Conjunctuurenquête Nederland, derde kwartaal 2025
Over deze publicatie
Deze publicatie over de Conjunctuurenquête Nederland (COEN) beschrijft de belangrijkste uitkomsten van het derde kwartaal 2025. De COEN is een gezamenlijk onderzoek van het CBS, KVK, EIB, MKB Nederland en VNO-NCW, met de steun van het ministerie van Economische Zaken.
Samenvatting
Ondernemersvertrouwen (hoofdstuk 2)
- Het ondernemersvertrouwen is gestegen en komt aan het begin van het derde kwartaal uit op -3,8. Ondernemers zijn minder negatief over de verwachting van het economisch klimaat in het lopende kwartaal dan over de ontwikkeling daarvan in het afgelopen kwartaal.
- Het vertrouwen is in de vervoer en opslag en de groothandel en handelsbemiddeling het sterkst gestegen. In de zakelijke dienstverlening is het cijfer omgeslagen van negatief naar licht positief. Samen met de informatie en communicatie zijn dit de enige bedrijfstakken met een positief ondernemersvertrouwen.
Personeelsindicator (hoofdstuk 3)
- De personeelsindicator is licht gestegen en komt aan het begin van het derde kwartaal uit op 5,6. Ondernemers zijn positiever over zowel de ontwikkeling van als de verwachting voor hun personeelssterkte. De indicator ligt boven het gemiddelde van de reeks vanaf 2012.
- In de cultuur, sport en recreatie en de verhuur en handel van onroerend goed steeg de personeelsindicator het sterkst. Ondernemers in de bouw zijn het meest positief over hun personeelssterkte.
Ontwikkelingen tweede kwartaal 2025 (hoofdstuk 4)
- Ondernemers hadden per saldo een toename van de orderontvangsten in het afgelopen kwartaal. In de bouw waren ondernemers het meest positief, in de autohandel- en reparatie het meest negatief. Desondanks vinden ondernemers, uitgezonderd in de bouw, hun orderpositie per saldo (te) klein.
- Ondernemers zagen per saldo hun winstgevendheid verbeteren het afgelopen kwartaal, maar waren daarover minder positief dan een jaar geleden.
- De bezettingsgraad in de industrie is nagenoeg gelijk gebleven (77,7 procent) en is nog steeds relatief laag. Ook in de dienstverlening is de bezettingsgraad nagenoeg gelijk gebleven (89,0 procent) en ligt het net onder het gemiddelde van de reeks vanaf 2012.
Verwachtingen derde kwartaal 2025 (hoofdstuk 5)
- Over de investeringen, winstgevendheid en orderontvangsten zijn de verwachtingen iets positiever dan een jaar geleden, maar positieve en negatieve ondernemers houden elkaar nagenoeg in evenwicht.
- Per saldo verwachten ondernemers minder orders te plaatsen, maar zij zijn hierover iets minder negatief dan een jaar geleden. Ook verwacht per saldo bijna 11 procent van de ondernemers dat de verkoopprijzen stijgen in de komende drie maanden.
Belemmeringen (hoofdstuk 6)
- Het tekort aan arbeidskrachten is met 36 procent nog steeds de door ondernemers meest genoemde belemmering in hun bedrijfsvoering. Dit aandeel ligt iets lager dan een jaar geleden.
- De categorie financiële beperkingen is door ondernemers in de vastgoedsector en de cultuur, sport en recreatie relatief vaak als belangrijkste belemmering genoemd.
1. Inleiding
Deze publicatie over de Conjunctuurenquête Nederland brengt voor het Nederlandse bedrijfsleven vier keer per jaar de belangrijkste ontwikkelingen en verwachtingen in kaart, uitgesplitst naar regio, bedrijfstak en bedrijfsgrootte. De resultaten vormen de basis voor het ondernemersvertrouwen. Deze samengestelde indicator geeft de stemming weer van het Nederlandse niet-financiële bedrijfsleven met vijf of meer werkzame personen. Dit rapport bevat de belangrijkste uitkomsten van het derde kwartaal 2025.
Samenwerking
De Conjunctuurenquête Nederland is een gezamenlijk onderzoek van het CBS, KVK, EIB, MKB-Nederland en VNO-NCW, met de steun van het Ministerie van Economische Zaken. Doel van de samenwerking is completere informatie over het niet-financiële bedrijfsleven te vergaren tegen minimale administratieve lasten.
Saldo’s
Deze rapportage werkt met saldo’s. Een saldo ontstaat door het percentage ondernemers dat zijn ervaring of verwachting als negatief ziet, af te trekken van het percentage dat een positieve ervaring of verwachting meldt. Als bijvoorbeeld 10 procent van de ondernemers een dalende omzet had en 20 procent een stijgende omzet, ontstaat een saldo van +10 procent. Het saldo geeft in één oogopslag weer of de stemming onder ondernemers positief of negatief is en in welke mate.
Seizoenpatronen
Bij de interpretatie van de cijfers dient rekening te worden gehouden met seizoeninvloeden. Deze spelen bij sommige variabelen een rol, zoals bij omzetten in de landbouw en horeca. Om een uitkomst in een beter perspectief te kunnen plaatsen, verdient een vergelijking met dezelfde periode een jaar eerder om die reden de voorkeur boven een vergelijking met een kwartaal eerder. Voor het samenstellen van de indicatoren van het ondernemersvertrouwen, worden de onderliggende variabelen wél gecorrigeerd voor seizoenpatronen. Hierdoor kan het vertrouwen elk kwartaal worden vergeleken met een eerder kwartaal.
Totale (ex. financieel of nutsbedrijven) bedrijfsleven
Het niet-financiële bedrijfsleven is een samenstelling van SBI-secties A Landbouw, bosbouw en visserij, B Delfstoffenwinning, C Industrie, F Bouwnijverheid, G Handel, H Vervoer en opslag, I Horeca, J Informatie en communicatie, L Verhuur van en handel in onroerend goed, M-N Zakelijke dienstverlening, R Cultuur, sport en recreatie, S Overige dienstverlening.
Waarneemperiode
De gegevens voor deze publicatie zijn verzameld in juli 2025.
Leeswijzer
Deze publicatie is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 behandelt het ondernemersvertrouwen van het Nederlandse bedrijfsleven per bedrijfstak. Hoofdstuk 3 behandelt de personeelsindicator. Hoofdstuk 4 gaat in op de belangrijkste ontwikkelingen die ondernemers hebben ervaren in het afgelopen tweede kwartaal 2025. Hoofdstuk 5 richt zich op de verwachtingen van ondernemers voor het lopende derde kwartaal 2025. Hoofdstuk 6 richt zich ten slotte op de belangrijkste belemmeringen die ondernemers ervaren in de bedrijfsvoering.
2. Ondernemersvertrouwen
Het ondernemersvertrouwen is een stemmingsindicator van het Nederlandse bedrijfsleven. Bij het beoordelen van de uitkomsten kan men ervan uitgaan dat hoe optimistischer of pessimistischer de ondernemers gestemd zijn, des te meer de waarde van het ondernemersvertrouwen positief of negatief zal afwijken van de nullijn. De indicator is opgebouwd uit het ongewogen seizoengecorrigeerde gemiddelde van de saldo’s uit twee vragen. Deze twee vragen betreffen de ontwikkeling en verwachting van het economisch klimaat. Het ondernemersvertrouwen van het totale Nederlandse bedrijfsleven is een gewogen gemiddelde van de vertrouwensindicatoren van de onderliggende bedrijfstakken.
2.1 Ondernemersvertrouwen totale niet-financiële bedrijfsleven
Het ondernemersvertrouwen is voor het vijftiende kwartaal op rij negatief en komt in het derde kwartaal van 2025 uit op -3,8. Daarmee is het cijfer licht gestegen ten opzichte van het vorige kwartaal (-7,5). Het ondernemersvertrouwen is nagenoeg gelijk aan het gemiddelde (-3,7) van de reeks vanaf 2012.
Ondernemers zijn sinds eind 2022 structureel minder negatief over de verwachting van het economisch klimaat dan over de ontwikkeling van het economisch klimaat. Hoewel dit patroon in het tweede kwartaal werd doorbroken, zijn ondernemers in het derde kwartaal opnieuw minder negatief over de verwachtingen dan over de ontwikkeling. Het saldo over de verwachting van het economisch klimaat steeg van -8,1 in het tweede kwartaal naar -1,6 in het derde kwartaal van 2025. Tegelijkertijd verbeterde het saldo van de gerealiseerde ontwikkeling licht, van -6,9 naar -6,0.
| periode_label,Ondernemersvertrouwen,Verwachting economisch klimaat,Ontwikkeling economisch klimaat januari 2021,-11.1,-7.6,-14.7 april 2021,0.2,6.0,-5.6 juli 2021,13.3,13.5,13.1 oktober 2021,14.0,12.9,15.1 januari 2022,-0.5,0.9,-2.0 april 2022,-7.3,-8.1,-6.6 juli 2022,-10.5,-9.8,-11.2 oktober 2022,-20.8,-22.1,-19.4 januari 2023,-12.2,-11.1,-13.3 april 2023,-6.5,-5.0,-7.9 juli 2023,-7.0,-6.0,-8.0 oktober 2023,-9.2,-7.3,-11.1 januari 2024,-7.1,-4.2,-10.0 april 2024,-5.8,-2.4,-9.2 juli 2024,-3.4,-1.2,-5.6 oktober 2024,-3.2,-0.2,-6.3 januari 2025,-5.4,-2.4,-8.4 april 2025,-7.5,-8.1,-6.9 juli 2025,-3.8,-1.6,-6.0 | Ondernemersvertrouwen (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | Verwachting economisch klimaat (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | Ontwikkeling economisch klimaat (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | |
|---|---|---|---|---|
| 2021 | Januari | -11,1 | -7,6 | -14,7 |
| 2021 | April | 0,2 | 6,0 | -5,6 |
| 2021 | Juli | 13,3 | 13,5 | 13,1 |
| 2021 | Oktober | 14,0 | 12,9 | 15,1 |
| 2022 | Januari | -0,5 | 0,9 | -2,0 |
| 2022 | April | -7,3 | -8,1 | -6,6 |
| 2022 | Juli | -10,5 | -9,8 | -11,2 |
| 2022 | Oktober | -20,8 | -22,1 | -19,4 |
| 2023 | Januari | -12,2 | -11,1 | -13,3 |
| 2023 | April | -6,5 | -5,0 | -7,9 |
| 2023 | Juli | -7,0 | -6,0 | -8,0 |
| 2023 | Oktober | -9,2 | -7,3 | -11,1 |
| 2024 | Januari | -7,1 | -4,2 | -10,0 |
| 2024 | April | -5,8 | -2,4 | -9,2 |
| 2024 | Juli | -3,4 | -1,2 | -5,6 |
| 2024 | Oktober | -3,2 | -0,2 | -6,3 |
| 2025 | Januari | -5,4 | -2,4 | -8,4 |
| 2025 | April | -7,5 | -8,1 | -6,9 |
| 2025 | Juli | -3,8 | -1,6 | -6,0 |
| Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||||
2.2 Ondernemersvertrouwen per bedrijfstak
Het totaalcijfer voor het ondernemersvertrouwen is verbeterd, maar nog steeds negatief. Dat geldt voor de meeste bedrijfstakken, alleen in de bedrijfstakken informatie en communicatie en zakelijke dienstverlening is het ondernemersvertrouwen positief. Bij acht bedrijfstakken is het ondernemersvertrouwen gestegen, bij twee bedrijfstakken (horeca en de landbouw, bosbouw en visserij) is er sprake van een daling. In de verhuur en handel van onroerend goed en de detailhandel (niet in auto’s) is het vertrouwen nagenoeg gelijk gebleven.
| ,juli 2025,april 2025 Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven),-3.8,-7.5 ,, Informatie en communicatie,3.5,1.2 Zakelijke dienstverlening,0.6,-4.1 Vervoer en opslag,-0.9,-12.0 Verhuur en handel van onroerend goed,-1.5,-1.1 "Cultuur, sport en recreatie",-1.7,-2.8 Industrie,-4.4,-8.6 Detailhandel (niet in auto's),-4.7,-4.4 Groothandel en handelsbemiddeling,-5.0,-12.2 Autohandel en -reparatie,-5.2,-8.8 Bouwnijverheid,-5.2,-8.4 Horeca,-13.2,-12.3 "Landbouw, bosbouw en visserij",-16.3,-11.3 | juli 2025 (Gemiddelde van de deelvragen) | april 2025 (Gemiddelde van de deelvragen) |
|---|---|---|
| Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven) | -3,8 | -7,5 |
| nan | nan | |
| Informatie en communicatie | 3,5 | 1,2 |
| Zakelijke dienstverlening | 0,6 | -4,1 |
| Vervoer en opslag | -0,9 | -12,0 |
| Verhuur en handel van onroerend goed | -1,5 | -1,1 |
| Cultuur, sport en recreatie | -1,7 | -2,8 |
| Industrie | -4,4 | -8,6 |
| Detailhandel (niet in auto's) | -4,7 | -4,4 |
| Groothandel en handelsbemiddeling | -5,0 | -12,2 |
| Autohandel en -reparatie | -5,2 | -8,8 |
| Bouwnijverheid | -5,2 | -8,4 |
| Horeca | -13,2 | -12,3 |
| Landbouw, bosbouw en visserij | -16,3 | -11,3 |
| Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||
Sterkste stijging bij vervoer en opslag
In de vervoer en opslag is het ondernemersvertrouwen het sterkst verbeterd. Het saldo ging van -12,0 in april 2025 naar -0,9 in juli 2025. Hoewel nog steeds negatief, is er ook een sterke verbetering in het ondernemersvertrouwen van de groothandel en handelsbemiddeling. Dit komt vooral door een stijging in de verwachtingen over het economisch klimaat. Het vertrouwen is het meest negatief in de horeca en landbouw, bosbouw en visserij. In de zakelijke dienstverlening is het ondernemersvertrouwen in het derde kwartaal van 2025 omgeslagen van negatief (-4,1) naar positief (0,6). Deze verbetering komt voornamelijk doordat ondernemers met een saldo van 2,0 procent relatief optimistisch zijn over hun verwachtingen voor het economisch klimaat. Over de gerealiseerde ontwikkelingen in het voorgaande kwartaal zijn ondernemers met een saldo van -0,8 licht negatief gestemd.
Ondernemersvertrouwen sterkst gedaald in de landbouw, bosbouw en visserij
In de landbouw, bosbouw en visserij daalde het ondernemersvertrouwen het sterkst (-5,0). Het saldo ging van -11,3 in het tweede kwartaal van 2025 naar -16,3 in het derde kwartaal. Over zowel de ontwikkeling van (-15,6) als de verwachting over (-16,9) het economisch klimaat zijn ondernemers hier het meest negatief van alle bedrijfstakken. Ook in de horeca, de verhuur en handel van onroerend goed en de detailhandel daalde het vertrouwen, maar bleef het cijfer op bijna hetzelfde niveau als vorig kwartaal.
2.3 Ondernemersvertrouwen naar regio
Net als het landelijke cijfer is het ondernemersvertrouwen in nagenoeg alle provincies negatief in het derde kwartaal van 2025. In negen van de twaalf provincies is het cijfer gestegen ten opzichte van het vorige kwartaal. In Noord-Holland is het ondernemersvertrouwen het meest gestegen. Daar sloeg als enige provincie het ondernemersvertrouwen van negatief (-9,6) om naar positief (0,6). Hoewel in Zeeland het ondernemersvertrouwen van -2,0 naar -5,9 het meest is gedaald, blijft Fryslân ook in het derde kwartaal de meest negatief gestemde provincie.
| Provincie | Statcode |
|---|---|
| Groningen (PV) | -7,2 |
| Fryslân (PV) | -9,1 |
| Drenthe (PV) | -3,0 |
| Overijssel (PV) | -5,3 |
| Flevoland (PV) | -3,0 |
| Gelderland (PV) | -6,1 |
| Utrecht (PV) | -1,4 |
| Noord-Holland (PV) | 0,6 |
| Zuid-Holland (PV) | -4,2 |
| Zeeland (PV) | -5,9 |
| Noord-Brabant (PV) | -4,9 |
| Limburg (PV) | -7,2 |
| Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | |
3. Personeelsindicator
De personeelsindicator is een stemmingsindicator van het Nederlandse bedrijfsleven over de personeelssterkte binnen het bedrijf. Een positieve uitkomst van de stemmingsindicator duidt op verwachte uitbreiding van het personeelsbestand, een negatieve uitkomst op krimp van het personeelsbestand. De indicator is opgebouwd uit het ongewogen seizoengecorrigeerde gemiddelde van de saldo’s uit twee vragen. Deze twee vragen betreffen de ontwikkeling in de afgelopen drie maanden en de verwachting voor de komende drie maanden van de personeelssterkte.
3.1 Personeelsindicator totale niet-financiële bedrijfsleven
De personeelsindicator is licht gestegen en komt aan het begin van het derde kwartaal 2025 uit op 5,6. Daarmee ligt de indicator boven het gemiddelde (3,1) van de reeks vanaf 2012. De personeelsindicator bereikte eind 2021 een piek van 17,4 en kwam daarna in een dalende trend. Ten opzichte van vorig kwartaal zijn ondernemers positiever geworden over de verwachting en ontwikkeling van hun personeelssterkte. Sinds halverwege 2020 zijn ondernemers steeds positiever over de verwachte personeelssterkte dan over de daadwerkelijke ontwikkeling daarvan. Voor 2020 lagen beide reeksen altijd nagenoeg op hetzelfde niveau.
| periode_label,Personeelsindicator,Verwachting personeelssterkte,Ontwikkeling personeelssterkte januari 2021,-2.2,0.5,-5.0 april 2021,4.5,8.2,0.8 juli 2021,13.7,18.5,8.9 oktober 2021,17.4,23.4,11.3 januari 2022,13.9,17.1,10.7 april 2022,14.9,19.0,10.9 juli 2022,11.9,16.0,7.8 oktober 2022,10.0,12.7,7.4 januari 2023,11.0,14.3,7.7 april 2023,9.3,12.7,6.0 juli 2023,6.5,8.4,4.5 oktober 2023,5.4,8.3,2.5 januari 2024,6.1,8.2,3.9 april 2024,4.9,6.9,2.9 juli 2024,3.3,6.6,-0.1 oktober 2024,5.0,7.8,2.2 januari 2025,5.3,10.1,0.6 april 2025,4.7,6.5,2.8 juli 2025,5.6,7.5,3.7 | Personeelsindicator (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | Verwachting personeelssterkte (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | Ontwikkeling personeelssterkte (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | |
|---|---|---|---|---|
| 2021 | Januari | -2,2 | 0,5 | -5,0 |
| 2021 | April | 4,5 | 8,2 | 0,8 |
| 2021 | Juli | 13,7 | 18,5 | 8,9 |
| 2021 | Oktober | 17,4 | 23,4 | 11,3 |
| 2022 | Januari | 13,9 | 17,1 | 10,7 |
| 2022 | April | 14,9 | 19,0 | 10,9 |
| 2022 | Juli | 11,9 | 16,0 | 7,8 |
| 2022 | Oktober | 10,0 | 12,7 | 7,4 |
| 2023 | Januari | 11,0 | 14,3 | 7,7 |
| 2023 | April | 9,3 | 12,7 | 6,0 |
| 2023 | Juli | 6,5 | 8,4 | 4,5 |
| 2023 | Oktober | 5,4 | 8,3 | 2,5 |
| 2024 | Januari | 6,1 | 8,2 | 3,9 |
| 2024 | April | 4,9 | 6,9 | 2,9 |
| 2024 | Juli | 3,3 | 6,6 | -0,1 |
| 2024 | Oktober | 5,0 | 7,8 | 2,2 |
| 2025 | Januari | 5,3 | 10,1 | 0,6 |
| 2025 | April | 4,7 | 6,5 | 2,8 |
| 2025 | Juli | 5,6 | 7,5 | 3,7 |
| Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||||
3.2 Personeelsindicator per bedrijfstak
In de meeste bedrijfstakken is de personeelsindicator positief. Ten opzichte van het vorige kwartaal is de indicator bij acht bedrijfstakken gestegen en bij drie gedaald. In de detailhandel (niet in auto’s) is de personeelsindicator nagenoeg gelijk gebleven.
| ,juli 2025,april 2025 Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven),5.6,4.7 ,, Bouwnijverheid,22.7,18.8 Verhuur en handel van onroerend goed,16.0,9.5 Zakelijke dienstverlening,11.3,8.9 Groothandel en handelsbemiddeling,7.0,9.5 "Cultuur, sport en recreatie",6.5,-0.1 Vervoer en opslag,6.1,5.5 Informatie en communicatie,4.2,5.2 Autohandel en -reparatie,3.9,0.6 Industrie,-0.4,0.0 Horeca,-0.6,-4.7 Detailhandel (niet in auto's),-1.1,-1.0 "Landbouw, bosbouw en visserij",-3.6,-4.1 | juli 2025 (Gemiddelde van de deelvragen) | april 2025 (Gemiddelde van de deelvragen) |
|---|---|---|
| Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven) | 5,6 | 4,7 |
| nan | nan | |
| Bouwnijverheid | 22,7 | 18,8 |
| Verhuur en handel van onroerend goed | 16,0 | 9,5 |
| Zakelijke dienstverlening | 11,3 | 8,9 |
| Groothandel en handelsbemiddeling | 7,0 | 9,5 |
| Cultuur, sport en recreatie | 6,5 | -0,1 |
| Vervoer en opslag | 6,1 | 5,5 |
| Informatie en communicatie | 4,2 | 5,2 |
| Autohandel en -reparatie | 3,9 | 0,6 |
| Industrie | -0,4 | 0,0 |
| Horeca | -0,6 | -4,7 |
| Detailhandel (niet in auto's) | -1,1 | -1,0 |
| Landbouw, bosbouw en visserij | -3,6 | -4,1 |
| Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||
Personeelsindicator sterkst gestegen in de cultuur, sport en recreatie
In de cultuur, sport en recreatie is de personeelsindicator het meest gestegen (+6,6) ten opzichte van een kwartaal eerder toen de indicator daar nog nagenoeg neutraal was. Ook in de verhuur en handel van onroerend goed zijn ondernemers veel positiever over hun personeelssterkte. De personeelsindicator is in het derde kwartaal het laagst in de landbouw, bosbouw en visserij. Met een stijging van -4,1 in het tweede kwartaal naar -3,6 in het derde kwartaal, zijn ondernemers hier iets minder negatief over hun personeelssterkte. In de groothandel daalde de personeelsindicator het sterkst (-2,5 procent).
Ondernemers in de bouw meest positief over personeelssterkte
Ondernemers in de bouwnijverheid zijn het meest positief over hun personeelssterkte van alle bedrijfstakken. De personeelsindicator komt aan het begin van dit kwartaal uit op 22,7. Dat is een stijging ten opzichte van een kwartaal eerder toen het cijfer op 18,8 uitkwam. In de verhuur en handel van onroerend goed, de zakelijke dienstverlening en de groothandel is de personeelsindicator ook relatief hoog.
4. Ontwikkelingen tweede kwartaal 2025
Ondernemers worden in de COEN gevraagd naar ontwikkelingen van verschillende onderwerpen in het afgelopen kwartaal. Ze maken daarbij een vergelijking van het afgelopen kwartaal met het kwartaal daarvoor. Ondernemers geven dan per onderwerp aan of het is verslechterd, gelijk is gebleven of verbeterd. Als de vraag in iedere bedrijfstak wordt gesteld kan een cijfer voor het totale niet-financiële bedrijfsleven worden gemaakt.
4.1 Ontwikkelingen totale niet-financiële bedrijfsleven
In het afgelopen kwartaal waren er meer ondernemers met een toename van de omzet dan met een afname; daarmee is het saldo positiever dan een jaar eerder. De winstgevendheid was echter minder positief dan een jaar eerder. Verder zagen ondernemers hun orderontvangsten verbeteren, maar was het oordeel over de orderpositie per saldo nog negatief. Over de concurrentiepositie waren ondernemers nagenoeg even positief als vorig jaar.
| juli 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | juli 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | |
|---|---|---|
| Omzet | 16,9 | 15,2 |
| Orderontvangst | 8,8 | 5,7 |
| Concurrentiepositie Nederlandse markt | 4,5 | 3,8 |
| Winstgevendheid | 2,5 | 4,1 |
| Orderpositie | -4,3 | -4,4 |
| Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||
4.2 Ontwikkelingen per bedrijfstak
De ontwikkelingen voor het totale niet-financiële bedrijfsleven geven een goed beeld op macro-economisch niveau. De uitkomsten voor de onderliggende bedrijfstakken geven een indicatie voor de ontwikkelingen op bedrijfstakniveau en zorgen daarmee voor gedetailleerdere informatie.
Toename van de orderontvangsten in de bouwnijverheid
In het afgelopen kwartaal zag per saldo bijna 9 procent van de ondernemers de orders toenemen. Ondernemers in de bouwnijverheid hadden met een saldo van 23,5 procent het vaakst een toename van de orderontvangsten, vaker dan een jaar geleden. In de industrie is het saldo van negatief naar positief gegaan ten opzichte van een jaar eerder. Alleen in de autohandel en -reparatie ervaarden ondernemers per saldo een afname van de orderontvangsten in het afgelopen kwartaal. Het saldo is hier sterk gedaald van -6 procent naar bijna -19 procent.
| juli 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | juli 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | |
|---|---|---|
| Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven)* | 8,8 | 5,7 |
| Bouwnijverheid | 23,5 | 16,2 |
| Detailhandel (niet in auto's) | 17,7 | 3,6 |
| Horeca | 14,4 | 14,0 |
| Vervoer en opslag | 10,7 | 10,9 |
| Zakelijke dienstverlening | 10,5 | 6,2 |
| Groothandel en handelsbemiddeling | 6,7 | 3,8 |
| Industrie | 4,0 | -1,0 |
| Verhuur en handel van onroerend goed | 2,7 | 1,3 |
| Cultuur, sport en recreatie | 1,8 | 7,3 |
| Informatie en communicatie | 1,5 | 3,9 |
| Landbouw, bosbouw en visserij | 0,5 | 15,0 |
| Autohandel en -reparatie | -18,6 | -6,1 |
| Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||
Dat ondernemers een toename hadden van de orderontvangsten in de afgelopen drie maanden is nog niet terug te zien in het oordeel over de orderpositie. Er waren meer ondernemers die de orderpositie als (te) klein beschouwen dan (te) groot; daarmee is de stemming hierover per saldo negatief (ruim -4 procent). In bijna alle bedrijfstakken was het saldo over de orderpositie negatief of nagenoeg neutraal. Uitzondering is de bouwnijverheid waar per saldo ruim 16 procent van de ondernemers de orderpositie als groot beschouwde.
Bezettingsgraad nagenoeg onveranderd
De bezettingsgraad in de industrie en de dienstverlening is nagenoeg hetzelfde als in het vorige kwartaal. De bezettingsgraad in de industrie ligt met 77,7 procent nog steeds onder het gemiddelde (81 procent) van de reeks vanaf 2012. Binnen de industrie ligt de bezettingsgraad het laagst in de textiel-, kleding- en lederindustrie (72,5 procent) en het hoogst in de elektrotechnische en machine-industrie en de overige industrie en reparaties. Bij laatst genoemde branche is de bezettingsgraad het sterkst gestegen ten opzichte van vorig kwartaal, van 78,6 naar 80,6 procent.
De bezettingsgraad in de dienstverlening ligt met 89 procent net onder het gemiddelde (89,4) van de reeks vanaf 2012. Binnen de dienstverlening is de bezettingsgraad het hoogst in de verhuur en handel van onroerend goed (92,8 procent). Dit is ook de bedrijfstak waar de bezettingsgraad het sterkst gestegen is (+1,4%).
| periode_label,Dienstverlening,Industrie januari 2021,86.5,80.0 april 2021,86.2,81.7 juli 2021,87.2,84.1 oktober 2021,88.7,83.8 januari 2022,87.3,83.6 april 2022,88.6,84.2 juli 2022,89.9,84.2 oktober 2022,89.7,82.7 januari 2023,89.3,82.6 april 2023,89.1,82.5 juli 2023,89.2,81.6 oktober 2023,89.1,81.0 januari 2024,88.6,78.4 april 2024,88.8,79.6 juli 2024,89.2,78.0 oktober 2024,89.1,77.1 januari 2025,89.2,77.2 april 2025,89.0,77.5 juli 2025,89.0,77.7 | Dienstverlening (%) | Industrie (%) | |
|---|---|---|---|
| 2021 | Januari | 86,5 | 80,0 |
| 2021 | April | 86,2 | 81,7 |
| 2021 | Juli | 87,2 | 84,1 |
| 2021 | Oktober | 88,7 | 83,8 |
| 2022 | Januari | 87,3 | 83,6 |
| 2022 | April | 88,6 | 84,2 |
| 2022 | Juli | 89,9 | 84,2 |
| 2022 | Oktober | 89,7 | 82,7 |
| 2023 | Januari | 89,3 | 82,6 |
| 2023 | April | 89,1 | 82,5 |
| 2023 | Juli | 89,2 | 81,6 |
| 2023 | Oktober | 89,1 | 81,0 |
| 2024 | Januari | 88,6 | 78,4 |
| 2024 | April | 88,8 | 79,6 |
| 2024 | Juli | 89,2 | 78,0 |
| 2024 | Oktober | 89,1 | 77,1 |
| 2025 | Januari | 89,2 | 77,2 |
| 2025 | April | 89,0 | 77,5 |
| 2025 | Juli | 89,0 | 77,7 |
| Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | |||
De bezettingsgraad voor de industrie wordt op een andere manier bepaald dan voor de dienstverlening. Bij de industrie gaat het om de bezettingsgraad van de beschikbare productiecapaciteit. Bij de dienstverlening wordt de bezettingsgraad afgeleid uit de vraagtoename die bedrijven met hun huidige middelen aankunnen. Over het algemeen ligt de bezettingsgraad van de dienstverlening hoger dan die van de industrie. Dit heeft mogelijk te maken met het methodeverschil in de vraagstelling.
5. Verwachtingen derde kwartaal 2025
Ondernemers worden in de COEN gevraagd naar verwachtingen over verschillende onderwerpen voor het lopende kwartaal. Ze maken daarbij een vergelijking van dit kwartaal met het kwartaal daarvoor. Ondernemers geven dan per onderwerp aan of het zal verslechteren, gelijk zal blijven of zal verbeteren. Als de vraag in iedere bedrijfstak wordt gesteld kan een cijfer voor het totale niet-financiële bedrijfsleven worden gemaakt.
5.1 Verwachtingen totale niet-financiële bedrijfsleven
Bij vier van de zes onderwerpen zijn er meer ondernemers die een verbetering verwachten dan een verslechtering; per saldo is de stemming hier dus positief. Over zowel de omzet als de inkooporders zijn ondernemers net als vorig jaar negatief. Met een saldo van 11 procent verwachten ondernemers een toename van de verkoopprijzen. Over de inkooporders zijn ondernemers met een saldo van -1,2 procent het meest negatief.
| juli 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | juli 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | |
|---|---|---|
| Verkoopprijzen | 11,0 | 10,8 |
| Investeringen | 0,6 | -0,2 |
| Winstgevendheid* | 0,6 | |
| Orderontvangst | 0,4 | -0,1 |
| Omzet | -0,8 | -0,2 |
| Inkooporders | -1,2 | -1,7 |
| Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||
| * Deze vraag was in juli 2024 nog niet beschikbaar | ||
5.2 Verwachtingen per bedrijfstak
De verwachtingen voor het totale niet-financiële bedrijfsleven geven een goed beeld op macro-economisch niveau. De uitkomsten voor de onderliggende bedrijfstakken geven een indicatie voor de verwachtingen op bedrijfstakniveau en zorgen daarmee voor gedetailleerdere informatie.
Helft bedrijfstakken negatief over winstgevendheid
In het derde kwartaal van 2025 verwachten bijna evenveel ondernemers een verbetering als verslechtering van de winstgevendheid. In de helft van de bedrijfstakken zijn ondernemers negatief hierover, het meest in de landbouw, bosbouw en visserij. Ten opzichte van een jaar geleden is het saldo in acht bedrijfstakken gedaald, in drie is het gestegen.
In de horeca was de grootste afname van het saldo ten opzichte van een jaar eerder. Het saldo ging van 4,5 procent een jaar geleden naar -11,5 procent in 2025. Ook in de cultuur, sport en recreatie is het saldo van positief naar negatief omgeslagen. In de zakelijke dienstverlening was de grootste toename zichtbaar. Hier nam het saldo toe van bijna 2 naar ruim 6 procent.
| juli 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | juli 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | |
|---|---|---|
| Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven)* | 0,6 | |
| Informatie en communicatie | 12,2 | 15,4 |
| Bouwnijverheid* | 9,1 | |
| Zakelijke dienstverlening | 6,2 | 1,7 |
| Vervoer en opslag | 5,7 | 1,9 |
| Verhuur en handel van onroerend goed | 4,0 | 7,6 |
| Groothandel en handelsbemiddeling | 0,9 | 7,2 |
| Industrie | -0,8 | -0,2 |
| Cultuur, sport en recreatie | -1,5 | 4,7 |
| Autohandel en -reparatie | -7,0 | -9,2 |
| Detailhandel (niet in auto's) | -8,3 | -8,0 |
| Horeca | -11,5 | 4,5 |
| Landbouw, bosbouw en visserij | -20,8 | -15,0 |
| Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||
| * Voor deze bedrijfstakken was de vraag in juli 2024 nog niet beschikbaar | ||
Ruim helft van de bedrijfstakken verwacht meer te investeren
Bijna evenveel ondernemers verwachten in dit jaar meer te investeren als minder te investeren. Daarmee zijn de investeringsverwachtingen als geheel nagenoeg gelijk aan een jaar geleden. Zeven van de twaalf bedrijfstakken verwachten per saldo meer te investeren.
Ondernemers in de verhuur en handel van onroerend goed zijn het meest positief over investeringen in dit jaar. Per saldo verwacht 17 procent meer te investeren. Vorig jaar was dit met bijna 25 procent nog hoger. Ten opzichte van vorig jaar zijn de verwachtingen het meest verbeterd binnen de vervoer en opslag. Hier nam het saldo toe van 3 naar 12 procent.
In de bouwnijverheid, de informatie en communicatie, de detailhandel en de horeca zijn ondernemers negatief over de investeringen. In de horeca zijn ondernemers met een saldo van -12 procent het meest negatief en hier nam het saldo ook het sterkst af ten opzichte van vorig jaar. In de industrie houden positieve en negatieve ondernemers elkaar nagenoeg in evenwicht.
| ,juli 2025,juli 2024 Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven),0.6,-0.2 ,, Verhuur en handel van onroerend goed,16.9,24.7 Vervoer en opslag,11.9,3.2 "Cultuur, sport en recreatie",3.0,14.0 Zakelijke dienstverlening,3.0,1.0 Autohandel en -reparatie,2.3,-10.4 Groothandel en handelsbemiddeling,1.3,-3.8 "Landbouw, bosbouw en visserij",1.3,0.4 Industrie,-0.2,-1.8 Bouwnijverheid,-0.8,5.0 Informatie en communicatie,-2.4,-4.0 Detailhandel (niet in auto's),-3.8,0.9 Horeca,-12.0,-6.2 | juli 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | juli 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) |
|---|---|---|
| Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven) | 0,6 | -0,2 |
| nan | nan | |
| Verhuur en handel van onroerend goed | 16,9 | 24,7 |
| Vervoer en opslag | 11,9 | 3,2 |
| Cultuur, sport en recreatie | 3,0 | 14,0 |
| Zakelijke dienstverlening | 3,0 | 1,0 |
| Autohandel en -reparatie | 2,3 | -10,4 |
| Groothandel en handelsbemiddeling | 1,3 | -3,8 |
| Landbouw, bosbouw en visserij | 1,3 | 0,4 |
| Industrie | -0,2 | -1,8 |
| Bouwnijverheid | -0,8 | 5,0 |
| Informatie en communicatie | -2,4 | -4,0 |
| Detailhandel (niet in auto's) | -3,8 | 0,9 |
| Horeca | -12,0 | -6,2 |
| Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||
6. Belemmeringen
Ieder kwartaal worden ondernemers gevraagd naar de belangrijkste belemmering die ze op dat moment ondervinden in de bedrijfsvoering. Van de zeven antwoordcategorieën kunnen ze er maximaal twee selecteren. De uitkomsten worden daarvoor niet genormaliseerd en geven dus het percentage ondernemers aan die de belemmering hebben gekozen.
6.1 Belemmeringen totale niet-financiële bedrijfsleven
Sinds het derde kwartaal van 2021 is het tekort aan arbeidskrachten onafgebroken de meest genoemde belemmering door ondernemers. Na de coronacrisis liep dat op tot een piek van iets meer dan 49 procent halverwege 2022. Daarna nam het langzaam af. In het derde kwartaal van 2025 is het echter weer gestegen en komt het uit op ruim 36 procent. Dit is iets hoger dan het aandeel ondernemers dat geen belemmeringen ervaart.
De belemmering onvoldoende vraag is iets toegenomen tot bijna 20 procent ten opzichte van ruim 10 procent halverwege 2022. Dit blijft echter ver onder de laatste piek van bijna 30 procent in het derde kwartaal van 2020. In mindere mate is ook de belemmering financiële beperkingen toegenomen de laatste periodes. In het tweede kwartaal van 2022 was financiële beperkingen voor ruim 4 procent van de ondernemers de belangrijkste belemmering. Inmiddels is dit geleidelijk toegenomen tot ruim 10 procent. Dit is iets meer dan vorig kwartaal. Het tekort aan productiemiddelen is sinds het tweede kwartaal van 2022 geleidelijk afgenomen. Waar toen bijna 24 procent van de ondernemers dit als belemmering aangaf, is het aandeel in het derde kwartaal van 2025 gedaald tot ruim 6 procent.
| periode_label,Tekort aan arbeidskrachten,Geen belemmeringen,Onvoldoende vraag,Financiële beperkingen,Tekort aan productiemiddelen januari 2021,12.2,37.7,23.0,5.7,4.9 april 2021,15.3,38.9,19.9,5.8,9.2 juli 2021,28.5,37.3,15.0,4.6,15.3 oktober 2021,37.8,34.1,12.3,5.1,17.0 januari 2022,35.0,32.3,11.9,4.5,17.1 april 2022,43.7,27.6,10.6,4.5,23.9 juli 2022,49.3,26.3,11.3,5.2,22.4 oktober 2022,48.2,23.7,14.1,6.9,20.4 januari 2023,44.4,27.1,15.0,8.4,16.1 april 2023,42.9,30.0,16.2,7.3,13.7 juli 2023,42.3,31.2,16.8,7.1,12.3 oktober 2023,41.7,30.3,19.6,8.8,9.5 januari 2024,37.5,32.1,20.8,8.5,7.6 april 2024,38.4,31.8,21.2,8.2,8.0 juli 2024,36.9,33.1,19.8,8.8,8.3 oktober 2024,39.9,31.9,20.4,8.7,7.5 januari 2025,35.8,35.3,19.0,10.3,7.1 april 2025,33.9,36.0,18.8,9.9,8.2 juli 2025,36.3,33.3,19.8,10.4,6.4 | Tekort aan arbeidskrachten (% bedrijven) | Geen belemmeringen (% bedrijven) | Onvoldoende vraag (% bedrijven) | Financiële beperkingen (% bedrijven) | Tekort aan productiemiddelen (% bedrijven) | |
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2021 | Januari | 12,2 | 37,7 | 23,0 | 5,7 | 4,9 |
| 2021 | April | 15,3 | 38,9 | 19,9 | 5,8 | 9,2 |
| 2021 | Juli | 28,5 | 37,3 | 15,0 | 4,6 | 15,3 |
| 2021 | Oktober | 37,8 | 34,1 | 12,3 | 5,1 | 17,0 |
| 2022 | Januari | 35,0 | 32,3 | 11,9 | 4,5 | 17,1 |
| 2022 | April | 43,7 | 27,6 | 10,6 | 4,5 | 23,9 |
| 2022 | Juli | 49,3 | 26,3 | 11,3 | 5,2 | 22,4 |
| 2022 | Oktober | 48,2 | 23,7 | 14,1 | 6,9 | 20,4 |
| 2023 | Januari | 44,4 | 27,1 | 15,0 | 8,4 | 16,1 |
| 2023 | April | 42,9 | 30,0 | 16,2 | 7,3 | 13,7 |
| 2023 | Juli | 42,3 | 31,2 | 16,8 | 7,1 | 12,3 |
| 2023 | Oktober | 41,7 | 30,3 | 19,6 | 8,8 | 9,5 |
| 2024 | Januari | 37,5 | 32,1 | 20,8 | 8,5 | 7,6 |
| 2024 | April | 38,4 | 31,8 | 21,2 | 8,2 | 8,0 |
| 2024 | Juli | 36,9 | 33,1 | 19,8 | 8,8 | 8,3 |
| 2024 | Oktober | 39,9 | 31,9 | 20,4 | 8,7 | 7,5 |
| 2025 | Januari | 35,8 | 35,3 | 19,0 | 10,3 | 7,1 |
| 2025 | April | 33,9 | 36,0 | 18,8 | 9,9 | 8,2 |
| 2025 | Juli | 36,3 | 33,3 | 19,8 | 10,4 | 6,4 |
| Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||||||
6.2 Belemmeringen per bedrijfstak
De belemmeringen voor het totale niet-financiële bedrijfsleven geven een goed beeld op macro-economisch niveau. De uitkomsten voor de onderliggende bedrijfstakken geven een indicatie voor de verwachtingen op bedrijfstakniveau en zorgen daarmee voor gedetailleerdere informatie.
Tekort aan arbeidskrachten blijft de belangrijkste belemmering
Met ruim 36 procent blijft het tekort aan arbeidskrachten de belangrijkste belemmering voor bedrijven. Ten opzichte van een jaar geleden is dit percentage nagenoeg gelijk gebleven. Bij de meeste bedrijfstakken ligt het percentage iets lager dan een jaar geleden.
In de informatie en communicatie en de cultuur, sport en recreatie is het tekort aan arbeidskrachten als belangrijkste belemmering het sterkst gedaald. In de detailhandel is dit het sterkst gestegen, op grote afstand gevolgd door de bouwnijverheid. Ook in de autohandel- en reparatie ervaren meer ondernemers dit en nam het percentage toe naar 57 procent. Daarmee wordt het tekort aan arbeidskrachten in deze bedrijfstak het vaakst genoemd als belemmering. In de verhuur en handel van onroerend goed en de bouwnijverheid wordt het tekort aan arbeidskrachten het minst vaak genoemd.
| ,juli 2025,juli 2024 Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven),36.3,36.9 ,, Autohandel en -reparatie,57.1,56.4 Vervoer en opslag,47.9,51.8 Zakelijke dienstverlening,45.8,50.7 Horeca,40.6,42.4 Detailhandel (niet in auto's),39.2,23.6 Groothandel en handelsbemiddeling,30.8,30.0 Industrie,30.7,31.2 "Cultuur, sport en recreatie",29.8,37.7 Informatie en communicatie,29.3,41.5 "Landbouw, bosbouw en visserij",27.1,28.9 Bouwnijverheid,23.7,18.6 Verhuur en handel van onroerend goed,23.3,29.0 | juli 2025 (% bedrijven) | juli 2024 (% bedrijven) |
|---|---|---|
| Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven) | 36,3 | 36,9 |
| nan | nan | |
| Autohandel en -reparatie | 57,1 | 56,4 |
| Vervoer en opslag | 47,9 | 51,8 |
| Zakelijke dienstverlening | 45,8 | 50,7 |
| Horeca | 40,6 | 42,4 |
| Detailhandel (niet in auto's) | 39,2 | 23,6 |
| Groothandel en handelsbemiddeling | 30,8 | 30,0 |
| Industrie | 30,7 | 31,2 |
| Cultuur, sport en recreatie | 29,8 | 37,7 |
| Informatie en communicatie | 29,3 | 41,5 |
| Landbouw, bosbouw en visserij | 27,1 | 28,9 |
| Bouwnijverheid | 23,7 | 18,6 |
| Verhuur en handel van onroerend goed | 23,3 | 29,0 |
| Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||
Het aandeel bedrijven dat financiële beperkingen als belangrijkste belemmering ervaart, ligt met ruim 10 procent iets hoger dan een jaar geleden. Binnen de bedrijfstakken zijn grotere verschillen zichtbaar. Zo is het percentage bij de informatie en communicatie vergeleken met een jaar geleden van 7 procent naar bijna 12 procent gestegen. Ook bij de cultuur, sport en recreatie, de groothandel en de landbouw, bosbouw en visserij is het relatief sterk gestegen. Binnen de vervoer en opslag worden financiële beperkingen minder vaak als belangrijkste belemmering genoemd. Met 28,5 procent wordt deze belemmering verreweg het vaakst genoemd in de vastgoedsector. In de bouwnijverheid zijn er geen ondernemers die dit als belangrijkste belemmering ervaren.
| ,juli 2025,juli 2024 Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven),10.4,8.8 ,, Verhuur en handel van onroerend goed,28.5,25.7 "Cultuur, sport en recreatie",21.7,17.8 Horeca,13.8,13.9 Vervoer en opslag,13.3,14.9 "Landbouw, bosbouw en visserij",12.9,9.9 Informatie en communicatie,11.7,7.1 Detailhandel (niet in auto's),10.7,8.6 Industrie,10.4,8.8 Groothandel en handelsbemiddeling,10.1,6.7 Zakelijke dienstverlening,8.5,7.1 Autohandel en -reparatie,8.2,8.6 Bouwnijverheid,0.0,0.2 | juli 2025 (% bedrijven) | juli 2024 (% bedrijven) |
|---|---|---|
| Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven) | 10,4 | 8,8 |
| nan | nan | |
| Verhuur en handel van onroerend goed | 28,5 | 25,7 |
| Cultuur, sport en recreatie | 21,7 | 17,8 |
| Horeca | 13,8 | 13,9 |
| Vervoer en opslag | 13,3 | 14,9 |
| Landbouw, bosbouw en visserij | 12,9 | 9,9 |
| Informatie en communicatie | 11,7 | 7,1 |
| Detailhandel (niet in auto's) | 10,7 | 8,6 |
| Industrie | 10,4 | 8,8 |
| Groothandel en handelsbemiddeling | 10,1 | 6,7 |
| Zakelijke dienstverlening | 8,5 | 7,1 |
| Autohandel en -reparatie | 8,2 | 8,6 |
| Bouwnijverheid | 0,0 | 0,2 |
| Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW | ||