Nalatenschappen

Vermogensoverdrachten

Over deze publicatie

Dit document geeft een beschrijving van de statistiek nalatenschappen, onderdeel van de vermogensoverdrachten. Aan bod komen onder andere de achtergrond, gebruikte bronnen en totstandkoming van de cijfers.

1. Inleiding

De statistiek over nalatenschappen is onderdeel van de vermogensoverdrachten. Hieronder vallen ook verkrijgingen en schenkingen. De gegevens worden grotendeels ontleend aan de administraties van de Belastingdienst op het gebied van de erf- en schenkbelasting.

In dit document worden de nalatenschappen beschreven. Allereerst wordt ingegaan op de achtergrond van de statistiek en de verschillende begrippen. Dan worden de gebruikte gegevens besproken en de totstandkoming van de cijfers. Tot slot komen de publicaties aan bod.

2. Achtergrond

2.1 Materiële welvaart

De statistiek over vermogensoverdrachten maakt deel uit van de statistieken over inkomen, vermogen en bestedingen.

Welvaart is de mate waarin materiële behoeften met beschikbare middelen kunnen worden bevredigd. In het algemeen zijn de behoeften groter dan de middelen. Hoe de ‘schaarse’ welvaart verdeeld is over groepen is daarom een belangrijk maatschappelijk thema.

De hoekstenen van welvaart worden gevormd door de samenhangende concepten van inkomen, bestedingen, en vermogen. Besparingen zijn gedefinieerd als het inkomen minus de bestedingen, en vormen de link tussen deze drie concepten. Als het netto-inkomen hoger is dan de bestedingen is er sprake van besparing, oftewel een positieve bijdrage aan het vermogen. En als de bestedingen groter zijn dan het inkomen is er sprake van ontsparing, en wordt er ingeteerd op de financiële reserves.

Het vermogen kan ook groeien of slinken door overdrachten (denk aan erfenissen, schenkingen, en loterij-winsten) en door waardeontwikkeling van de bezittingen (met name de fluctuatie van huizenprijzen en aandelenkoersen).

2.2 Begrippen

Een nalatenschap is het vermogen bestaande uit bezittingen en schulden dat nagelaten is door een overledene. De bezittingen bestaan uit bank- en spaartegoeden, effecten, onroerend goed, ondernemingsvermogen, aanmerkelijk belang en overige bezittingen. De schulden betreffen onder meer de hypotheek voor de eigen woning, en andere schulden zoals voor consumptieve doeleinden.

De indeling van de vermogensbestanddelen die wordt onderscheiden is afgestemd op de indeling die wordt gebruikt voor de vermogensstatistiek. Hieronder worden de vermogensbestanddelen omschreven.• Vermogen: saldo van bezittingen en schulden.

  • Bezittingen: som van de bank- en spaartegoeden, effecten, de eigen woning, overig onroerend goed, ondernemingsvermogen, en de overige bezittingen.
  • Financiële bezittingen: som van de bank- en spaartegoeden en effecten.
  • Bank- en spaartegoeden: alle tegoeden op rekeningen bij (spaar)banken, inclusief buitenlandse tegoeden.
  • Effecten: som van obligaties en aandelen. Obligaties betreft de beurswaarde van waardepapieren in de vorm van een schuldbekentenis tegen een vaste rente. Aandelen betreft de beurswaarde van aandelen en opties alsmede deelname in beleggingen.
  • Onroerend goed: som van de waarde van de eigen woning en overig onroerend goed.
  • Eigen woning: woning in eigendom en in gebruik als hoofdverblijf.
  • Overig onroerend goed: dit betreft bijvoorbeeld een tweede woning, een vakantiewoning, beleggingspanden, een los perceel (zoals een weiland) en dergelijke.
  • Ondernemingsvermogen: dit is inclusief aanmerkelijk belang. Ondernemingsvermogen is het saldo van bezittingen en schulden behorend tot het bedrijfs- of beroepsvermogen van zelfstandig ondernemers. Aanmerkelijk belang is het bedrijfsvermogen van aanmerkelijkbelanghouders. Aanmerkelijkbelanghouders hebben een bezit van ten minste 5 procent in het geplaatste aandelenkapitaal van een vennootschap.
  • Overige bezittingen: dit betreft onder meer contant geld, roerende zaken verhuurd of in gebruik als belegging, trustvermogen, aandeel in onverdeelde boedel, vermogen belast met vruchtgebruik of beperkt eigendom.
  • Schulden: som van hypotheekschuld en overige schulden.
  • Hypotheekschuld eigen woning: de stand van de schuld waarover rente is verschuldigd. Opgebouwde tegoeden via kapitaalverzekeringen eigen woning zijn deels in mindering gebracht.
  • Overige schulden: schulden voor onder andere consumptiedoeleinden, de financiering van aandelen, obligaties of rechten op periodieke uitkeringen, de financiering van de tweede woning of andere onroerend goederen, studieschulden, negatief saldo op een bankrekening, zorgschulden, belasting- en toeslagschulden.

3. Onderzoeksopzet

3.1 Gebruikte gegevens

Cijfers over nalatenschappen zijn afkomstig uit de aangifte erfbelasting van de belastingdienst, de bevolkingsstatistieken en de integrale inkomens- en vermogensstatistiek (IIV) van het CBS.

3.2 Tijd, populatie

De populatie betreft overledenen uit de Nederlandse bevolking op 1 januari van het statistiekjaar. Dit is exclusief personen met bezittingen in Nederland, die bij overlijden in het buitenland wonen en/of die na 1 januari zijn geboren of in Nederland zijn komen wonen.

Cijfers over nalatenschappen zijn beschikbaar vanaf 2007.Standaard zijn alle geldbedragen in lopende prijzen, oftewel de statistiek wordt niet gecorrigeerd voor inflatie.

3.3 Voorlopige en definitieve cijfers

In het laatste kwartaal twee jaar na afloop van het onderzoeksjaar komen voorlopige cijfers beschikbaar. Twee jaar later worden deze vervangen door definitieve cijfers. Het duurt een aantal jaren voordat de aangiftes erfbelasting verwerkt en vastgesteld zijn door de belastingdienst, hierdoor hebben de cijfers voor een langere periode een voorlopig karakter.

3.4 Totstandkoming van de cijfers

De gegevens over het nagelaten vermogen van overledenen zijn samengesteld met behulp van verschillende bronnen.

De basis wordt gevormd door de overledenen uit de bevolkingsstatistiek van het CBS. Het betreft alle overledenen in een jaar die behoorden tot de Nederlandse bevolking per 1 januari van dat jaar.

Voor ongeveer 35 procent van de overledenen zijn gegevens beschikbaar uit de aangifte erfbelasting van de belastingdienst. Het betreft degenen waarbij het nagelaten vermogen boven de vrijstellingsgrens ligt. Zie Belastingdienst. In de aangifte staat de waarde van het vermogen op het moment van overlijden. Het vermogen bestaat uit alle bezittingen en schulden. De verschillende onderdelen van het vermogen (eigen woning, bankrekening, etc.) worden apart opgegeven. In de aangifte wordt zowel het gemeenschappelijk als privévermogen van de overledene opgegeven. In geval van gemeenschappelijk vermogen is ervan uit gegaan dat de overledene voor de helft eigenaar was van dit vermogen.

Voor het overige deel van de overledenen worden de vermogensgegevens uit het Integraal inkomens- en vermogensonderzoek (IIV) overgenomen. Dit betreft vooral de kleinere vermogens die niet aan de criteria voldoen voor het heffen van erfbelasting. Het IIV geeft een beeld van de samentelling van het inkomen en vermogen van de Nederlandse bevolking. Het merendeel van de gegevens is gebaseerd op de inkomstenbelasting (IB). In het IIV wordt gekeken naar het vermogen van het huishouden van de overledene op 1 januari van het jaar van overlijden. Voor overledenen met een partner is ervan uit gegaan dat de overledene voor de helft eigenaar was van de vermogensbestanddelen uit de huwelijksgoederengemeenschap.

Er zijn verschillen tussen het nagelaten vermogen uit de aangifte erfbelasting en de vermogensgegevens uit het IIV.

- De inhoud van de vermogensposten verschilt op enkele punten;

Roerende zaken: Voor overledenen met aangifte erfbelasting is de vermogenspost ‘overige bezittingen’ inclusief roerende zaken zoals auto’s, boten, inboedels, kunst, etcetera. Voor overledenen zonder aangifte worden roerende zaken niet waargenomen.

Contant geld: In de erfbelasting valt contant geld onder de ‘bank- en spaartegoeden’, bij vermogen onder ‘overige bezittingen’.

Hypotheekschuld overig onroerend goed: Voor overledenen met aangifte zijn de hypotheekschulden voor overig onroerend goed opgenomen onder de vermogenspost ‘hypotheekschuld eigen woning’. In de erfbelasting wordt namelijk geen onderscheid gemaakt tussen een hypotheekschuld ten aanzien van de eigen woning of ander onroerend goed. Voor overledenen zonder aangifte behoort de hypotheekschuld voor overig onroerend goed tot de vermogenspost ‘overige schulden’.

- Er is een verschil in peilmoment van de vermogensgegevens. Zo hebben de aangiftegegevens uit de erfbelasting betrekking op de waarde van het vermogen van de overledene op de dag van overlijden. De vermogensgegevens uit het IIV hebben betrekking op de stand per 1 januari van het jaar van overlijden.

Gegevens over nalatenschappen worden gecombineerd met gegevens over inkomen, vermogen en andere karakteristieken van de overledene.

3.5 Relatie nalatenschappen en verkrijgingen

Cijfers over verkrijgingen uit een nalatenschap hebben enkel betrekking op de gegevens uit de erfbelasting, daardoor is voor ongeveer 65 procent van de overledenen (ca 5 miljard euro in 2018) onbekend wie de nalatenschap ontvangen heeft. Dat betekent dat deze nalatenschappen niet in de statistiek over verkrijgingen voorkomen.

3.6 Kwaliteit van de data

Bij het gebruik van de cijfers moet met een aantal zaken rekening worden gehouden:

  • Het duurt een aantal jaren voordat de aangiftes erfbelasting verwerkt en vastgesteld zijn bij de belastingdienst. Daarom worden gegevens pas twee jaar na afloop van het fiscaal jaar voor het eerst gepubliceerd.
  • Statistieken over nalatenschappen worden alleen geregistreerd over nalatenschappen boven de aangiftedrempel, maar van de ontbrekende nalatenschappen wordt het vermogen op 1 januari in het jaar van overlijden gebruikt als proxy voor het nagelaten vermogen. Tussen 1 januari en het moment van overlijden kunnen mutaties in de hoogte van het vermogen plaatsvinden door inkomen, opbouw van vermogen of uitgaven en investeringen. Hierdoor wordt de hoogte van het nagelaten vermogen mogelijk over- of onderschat in deze gevallen.
  • Wegens verschillen in de aanleverwijze van de brongegevens van de belastingdienst, zijn de cijfers t/m 2016 niet geheel vergelijkbaar met de uitkomsten van latere jaren.

4. Publicaties

Een overzicht van recente CBS-publicaties met betrekking tot verkrijgingen (en vermogensoverdrachten) is beschikbaar via de themapagina Inkomen en bestedingen, en reguliere tabellen worden jaarlijks geactualiseerd op StatLine. Het tweejaarlijks rapport Materiële welvaart in Nederland gaat dieper in op de vraag hoeveel vermogen mensen nalaten.

De in dit document beschreven statistiek is voor onderzoekers beschikbaar als microdata; zie de catalogus voor de diverse bestanden.