Auteur: Karen Brandenburg, Sander Brummelkamp, Hui Shan Chan, Laura Geurts, Maria José Linders, Glenn Muller, Reinoud Segers
Hernieuwbare energie in Nederland 2022

4. Windenergie

Windenergie is een zeer zichtbare vorm van hernieuwbare energie. Windmolens staan vooral in de kustprovincies, omdat het daar het meeste waait. Ook op zee staan molens. De bijdrage van windenergie aan het totale eindverbruik van hernieuwbare energie in Nederland lag op 28 procent in 2022.

Ontwikkelingen

Het opgestelde vermogen voor windenergie is in 2022 toegenomen en stond einde jaar op 8 831 megawatt; eind 2021 was dit nog 7 769 megawatt. De groei is grotendeels te danken aan de toename van capaciteit op het land, die met 18 procent groeide en eind 2022 goed was voor 6 261 megawatt. Op zee is er in 2022 voor 110 megawatt aan windmolens bijgeplaatst, waarmee het totaal op 2 570 megawatt uitkomt.   

De elektriciteitsproductie (genormaliseerd) is in 2022 met 13 procent gestegen naar 21,6 miljard kWh. Wind op zee was in 2022 goed voor 39 procent van de totale elektriciteitsproductie uit wind. 

4.0.1 Opgesteld vermogen windenergie
 Op land (MW)Op zee (MW)
004470
014850
026720
039050
0410750
0512240
061453108
071641108
081921228
091994228
102009228
112088228
122205228
132485228
142637228
153034357
163300957
173245957
183436957
193527957
2041882460
21**53102460
22**62612570
**Nader voorlopige cijfers

4.0.2 Elektriciteitsproductie uit windenergie
 Op land genormaliseerd (mln kWh)Op zee genormaliseerd (mln kWh)Op land niet-genormaliseerd (mln kWh)Op zee niet-genormaliseerd (mln kWh)
02102009470
031359013200
041763018710
052034020670
06247763266668
0728623033108330
0833765493664596
0937627193846735
1037377653315679
1139827434298802
1241567824193789
1346327364856771
1450607505049748
155882103564201130
166041232359012269
176267337568693700
186578345269183630
197429334579353573
208962498797945484
21**105568504100537952
22**131798381136098015
**Nader voorlopige cijfers

Financiële ondersteuning van de overheid heeft een belangrijke rol gespeeld bij de opstart van windenergie. In 2006 sloot de minister van Economische Zaken de destijds belangrijkste subsidieregeling, de Regeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP), vanwege de grote populariteit en daaruit voortvloeiende financiële verplichtingen. De ondersteuning voor toen bestaande en ingediende projecten bleef bestaan en in 2017 hebben de laatste projecten het einde van de looptijd van die ondersteuning bereikt (RVO, 2017). Als opvolger van de MEP werd in april 2008 een nieuwe subsidieregeling voor nieuwe windmolens gestart: de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE, vanaf 2011 SDE+ en vanaf 2020 SDE++). De subsidie dekt het verschil tussen de kostprijs en de gemiddelde opbrengst van windenergie per kilowattuur. Inmiddels is deze subsidieregeling alleen nog beschikbaar voor windmolens op het land.  

4.0.3 Hernieuwbare energie uit wind
Bruto energetisch eindverbruik (TJ)Vermeden verbruik van fossiele primaire energie (TJ)Vermeden emissie CO₂ (kton)
Totaal
199020253939
20002 6786 745481
201016 21038 3202 583
201524 90060 2184 691
202050 215108 7776 168
2021**68 618152 6849 688
2022*77 616172 70510 959
Op land
202032 26463 1323 580
2021**38 00284 5605 366
2022*47 442105 5666 699
Op zee
202017 95145 6452 588
2021**30 61568 1244 323
2022*30 17367 1394 260
Bron: CBS
*Voorlopige cijfers
**Nader voorlopige cijfers

4.0.4 Aantal en vermogen opgestelde windmolens
Aantal windmolensVermogen
bijgeplaatstuit gebruik genomenopgesteld1)bijgeplaatst (MW)uit gebruik genomen (MW)opgesteld (MW)1)
Totaal
1990 700 323 150 50
2000 4791 291 382 447
2010 28 281 970 30162 236
2015 191 1442 168 583583 389
2020 379 882 6122 247 846 648
2021** 283 182 8771 140 197 769
2022** 262 823 0571 169 1088 831
Op land
2020 206882 150 745 844 188
2021**283182 4151 140 195 310
2022** 252822 5851 059 1086 261
Op zee
2020 173 0 4621 503 02 460
2021** 0 0 462 0 02 460
2022** 10 0 472 110 02 570
Bron: CBS
1) Aan einde verslagjaar.
**Nader voorlopige cijfers

Voorheen werden ook windparken op zee gesubsidieerd. Windmolens op zee produceren meer elektriciteit per eenheid vermogen dan windmolens op land, maar zijn ook duurder. De hogere opbrengst per eenheid vermogen van wind op zee woog lange tijd niet op tegen de hogere kosten per eenheid vermogen en per eenheid geproduceerde elektriciteit was wind op zee dan ook duidelijk duurder dan wind op land (Lensink et al., 2012). De laatste jaren is hier echter verandering in gekomen en daarmee is ook een einde gekomen aan de subsidieregeling voor windparken op zee.

In 2018 en 2019 werden de vergunningen voor de bouw van het eerste subsidieloze windpark op zee ter wereld, Hollandse Kust Zuid, uitgereikt aan Vattenfall (Rijksoverheid, z.d.) Dit windpark heeft in 2022 voor het eerst stroom geleverd, hoewel het nog niet volledig geopend is. Alle vergunningen die sindsdien verstrekt zijn, zijn subsidievrij; wel is het zo dat voor de nieuwe windparken op zee de landelijke netbeheerder de kosten draagt voor de aansluiting van de windparken op het landelijk stroomnet.

Eind 2022 stond er 2,6 gigawatt aan windmolens op zee. In 2023 worden er naar verwachting twee grote nieuwe windparken op zee geopend: het eerder genoemde Hollandse Kust Zuid (1,5 gigawatt) en Hollandse Kust Noord, kavel V (0,8 gigawatt). In juni 2022 heeft het kabinet aangegeven 21 gigawatt opgesteld vermogen van windmolens op zee te willen realiseren rond 2030 (Rijksoverheid, 2022c). Hiermee kan ongeveer 75 procent van het huidige elektriciteitsverbruik van Nederland gedekt worden.

In 2022 zijn vergunningen uitgegeven voor een nieuw windpark op de locatie Hollandse Kust West (1,4 gigawatt) aan Ecowende (kavel VI) en Oranje Wind Power II (kavel VII). De bouw hiervan start in 2023. Er komen ook kavels vrij op de locaties IJmuiden Ver (4 gigawatt) en Ten Noorden van de Waddeneilanden (0,7 gigawatt). De tender voor de eerste kavels van IJmuiden Ver zal in 2023 plaatsvinden. Begin 2023 werd bekend dat het windpark Ten Noorden van de Waddeneilanden bestemd wordt voor de productie van waterstof (Rijksoverheid, 2023a).

4.0.5 Hernieuwbare energie uit wind en elektriciteitsproductie per capaciteit
Productiefactor (%)1)Vollasturen (uur)2)Elektriciteitsproductie per rotoroppervlak (kWh per m2)3)
Totaal
2010 211 797798
2015 272 3821032
2020 322 8511105
2021** 282 479937
2022** 302 626964
Op land
2010 191 662 740
2015 262 249 987
2020 292 5491 035
2021** 242 093 801
2022** 272 361 864
Op zee
2010 342 9761 280
2015 413 5921 387
2020 413 6181 257
2021** 373 2331 192
2022** 373 2461 197
Bron: CBS
1) De productiefactor is gedefinieerd als de daadwerkelijke productie gedeeld door de maximale productie berekend op basis van het vermogen aan het einde van elke maand. Deze factor wordt ook wel capaciteitsfactor genoemd.
2) Het aantal vollasturen is het aantal uur dat de windmolens op de maximale capaciteit zouden moeten draaien om de gerealiseerde productie te halen. Het aantal vollasturen is recht evenredig met de productiefactor.
3) Berekend als het gemiddelde van de maandelijkse elektriciteitsproductie per rotoroppervlak aan het einde van de maand. Daarbij is gewogen met het aantal dagen per maand en de rotoroppervlak aan het einde van de maand.
**Nader voorlopige cijfers

StatLine - Windenergie op land; productie en capaciteit naar ashoogte (cbs.nl)

4.0.6 Opgesteld vermogen wind op land naar ashoogte
 t/m 30 meter (MW)31 t/m 50 meter (MW)51 t/m 70 meter (MW)71 t/m 95 meter (MW)96 meter of meer (MW)
19903315100
19915824100
19926634100
19938050100
19948368100
199584164200
1996842001100
1997712381500
1998702494500
1999702657410
20006927110420
20016928013420
200269276283450
200368317440810
2004653355341410
2005633545912142
20066037170630314
20074937875943819
200845380777486236
200944348788500317
201043337797515317
201136337812582321
201234330822617403
201334330816703602
201434337804729734
2015183328058681012
2016153207948981273
2017103207658381311
2018103187729081429
2019103127578991550
202093047259422209
2021**930372311453130
2022**830065012774027
**Nader voorlopige cijfers

Op grotere hoogte van het maaiveld staat meer wind dan op het maaiveldniveau. Daardoor produceren hoge molens per eenheid vermogen (in de tabel opgenomen als productiefactor) over het algemeen meer windenergie. 

Door de jaren heen worden steeds meer grote en dus hoge molens bijgeplaatst en kleine molens afgebroken. In de categorieën tot en met 70 meter ashoogte werden de laatste jaren meer windmolens afgebroken dan bijgeplaatst. De opgestelde capaciteit aan windmolens hoger dan 70 meter neemt wel toe en met name in de hoogste categorie, ashoogte van 96 meter of meer, is de laatste jaren een sterke stijging te zien. 

RES regio Opgesteld vermogen
Groningen 843
Friesland 619
Drenthe 247
Twente
West-Overijssel 74
Flevoland 1667
Achterhoek 63
Arnhem/Nijmegen 51
Foodvalley 6
Noord-Veluwe 14
Fruitdelta Rivierenland 94
Cleantech 6
Amersfoort
U16 34
Noord-Holland Noord 614
Noord-Holland Zuid 140
Alblasserwaard 9
Drechtsteden 9
Goeree-Overflakkee 232
Hoeksche Waard 94
Holland Rijnland 30
Midden-Holland 12
Rotterdam/Den Haag 397
Zeeland 573
Hart van Brabant 37
Metropoolregio Eindhoven 21
Noordoost-Brabant 17
West-Brabant 238
Noord- en Midden-Limburg 119
Zuid-Limburg
 

StatLine - Windenergie op land; productie en capaciteit per provincie (cbs.nl)

De meeste windmolens staan in Flevoland en in de kuststreek. In de kuststreek speelt het grotere windaanbod een belangrijke rol. Bij de plaatsing van de windmolens is het windaanbod echter niet de enige factor. Ook de beleving van de inpasbaarheid in het landschap speelt een belangrijke rol. Dat verklaart waarom in Flevoland de meeste windmolens staan, ondanks de minder gunstige windcondities in deze provincie ten opzichte van de kuststreek (SenterNovem, 2005).

Begin 2013 zijn afspraken gemaakt tussen Rijk en IPO/provincies over de bijdragen per provincie aan de totale opgestelde capaciteit van windmolens op land; afgesproken is dat in 2020 in totaal 6000 megawatt staat opgesteld. Dit doel is in 2020 niet gehaald, maar in 2022 wel. Eind 2022 stond er 6261 megawatt aan windmolens op land. In de Monitor Wind op land (RVO, 2023d) worden de provinciale standen en de plannen verder uitgelicht.

Gerealiseerde windenergie draagt tevens bij aan het in het klimaatakkoord vastgestelde doel om in 2030 tenminste 35 TWh duurzame elektriciteit op land (wind en grootschalige zonne-energie-installaties > 15 kW) te realiseren (PBL, 2021). In de Regionale Energiestrategie (RES) wordt het regionale aandeel voor de landelijke opgave zo concreet mogelijk uitgewerkt. Gemeenten, provincies en waterschappen stellen deze RES-en op en er wordt door het CBS nu ook vanaf RES-niveau gepubliceerd over het vermogen en de productie van wind op land: Hernieuwbare energie; zonnestroom, windenergie, RES-regio.

Methode

Zie voor een omschrijving van de methode inclusief rekenvoorbeelden van de normalisatie 4.1 Windenergie uit Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie, RVO en CBS

Het vermogen is bepaald aan de hand van een CBS-database met alle windmolenprojecten. Elk jaar vernieuwt het CBS deze database op basis van gegevens uit de administraties van VertiCer. Het moment van het in en uit gebruik nemen van een molen is bepaald aan de hand van de elektriciteitsproductiegegevens van VertiCer, in combinatie met openbare gegevens op internet en Windstats. Tussen de uitkomsten van het CBS over het opgestelde windenergievermogen en die van andere bronnen, zoals de Monitor Wind op land en Windstats, treden soms verschillen op. Doorgaans worden deze veroorzaakt door verschillen in het moment van in of uit gebruik nemen van windmolens of (delen van) windmolenparken.

Sinds 2016 is met name in de provincie Groningen een groot aantal kleine windmolens geplaatst; in de meeste gevallen bij landbouwbedrijven voor stroomproductie voor eigen gebruik. In 2022 betreft het in totaal circa 200 windmolens met per stuk een vermogen van 70 kilowatt of kleiner en met een gezamenlijk vermogen van drie megawatt; deze molens staan geregistreerd bij VertiCer. Gezien de geringe omvang in totaal en om praktische redenen worden deze molens niet in de statistiek meegenomen. 

De elektriciteitsproductie is berekend aan de hand van de administratie achter de certificaten voor de Garanties van Oorsprong van VertiCer. Daarnaast is er een bijschatting gemaakt voor windparken waarvan de productie niet bij VertiCer bekend is. Deze schatting is gemaakt op basis van het vermogen en de gemiddelde productiefactor en bedroeg 222 GWh in 2022, ongeveer 1 procent van de totale productie. 

De onzekerheid in de CBS-cijfers over de elektriciteitsproductie uit windenergie in 2022 wordt geschat op 2 procent.