouden (2015) | Plaats in het huishouden op 1 januari 2015. |
Huishouden | Aantal personen in huishouden (2020) | Aantal personen in het huishouden op 1 januari 2020. |
Huishouden | Aantal personen in huishouden (2015) | Aantal personen in het huishouden op 1 januari 2015. |
Huishouden | Aantal kinderen in huishouden (2020) | Aantal personen met plaats (positie) in het huishouden 'thuiswonend kind' op 1 januari 2020. |
Huishouden | Aantal kinderen in huishouden (2015) | Aantal personen met plaats (positie) in het huishouden 'thuiswonend kind' op 1 januari 2015. |
Huishouden | Thuiswonend kind in éénoudergezin geweest | Ergens tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2020 in een éénoudergezin heeft gewoond. |
Huishouden | In institutioneel huishouden gewoond | Ergens tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2020 in een institutioneel huishouden heeft gewoond. Een institutioneel huishouden is een huishouden waarbij één of meer personen samen een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats. Het gaat om personen in instellingen zoals verpleeg-, verzorgings- en kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen, revalidatiecentra en penitentiaire inrichtingen, die daar in principe voor langere tijd (zullen) verblijven. |
Huishouden | In overig huishouden gewoond | Ergens tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2020 in een overig huishouden heeft gewoond. Bijvoorbeeld aan iemand die samen met broer(s) en/of zus(sen) een huishouden vormt, een pleegkind, of een kostganger die bij een gezin inwoont. |
Huishouden | Aantal personen woonachtig per vierkante meter | Aantal personen in een huishouden op 1 januari gedeeld door het aantal vierkante meter van de woning. |
Huishouden | Aantal personen in huishouden (2020) | Aantal personen in het huishouden op 1 januari 2020. |
Ouders | Leeftijd geboorte vader | De leeftijd van de vader tijdens de geboorte van de persoon. |
Ouders | Leeftijd geboorte moeder | De leeftijd van de moeder tijdens de geboorte van de persoon. |
Ouders | Sociaal economische categorie van vader | De sociaal economische categorie van de vader op 1 januari 2020. Om de sociaaleconomische categorie te bepalen worden alle inkomsten in de verslagmaand uit de verschillende inkomensbronnen die iemand heeft, met elkaar vergeleken. Het hoogste bedrag is in principe bepalend voor de sociaaleconomische categorie. Daarnaast wordt meegenomen of een persoon ingeschreven staat bij een onderwijsinstelling. Dat is medebepalend voor de sociaaleconomische categorie. |
Ouders | Sociaal economische categorie van moeder | De sociaal economische categorie van de moeder op 1 januari 2020. Om de sociaaleconomische categorie te bepalen worden alle inkomsten in de verslagmaand uit de verschillende inkomensbronnen die iemand heeft, met elkaar vergeleken. Het hoogste bedrag is in principe bepalend voor de sociaaleconomische categorie. Daarnaast wordt meegenomen of een persoon ingeschreven staat bij een onderwijsinstelling. Dat is medebepalend voor de sociaaleconomische categorie. |
Ouders | Schuldsanering ouders | De vader en/of moeder heeft ergens tussen 31 december 2010 en 31 december 2019 in de schuldsanering gezeten. |
Ouders | Wanbetalers zorgverzekering ouders | De vader en/of moeder is wanbetaler geweest. Een wanbetaler is iemand die minimaal 6 maanden geen premie voor zijn/haar basisverzekering betaald ergens tussen 31 december 2010 en 31 december 2019. |
Ouders | Hoogst behaalde opleiding vader | De hoogst behaalde opleiding van de vader op 1 oktober 2019. |
Ouders | Hoogst behaalde opleiding moeder | De hoogst behaalde opleiding van de moeder op 1 oktober 2019. |
Ouders | Slachtofferhulp ouders | De vader en/of moeder heeft ergens tussen 31 december 2010 en 31 december 2019 slachtofferhulp ontvangen. |
Ouders | Scheiding/uit elkaar gaan van ouders | Een van de ouders is tussen 1 januari 2012 en 31 december 2019 een keer gescheiden geweest. |
Familie | Percentage verdachte familieleden | Aantal familieleden met een verdenking tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019, gecorrigeerd voor het totaal verdachte familieleden. |
Familie | Verdachte in de familie van vermogensmisdrijf (SCM) | In de familie is iemand verdacht geweest van een vermogensdelict tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Familie | Verdachte in de familie van vernieling en openbare orde (SCM) | In de familie is iemand verdacht geweest van een vernieling en openbare orde delict tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Familie | Verdachte in de familie van geweld en seksueel misdrijf (SCM) | In de familie is iemand verdacht geweest van een geweld en seksueel misdrijf tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Familie | Verdachte in de familie van onbekend misdrijf (SCM) | In de familie is iemand verdacht geweest van een onbekend misdrijf tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Familie | Verdachte in de familie van verkeersmisdrijf (SCM) | In de familie is iemand verdacht geweest van een verkeersmisdrijf tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Familie | Verdachte in de familie van drugsmisdrijf (SCM) | In de familie is iemand verdacht geweest van een drugsmisdrijf tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Familie | Verdachte in de familie van wapenmisdrijf (SCM) | In de familie is iemand verdacht geweest van een wapenmisdrijf tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) 2010 |
Familie | Verdachte in de familie van overige wetten (SCM) | In de familie is iemand verdacht geweest van een overig misdrijf die te vinden is in het Wetboek van Strafrecht, maar niet andere SCM-classificaties voorkomt, tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. De feiten zijn ingedeeld volgens Standaard Classificatie Misdrijven (SCM) 2010.1) |
Familie | Verdachte broer en/of zus | Broer en/of zus is een keer verdacht geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. Halfbroers en –zussen worden ook tot broer en/of zus gerekend. |
Familie | Verdachte stiefbroer en/of stiefzus | Stiefbroer en/of stiefzus is een keer verdacht geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. |
Familie | Verdachte grootouder(s) | Een grootouder is een keer verdacht geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. |
Familie | Verdachte neef en/of nicht | Neef en/of nicht is een keer verdacht geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. |
Familie | Verdachte oom en/of tante | Oom en/of tante is een keer verdacht geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. |
Familie | Verdachte ouder(s) | Vader en/of moeder is een keer verdacht geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. |
Familie | Verdachte stiefouder(s) | Stiefvader en/of stiefmoeder is een keer verdacht geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. |
Familie | Aantal familieleden | Aantal familieleden van de persoon terug te vinden in de Basisregistratie Personen (BRP) op 1 januari 2020. |
Familie | Totaal verdachte familieleden | Totaal aantal familieleden met een verdenking tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. |
Familie | Totaal verdachte broers en/of zussen | Totaal aantal broers en/of zussen dat een keer verdacht is geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. Halfbroers en –zussen worden ook tot broer en/of zus gerekend. |
Familie | Totaal verdachte stiefbroers en/of stiefzussen | Totaal aantal stiefbroers en/of stiefzussen dat een keer verdacht is geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. |
Familie | Totaal verdachte grootouder(s) | Totaal aantal grootouders dat een keer verdacht is geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. |
Familie | Totaal verdachte neven en/of nichten | Totaal aantal neven en/of nichten dat een keer verdacht is geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. |
Familie | Totaal verdachte ooms en/of tantes | Totaal aantal ooms en/of tantes dat een keer verdacht is geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. |
Familie | Totaal verdachte ouder(s) | Totaal aantal vaders en/of moeders dat een keer verdacht is geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. |
Familie | Totaal verdachte stiefouder(s) | Totaal aantal stiefvaders en/of stiefmoeders dat een keer verdacht is geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. |
Familie | Aantal wanbetalers in familie | Totaal aantal wanbetalers zorgverzekering in de familie. Een wanbetaler is iemand die minimaal 6 maanden geen premie voor zijn/haar basisverzekering betaald ergens tussen 31 december 2010 en 31 december 2019. |
Familie | Percentage wanbetalers zorgverzekering in de familie | Totaal aantal wanbetalers zorgverzekering in de familie, gedeeld door het totaal aantal familieleden. Een wanbetaler is iemand die minimaal 6 maanden geen premie voor zijn/haar basisverzekering betaald ergens tussen 31 december 2010 en 31 december 2019. |
Huisgenoten | Aantal verdachte huisgenoten | Totaal aantal huisgenoten dat een keer verdacht is geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. |
Huisgenoten | Aantal verdachte huisgenoten in instelling | Totaal aantal huisgenoten wonend in een instelling dat een keer verdacht is geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. Een persoon woont in een instelling als de persoon onder andere woont in een verpleeg-, verzorgings- en kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen, revalidatiecentra of penitentiaire inrichtingen. Daarnaast moet de persoon daar in principe voor langere tijd (zullen) verblijven. Een extra aandachtspunt hierbij is dat zodra van minstens één persoon op een adres wordt aangegeven dat diegene in een instelling woont, wordt aangenomen dat alle bewoners op dit adres in een instelling wonen. In enkele gevallen komt het voor dat er binnen een adres verschil bestaat in het huishoudtype van de bewoners, waarbij een deel volgens huishoudtype wel in een instelling zou wonen en een ander deel niet. |
Klasgenoten | Aantal verdachte klasgenoten | Totaal aantal klasgenoten dat een keer verdacht is geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. |
Klasgenoten | Verdachte klasgenoten | Een klasgenoot van de persoon is een keer verdacht geweest tussen 1 januari 2005 en 31 december 2019. |
Buurt | Percentage jonge drugsverdachten in de buurt | Percentage jonge drugsverdachten, in de leeftijd 10 tot en met 23 jaar, met een verdenking in 2019 in de buurt. |
Buurt | Misdrijven in de buurt | Aantal misdrijven gepleegd in de buurt in 2019. |
Buurt | Misdrijven in de buurt (gecorrigeerd) | Aantal misdrijven gepleegd in de buurt in een jaar in 2019, gecorrigeerd voor het aantal inwoners in de buurt. |
Buurt | Bevolkingsdichtheid van de buurt | Het aantal inwoners per km² per buurt op 1 januari 2020. |
Buurt | Percentage woningen vanaf 2000 | Het aantal woningen met bouwjaar 2000 of later in een buurt op 1 januari 2020. |
Buurt | Stedelijkheid | Op grond van de omgevingsadressendichtheid is aan iedere buurt, wijk of gemeente een stedelijkheidsklasse toegekend op 1 januari 2020. |
Buurt | Gemiddelde WOZ in de buurt | Gemiddelde WOZ-waarde van de woningen in een buurt op 1 januari 2020. |
Buurt | Percentage woningcorporatiewoningen in de buurt | Percentage woningen in bezit van een woningcorporatie in de buurt op 1 januari 2020. |
Buurt | Aantal personen AO buurt | Aantal personen in de buurt die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (wet Wajong) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) op 1 januari 2020. |
Buurt | Afstand huisartsenpraktijk buurt | De gemiddelde afstand van alle inwoners in een buurt tot de dichtstbijzijnde huisartsenpraktijk op 1 januari 2020, berekend over de weg. |
Buurt | Afstand supermarkt buurt | De gemiddelde afstand van alle inwoners in een buurt tot de dichtstbijzijnde grote supermarkt op 1 januari 2020, berekend over de weg. |
Buurt | Afstand kinderdagverblijf buurt | De gemiddelde afstand van alle inwoners in een buurt tot het dichtstbijzijnde kinderdagverblijf op 1 januari 2020, berekend over de weg. |
Buurt | Oppervlakte land buurt | Oppervlakte van land in de buurt op 1 januari 2020 in hectaren. |
Buurt | Oppervlaktewater buurt | Oppervlakte van water in de buurt op 1 januari 2020 in hectaren, exclusief buitenwater (water onderhevig aan getijden). |
Buurt | Bedrijfsvestigingen SBI A buurt | Aantal bedrijfsvestigingen met SBI-code A, wat staat voor Landbouw, bosbouw en visserij, in de buurt op 1 januari 2020. |
Buurt | Bedrijfsvestigingen SBI BF buurt | Aantal bedrijfsvestigingen met SBI-code B-F, wat staat voor Nijverheid en energie, in de buurt op 1 januari 2020. |
Buurt | Bedrijfsvestigingen SBI KL buurt | Aantal bedrijfsvestigingen met SBI-code K-L, wat staat voor Financiële diensten en onroerend goed, in de buurt op 1 januari 2020. |
1) Voor de desbetreffende wetsartikelen zie: Standaardclassificatie misdrijven 2010 |