Gezonde levensverwachting naar onderwijsniveau

2. Samenvatting

De belangrijkste wijzigingen in de methode om gezonde levensverwachting naar onderwijs te schatten zijn:
  • Voor sterftekansen wordt niet langer gewerkt met 5-jaarsklassen, maar worden kansen per individuele leeftijd geschat. Dit geldt voor de leeftijden tot en met 89 jaar. Daarboven worden er sterftekansen geschat voor de leeftijdsgroepen van 90 t/m 94 jaar en van 95 jaar of ouder.
  • Bij het bepalen van de gezondheidsprevalenties is een leeftijdscategorie toegevoegd. Waar eerder als bovenste categorie de groep van 80 jaar of ouder werd genomen, worden er nu prevalenties geschat voor de leeftijdsgroepen van 80 t/m 84 jaar en van 85 jaar of ouder.
Door meer detailinformatie te gebruiken, met name op hogere leeftijd, waar de meeste sterfte optreedt, heeft de revisie impact op de schattingen. Vergeleken met de cijfers van voor de revisie is de invloed het grootst bij de hoogopgeleiden. Hun levensverwachting komt op basis van de gereviseerde methode lager uit. Dit effect is het sterkst bij de meest recente cijfers, die over de periode 2015/2018. Ten opzichte van de methode van voor de revisie verkleinen daarmee dus ook de levensverwachtingsverschillen tussen de hoogopgeleiden en de laagopgeleiden en verandert ook de ontwikkeling van die verschillen in de tijd.
Omdat de omgang met de gezondheidsprevalenties maar beperkt is gewijzigd zijn de veranderingen in gezonde levensverwachting, ten opzichte van de methode van voor revisie, vooral een doorwerking van de veranderingen bij de levensverwachting.