Auteur: Marleen Geerdinck, Han Nicolaas, Ilona Veer, Marion Sterk - van Beelen, Mathilde Herbschleb, Rianne Bosman, Karen Dijkstra
Statistiek Wet Inburgering (SWI) 2022

Samenvatting

Deze rapportage beschrijft personen die in 2022 in Nederland inburgeringsplichtig zijn geworden onder de Wet inburgering 2021. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in inburgeringsplichtige asielmigranten enerzijds en inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten anderzijds. De rapportage beschrijft de demografische en onderwijskenmerken van deze groep, de Voorinburgering, huisvesting, regionale spreiding en de inburgering in gemeenten tot eind 2022. 

Populatie

Demografische kenmerken
Het cohort inburgeringsplichtigen 2022 bestaat uit ongeveer 26,5 duizend inburgeringsplichtigen. Ongeveer driekwart is asielmigrant (19 duizend) en ongeveer een kwart gezins- of overige migrant (7,4 duizend). Asielmigranten zijn vaker mannen (60 procent) dan vrouwen, terwijl vrouwen bij gezins- en overige migranten in de meerderheid zijn (68 procent). In beide groepen valt het grootste aantal inburgeraars in de leeftijdscategorie 25 tot 35 jaar. Verder komen ongeveer zeven op de tien asielmigranten uit landen in het Midden-Oosten: Syrië, Turkije, Jemen, Iran en Irak. Voor gezins- en overige migranten geldt dat zij voor een groot deel afkomstig zijn uit Marokko, Turkije, de Filippijnen, China en India.

De plaats in het huishouden is bepaald op het moment van vestiging in de gemeente. Ongeveer 56 procent van de asielmigranten is eind 2022 gevestigd in de gemeente. Hiervan is ongeveer een derde van de asielmigranten een partner in een paar met kinderen en is één op de vier alleenstaand. Ruim de helft van de gezins- en overige migranten is partner in een paar zonder kinderen.

Onderwijs in Nederland
De meeste inburgeraars hebben voor de start van de inburgering geen onderwijs in Nederland gevolgd. Bij 1,7 duizend asielmigranten en 0,7 duizend gezins- en overige migranten geldt dat zij wel onderwijs in Nederland hebben gevolgd. Voor een groot deel betreft dit inburgeraars die al langer in Nederland woonden en in 2022 achttien jaar zijn geworden en daardoor inburgeringsplichtig zijn onder de Wet inburgering 2021. Asielmigranten hebben in 70 procent van de gevallen (1,2 duizend van 1,7 duizend) dat er in Nederland onderwijs is gevolgd voor de start van de inburgering, voortgezet onderwijs gevolgd. Onder gezins- en overige migranten is dit een derde, zij hebben vaker dan asielmigranten hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs gevolgd.

Onderwijs in het buitenland
In de tweede helft van 2022 hebben 1,3 duizend inburgeringsplichtigen, waarvan 1,2 duizend asielmigranten en 0,1 duizend gezins- en overige migranten, hun diploma laten waarderen. In ruim driekwart van de gevallen is minimaal een bachelor-diploma behaald. 

Voorinburgering

Van de 13,3 duizend asielmigranten aan wie Voorinburgering is aangeboden, hebben er 10,7 duizend (80 procent) ingestemd. Dit is een niet verplicht onderdeel van inburgering. Na instemming hebben 7,1 duizend (37 procent) daadwerkelijk deelgenomen aan de taallessen van de Voorinburgering en hebben 1,5 duizend asielmigranten (8 procent) uiteindelijk de taallessen van de Voorinburgering afgerond.

Huisvesting en spreiding

Voor de 19 duizend asielmigranten uit cohort 2022 geldt dat zij na de start van de inburgeringsplicht vaak nog enige of langere tijd in COA verblijven. Eind 2022 verbleven van deze groep 8,3 duizend asielmigranten (44 procent) nog in COA. Voor gezins- en overige migranten geldt dat zij bij de start van de inburgeringsplicht altijd gehuisvest zijn in een gemeente.  

De helft van de asielmigranten uit het cohort 2022 is tot en met eind 2022 minimaal twee keer verhuisd tussen de opvanglocaties waar ze verbleven, voordat ze gehuisvest konden worden in een gemeente. 

Eén op de zes asielmigranten wordt gekoppeld aan de gemeente waar zij op dat moment in een opvanglocatie van COA verblijven. Voor asielmigranten voor wie de gemeente van opvang en de gemeente waar zij uiteindelijk worden gehuisvest verschillend zijn, varieert de afstand tussen beide gemeenten sterk. Ongeveer een derde van de asielmigranten verbleef in een opvanglocatie dat binnen 65 kilometer van de gekoppelde gemeente ligt en ook bij ongeveer een derde was deze afstand meer dan 65 kilometer.  

Asielmigranten wonen over het algemeen meer verspreid over Nederland dan gezins- en overige migranten. Het zijn vaker de wat kleinere gemeenten die in verhouding (rekening houdend met het inwonertal) veel asielmigranten huisvesten. Gezins- en overige migranten wonen vooral in de grote steden in het westen van het land.

Inburgering in gemeenten

Na de start van de inburgeringsplicht en vestiging in de gemeente vindt de brede intake plaats, waarbij de startpositie en ontwikkelmogelijkheden van de inburgeraar in kaart worden gebracht. Eind 2022 is in totaal bij 6,7 duizend van de 19 duizend asielmigranten een brede intake gestart (35 procent). Voor gezins- en overige migranten is de brede intake gestart bij 4,1 duizend van de 7,4 duizend personen (55 procent). 

Op basis van de brede intake, in combinatie met resultaten van een leerbaarheidstoets, kan een leerroute worden vastgesteld. Dit alles wordt vastgelegd in een persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP), in de vorm van een officiële beschikking. 

De B1-route is de leerroute die het meest geselecteerd is en dit is nog sterker zichtbaar bij gezins- en overige migranten dan bij asielmigranten. In bijna alle gevallen dat de Z-route is geadviseerd, is uit de leerbaarheidstoets gebleken dat taalniveau B1 niet haalbaar is. Het resultaat van de leerbaarheidstoets hangt dan ook vaak samen met de gekozen leerroute, maar lijkt niet altijd leidend te zijn geweest voor de leerroute zoals vastgesteld in het PIP. 

Bij asielmigranten is de periode tussen vaststelling inburgeringsplicht en de brede intake in bijna de helft van de gevallen meer dan 3 maanden. Dit komt onder andere doordat de meeste asielmigranten na start van de inburgeringsplicht nog enige tijd in een opvanglocatie van COA verblijven en door gemeenten dan meestal nog niet gestart wordt met de brede intake. Bij gezins- en overige migranten is deze periode bij een kwart van de personen langer dan 3 maanden.  

Na de start van de brede intake duurde het bij ongeveer driekwart van de inburgeraars in 2022 maximaal 10 weken totdat het PIP vastgelegd werd als officieel besluit van de gemeente. Bij ruim een kwart van de asielmigranten en de helft van de gezins- en overige migranten was er eind 2022 een PIP vastgelegd. Voor de totale groep van 26,5 duizend migranten gaat het om 34 procent waarvoor eind 2022 een PIP is vastgelegd.

In de eerste maand na de start van de inburgeringsplicht is bij relatief minder asielmigranten (15 procent van 17,5 duizend asielmigranten) dan gezins- en overige migranten (39 procent van 6,8 duizend gezins- en overige migranten) het inburgeringsproces bij de gemeente gestart door middel van een brede intake. Ook bij inburgeraars die 9 maanden inburgeringsplichtig waren in 2022 is in de 9e maand het aandeel gezins- en overige migranten dat een brede intake en PIP heeft, hoger dan bij asielmigranten.

In deze rapportage wordt nog geen aandacht besteed aan de inburgeringstrajecten na het vastleggen van de leerroutes, zoals wisseling van routes, afschalingen, deelname aan PVT en MAP, behaalde examens en het voldoen aan de inburgeringsplicht. Ook wordt er in deze rapportage nog geen aandacht besteed aan hoe het inburgeringsplichtigen vergaat op het vlak van arbeidsmarkt en sociale zekerheid. In toekomstige rapportages van de Statistiek Wet inburgering (SWI) wordt hier wel aandacht aan besteed.