Overheidsfinanciën 2021

3. Uitgaven overheid richting 400 miljard euro

In 2021 gaf de overheid 399,1 miljard euro uit, ruim 18 miljard euro meer dan in het voorgaande jaar. Uitgedrukt als percentage van het bpp daalden de uitgaven echter, van 47,8 procent in 2020 naar 46,6 procent in 2021. De absolute stijging is voor ongeveer twee derde toe te schrijven aan sociale uitkeringen. De sociale uitkeringen zijn verreweg de grootste kostenpost en in 2021 goed voor 46 procent van de totale overheidsuitgaven. 

Ook de apparaatskosten (beloning werknemers plus aanschaf van goederen diensten) namen verder toe. In 2021 bedroegen deze uitgaven 129,5 miljard euro, tegenover 121,4 miljard euro in het voorgaande jaar. De stijging hangt deels samen met kosten voor de bestrijding van de coronapandemie, zoals de uitvoering van de vaccinatiecampagne. Daarnaast had de overheid een incidentele bijdrage aan de zorgverzekeraars van bijna 3 miljard euro. Dit betrof een compensatie voor extra zorgkosten door de coronapandemie. Ten slotte nam de afdracht aan de Europese Unie met 0,8 miljard euro toe.

Daar staat tegenover dat de verstrekte subsidies met ruim 4 miljard euro afnamen, voornamelijk door lagere uitgaven aan de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW). Ook was de overheid wederom minder kwijt aan rentelasten. In de afgelopen jaren daalden de rentelasten gestaag, van 11,6 miljard in 2011 tot 4,9 miljard euro in 20213). In dezelfde periode nam de schuld echter met bijna 50 miljard euro toe. De rentelasten konden toch dalen doordat de overheid profiteerde van de lage rentetarieven. Schulden met hogere rente uit het verleden werden afgelost en vervangen door schulden met lagere rente.

3.0.1 Overheidsuitgaven (mld euro)
20172018201920202021*
Sociale uitkeringen157,1162169,2173,8185,3
Beloning van werknemers61,863,96770,773,4
Intermediair verbruik43,346,148,750,756,2
Subsidies8,69,19,734,330,2
Investeringen25,426,527,629,329,5
Overige uitgaven6,47,88,71113,1
Afdrachten aan de Europese Unie3,44,85,35,96,6
Rente7,46,96,25,44,9
Totaal313,4327,2342,5381399,1
*voorlopige cijfers

3.1 Uitgaven voor steunmaatregelen nemen af

De overheid verstrekte in 2021 ruim 4 miljard euro minder aan subsidies dan in 2020. Dit komt voornamelijk door een afname van de uitgaven aan steunmaatregelen om bedrijven, instellingen en gezinnen door de coronacrisis te helpen. In zowel 2020 als 2021 had een aanzienlijk deel van de subsidies betrekking op dergelijke maatregelen. Van de ruim 30 miljard euro die de overheid in 2021 aan subsidies verstrekte, is 17,4 miljard euro direct toe te schrijven aan coronagerelateerde regelingen. In 2020 ging het zelfs om 23,3 miljard euro op een totaal van 34,3 miljard euro. 

3.1.1 Coronagerelateerde subsidies
 2021* (mld euro)2020 (mld euro)
NOW6,310,3
TOGS/TVL5,82,4
Tozo0,82
Zorgbonus0,72,1
Continuïteitsbijdrage zorg0,52,9
Overige coronasubsidies3,23,7
* voorlopige cijfers
 

De afname is het voor het grootste deel toe te schrijven aan de NOW. Deze subsidie compenseert ondernemers voor een groot deel van de loonkosten bij een omzetdaling. Dit had als doel om tijdens de coronacrisis zoveel mogelijk banen te behouden. Dit kostte de schatkist in 2021 6,3 miljard euro, tegenover 10,3 miljard euro een jaar eerder. Hiermee is de NOW qua financiële omvang verreweg de grootste steunmaatregel. 

Een andere steunmaatregel voor ondernemers betreft de Tozo (Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers). Deze tegemoetkoming is bedoeld voor zelfstandige ondernemers die tijdens de coronacrisis in financiële moeilijkheden zijn gekomen. De Tozo wordt voornamelijk uitgevoerd door de gemeenten. In 2020 werd in het kader van deze regeling 2 miljard euro aan subsidies verstrekt. In 2021 nam dit af naar 0,8 miljard euro. 

Daarnaast was de overheid 2,3 miljard euro minder kwijt aan zogenoemde continuïteitsbijdragen voor zorgaanbieders. Door de coronapandemie is namelijk een deel van de reguliere zorg uitgesteld of niet verleend. Door middel van deze bijdrage worden zorgaanbieders gecompenseerd voor de ontstane zorguitval. Ook had het Rijk minder kosten voor de bonussen aan zorgmedewerkers. In 2021 was hier 0,7 miljard euro mee gemoeid. In het voorgaande jaar lagen deze uitgaven drie keer zo hoog.

Daar staat tegenover dat de tegemoetkomingen voor ondernemers die direct schade ondervinden van diverse kabinetsmaatregelen om het coronavirus te bestrijden, zoals het sluiten van de horeca, toenamen. In het begin van de coronacrisis werden ondernemers ondersteund door middel van de TOGS (Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19). Deze steunmaatregel is eind juni 2020 opgevolgd door de TVL (Tegemoetkoming Vaste Lasten). De TOGS omvatte een vast bedrag van 4 000 euro per onderneming, terwijl bij de TVL de tegemoetkoming afhankelijk is van het omzetverlies. De kosten hiervan stegen van 2,4 miljard euro in 2020 naar 5,8 miljard euro in 2021.

3.2 Zorguitgaven zorgen voor toename sociale uitkeringen

De uitkeringslasten van sociale uitkeringen kwamen in 2021 uit op 185,3 miljard euro4). Dit is 11,5 miljard euro meer dan in 2020, waarmee de stijging beduidend groter is dan in de voorgaande jaren. Het gaat om uitkeringen in geld of natura die bedoeld zijn om huishoudens financiële zekerheid te bieden tegen inkomsensrisico’s als ziekte, invaliditeit en arbeidsongeschiktheid. Ook bijdragen aan huishoudens om in bepaalde behoeftes te voorzien, zoals huisvesting en onderwijs, vallen onder de sociale uitkeringen. Ten slotte worden ook zorguitgaven zoals uitkeringen via de Zorgverzekeringwet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz) tot de sociale uitkeringen gerekend. Sociale uitkeringen kunnen (gedeeltelijk) worden gefinancierd uit premies, waarbij de uitkering veelal wordt uitgekeerd door een van de socialezekerheidsfondsen. De Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Werkloosheidswet (WW) zijn hier voorbeelden van. Sociale uitkeringen kunnen echter ook betaald worden uit algemene middelen, zoals gebeurt bij de kinderbijslag en de zorgtoeslag. 

De toename in 2021 is voor meer dan de helft toe te schrijven aan zorguitgaven via de Zvw en de Wlz. De uitkeringen via de Zvw stegen met 3,6 miljard euro tot 46,7 miljard euro. Onder de Zvw vallen medische kosten die vergoed worden vanuit het basispakket van de zorgverzekering. De uitkeringen via de Wlz bedroegen 25,6 miljard euro, bijna 3 miljard euro meer dan in het voorgaande jaar. De Wlz heeft betrekking op langdurige zorg, zoals verblijf in een verzorgings- of verpleegtehuis. 

In 2021 keerde de overheid voor 43 miljard euro aan AOW-uitkeringen uit, een toename van 1,7 miljard euro. De stijging is nagenoeg gelijk aan 2020, maar groter dan in de jaren vóór 2020. Dit komt deels doordat zowel in 2020 als 2021 de AOW-leeftijd niet verder is verhoogd. Daardoor lag deze net als in 2019 op 66 jaar en 4 maanden, terwijl deze in de voorliggende jaren stapsgewijs was verhoogd. Het aantal AOW-uitkeringen nam in 2021 met gemiddeld 62 duizend toe. Dit verschilt nauwelijks ten opzichte van het voorgaande jaar, maar is wel beduidend meer dan in de jaren 2016 tot en met 2019. Daarnaast stegen de uitkeringslasten door indexatie van de hoogte van de AOW-uitkering. 

3.2.1 AOW: Uitgaven en aantal uitkeringen
 AOW-uitgaven (AOW-uitgaven (mld euro), AOW-uitkeringen (mln))AOW-uitkeringen (AOW-uitgaven (mld euro), AOW-uitkeringen (mln))
'1231,43,076
'1332,73,169
'1434,13,256
'1535,83,326
'1636,93,363
'1737,43,386
'1838,13,410
'1939,53,423
'2041,23,481
'21*43,03,543
* voorlopige cijfers
 

De bijdragen voor kinderopvang kenden relatief gezien een van de sterkste stijgingen, van 2,9 miljard euro in 2020 naar 3,5 miljard euro in 2021. Hiermee zet de stijgende trend van de afgelopen jaren door. Sinds 2015 zijn de uitgaven verdubbeld. De toename van 2021 komt deels door prijsontwikkeling. De overheid bepaalt jaarlijks het maximale uurtarief voor kinderopvang dat wordt vergoed, dat in 2021 is verhoogd. Daarnaast steeg het aantal uren dat gebruik wordt gemaakt van kinderopvang. 

Tegenover de stijgingen staat een afname van de uitgaven aan uitkeringen in het kader van de Werkloosheidswet (WW). Onder impuls van de dalende werkloosheid daalden de uitkeringslasten met bijna 14 procent naar 3,7 miljard euro. Het aantal uitkeringen lag eind 2021 op 192 duizend, bijna honderdduizend minder dan een jaar eerder. Dit is ook beduidend lager dan vlak vóór het uitbreken van de coronacrisis, toen ongeveer 240 duizend werklozen een WW-uitkering ontvingen. 

3) Dit zijn de rentelasten conform de definitie van nationale rekeningen. Hierbij zijn de werkelijke rentelasten gecorrigeerd voor indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (toegerekende bankdiensten)

4) Zie bijlage 2 voor een overzicht van de sociale uitkeringen