Auteur: Harry Bierings, Hans Langenberg
Arbeidsdeelname in de buurten van Nederlands vier grote steden

3. De samenhang tussen spreiding arbeidsdeelname en bevolkingsopbouw

De analyse tot dusverre heeft aangetoond dat de gemiddelde arbeidsdeelname samenhangt met het gemiddeld aandeel 25- tot 45-jarigen. Resteert de vraag of de spreiding van de arbeidsdeelname samenhangt met de spreiding in het aandeel 25- tot- 45 jarigen. Zoals al eerder vastgesteld hadden Den Haag en Rotterdam de grootste spreiding, daarna volgen Amsterdam en tenslotte Utrecht. In tabel 3.1 is de spreiding van de arbeidsdeelname in een buurt afgezet tegen de spreiding van het 25- tot 45-jarige bevolkingsaandeel (beide weergegeven met de interkwartielafstand). De confrontatie levert geen duidelijke samenhang. Amsterdam kent de hoogste spreiding in het aandeel 25- tot 45-jarigen, maar de één na laagste spreiding in arbeidsdeelname. Rotterdam kent de laagste spreiding in het aandeel 25- tot 45-jarigen, maar de gedeelde hoogste spreiding in arbeidsdeelname.

3.1 Spreiding arbeidsdeelname buurten G4 versus aandeel 25- tot 45-jarigen1)
Spreiding arbeidsdeelname (15 tot 75 jaar) (procentpunten)Spreiding aandeel 25- tot 45- jarigen (procentpunten)
Amsterdam1017
Rotterdam1112
Den Haag1115
Utrecht914
1) Interkwartielafstand.
Bron: CBS.

De analyse kan nog iets scherper gesteld worden door terug te keren naar figuur 2.2. De vier lijnen die in de figuur zijn getrokken zijn zoals gezegd bepaald aan de hand van lineaire regressie. Voor alle vier de steden is er van een statistisch significant verband4). De arbeidsdeelname in een buurt hangt dus in alle vier de steden (positief) samen met het aandeel 25- tot 45-jarigen. De relatie is echter niet in alle vier de steden even sterk. De mate waarin de arbeidsdeelname samenhangt met het aandeel 25- tot 45-jarigen wordt uitgedrukt door het kwadraat van de correlatiecoëfficiënt (R2). Hoe dichter deze bij één ligt, des te sterker de samenhang. In praktijk is de waarde in Amsterdam 0,30, voor Rotterdam en Utrecht 0,15 en voor Den Haag 0,04.

Een en ander betekent bijvoorbeeld voor Den Haag dat de stad weliswaar een sterke spreiding in arbeidsdeelname én het aandeel 25- tot 45-jarigen kent, maar dat variatie in het aandeel 25- tot 45-jarigen weinig samenhang kent met de variatie in arbeidsdeelname. In Den Haag spelen blijkbaar andere factoren een rol. Wellicht is hier een sterke spreiding naar andere kenmerken, zoals onderwijsniveau en herkomst, en hangt de spreiding naar arbeidsdeelname hier wel mee samen. In Amsterdam spelen dergelijke zaken wellicht een veel geringere rol: de spreiding in arbeidsdeelname hangt hier veel sterker samen met de spreiding in leeftijdsopbouw.

4) Dit wil in dit geval zeggen dat de kans dat dit resultaat aan toeval is te wijten kleiner is dan of gelijk aan 5 procent.