Auteur: André Mares

De Nederlandse economie in 2021

Over deze publicatie

"De Nederlandse economie” is een reeks artikelen waarin actuele macro-economische fenomenen worden beschreven en geduid. De artikelen zijn grotendeels gebaseerd op de uitkomsten van de nationale rekeningen. Deze editie is het economisch jaaroverzicht van 2021.

Samenvatting

De Nederlandse economie groeide in 2021 met 4,8 procent. De groei was kleiner dan in een aantal ons omringende landen (België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk) en ook kleiner dan gemiddeld in de Europese Unie. Maar de krimp in 2020 van 3,8 procent was ook kleiner dan in die landen, waardoor de economie van Nederland toch sneller is hersteld dan die van de ons omringende landen. Ten opzichte van het pre-coronajaar 2019 bedroeg de groei van de Nederlandse economie 0,8 procent.

De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan de toename van het handelssaldo en de consumptie door huishoudens. Ook de overheidsconsumptie en de investeringen lagen hoger dan in 2020.

Dat de krimp in 2020 in een jaar teniet is gedaan, is vooral te danken aan de versoepeling van de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus in de loop van het jaar. Ook werd in 2021 wereldwijd gevaccineerd. Achter de positieve economische groei schuilen echter grote verschillen tussen sectoren. Een deel van de bedrijfstakken kampte ook in 2021 met de beperkingen door corona, zoals de horeca en de sector recreatie, cultuur en sport. De productie van de industrie was echter hoger dan ooit. Het steunbeleid van de overheid heeft ook in 2021 mede geleid tot een historisch laag aantal faillissementen van bedrijven en historisch lage werkloosheid.

De arbeidsmarkt was ongekend krap. Niet alleen was de werkloosheid laag en de arbeidsparticipatie hoog, maar ook stond er een recordaantal vacatures open. Het aantal openstaande vacatures overtrof in 2021 ook voor het eerst het aantal werklozen.

Het economische herstel uit de coronarecessie ging gepaard met een aanzienlijk hogere inflatie. Die kwam in 2021 uit op 2,7 procent. Vooral in de laatste maanden van het jaar liep de inflatie op tot een niveau dat sinds de beginjaren tachtig niet meer is voorgekomen. Dat komt vooral door de snelle prijsstijging van elektriciteit, aardgas en motorbrandstoffen in de tweede helft van het jaar.

De hausse op de woningmarkt hield in 2021 aan. Vorig jaar was een bestaande koopwoning bijna twee keer zo duur als in 2020. De prijsindex bestaande koopwoningen bereikte het hoogste niveau sinds het begin van de index in 1995. Het aantal transacties liep echter terug.

Het conjunctuurbeeld verbeterde in 2021 gestaag. In de laatste maanden van 2021 stagneerde de verbetering echter en ging het beeld wat op en neer. Onder meer corona speelde in die periode weer meer op met een strenge lockdown halverwege december.

1. Inleiding

In dit artikel wordt de economische ontwikkeling van Nederland in 2021 beschreven op basis van de uitkomsten van de nationale rekeningen. Dit is het officiële boekhoudkundig systeem waarmee de huishouding van Nederland wordt berekend en gepubliceerd door het CBS. Waar nodig wordt deze informatie aangevuld met cijfers uit andere CBS-bronnen. Op deze manier ontstaat een compleet en samenhangend macro-economisch beeld van Nederland in 2021.

Allereerst zal de ontwikkeling van de Nederlandse economie in 2021 in grote lijnen worden geschetst aan de hand van het bbp en de bestedingscategorieën, in het bijzonder de particuliere consumptie. In paragraaf 3 wordt de Nederlandse groei afgezet tegen die van verschillende buitenlandse economieën. In paragraaf 4 wordt ingezoomd op de ontwikkeling van het bedrijfsleven aan de hand van de toegevoegde waarden en de omzet. Vervolgens wordt kort de arbeidsmarkt behandeld. De inflatie en de woningmarkt komen aan bod in paragraaf 6 en 7. Het artikel wordt afgesloten met het huidige conjunctuurbeeld en een doorkijkje naar het lopende jaar op basis van maandindicatoren en vertrouwensindicatoren van consumenten en producenten.


2. Economische groei en bestedingen

De Nederlandse economie is in 2021 snel hersteld van de coronarecessie van 2020. Ondanks meerdere lockdowns kwam de groei uit op 4,8 procent. Een jaar eerder kromp de economie met 3,8 procent. Per saldo was de omvang van de economie 0,8 procent groter dan in het pre-coronajaar 2019. In het voorjaar van 2021 werden de maatregelen tegen de verspreiding van het virus geleidelijk versoepeld. Hierdoor trokken de bestedingen van consumenten aan. Ook elders in de wereld trad herstel op, waardoor de internationale handel verder aantrok.

Daarnaast heeft de Nederlandse overheid ook in 2021 met steunpakketten geprobeerd de economie te ondersteunen. De overheid gaf in de eerste drie kwartalen ruim 20 miljard euro uit aan coronagerelateerde maatregelen (NOW, TOZO, TOGS/TVL, overig). Dat is bijna 4 miljard euro meer dan in dezelfde periode van 2020. In dat jaar kwam het bedrag aan steun uit op bijna 27 miljard euro.

De economische groei in 2021 was de grootste na 1999 (5,0 procent). In vergelijking met de vorige crisis in 2009 is de economie veel sneller hersteld. De krimp in 2020 is in een jaar tijd meer dan goedgemaakt. Na de kredietcrisis in 2009 was de omvang van de economie pas in 2015 weer groter dan in 2008.

De coronacrisis is een andere crisis dan de kredietcrisis. Die ontstond in 2009 door problemen binnen de economie. De coronacrisis is meer te vergelijken met een frontale botsing; een ongekend harde klap van buiten de economie, waarbij echter wel een snel herstel mogelijk bleek.

2.1 Bruto binnenlands product (volume)
PeriodenVerandering (%-verandering t.o.v. jaar eerder)
20004,2
20012,3
20020,2
20030,2
20042
20052,1
20063,5
20073,8
20082,2
2009-3,7
20101,3
20111,6
2012-1
2013-0,1
20141,4
20152
20162,2
20172,9
20182,4
20192
2020-3,8
20214,8

Export en consumptie waren de grote groeimotoren in 2021. De groei is voor ruim twee derde te danken aan het grotere handelssaldo en de hogere consumptie door huishoudens. Ook de overheidsbestedingen droegen substantieel bij. De positieve bijdrage van de investeringen was wat beperkter.

2.2 Bestedingen naar categorie (volume)
Categoriet.o.v. 2020 (%-verandering)t.o.v. 2019 (%-verandering)
Bruto binnenlands product4,80,8
Invoer goederen en diensten5,4-0,5
Uitvoer goederen en diensten71,8
Consumptie overheid4,35,3
Consumptie huishoudens3,5-3,3
Investeringen in vaste activa3,4-0,9

Bijna alle bestedingscategorieën groeiden in 2021 gestaag, behalve de investeringen. Eind 2021 lagen de investeringen nog onder het niveau van voor corona. Ook de consumptie door huishoudens lag nog nipt onder het niveau van het vierde kwartaal van 2019. Dat de economie in het derde kwartaal van 2021 weer boven het niveau van voor corona uitkwam is vooral te danken aan de export van goederen en diensten en de consumptie door de overheid.

2.3 Bestedingen naar categorie (volume, seizoengecorrigeerd)
 KwartaalConsumptie overheid (2019-IV=100)Export goederen en diensten (2019-IV=100)Bbp (2019-IV=100)Consumptie door huishoudens (2019-IV=100)Bruto-investeringen in vaste activa (2019-IV=100)
2019vierde kwartaal100100100100100
2020eerste kwartaal99,398,198,497,6100
2020tweede kwartaal95,888,790,186,589,2
2020derde kwartaal10395,596,994,393,8
2020vierde kwartaal102,79696,99397,1
2021eerste kwartaal100,697,196,189,7100
2021tweede kwartaal104,5101,199,795,498,3
2021derde kwartaal106,1103,3101,899,796
2021vierde kwartaal106,8103,2102,899,798,5

Consumenten hebben vorig jaar 3,5 procent meer besteed dan in 2020. Ze gaven vooral meer uit aan horeca, huisvesting (o.a. huur), medische diensten en kleding. Doordat het in 2021 wat kouder was dan in 2020, hebben ze ook meer gas verbruikt. Met het loslaten van de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus en het op stoom komende vaccinatieprogramma hebben consumenten vanaf het voorjaar meer besteed dan een jaar eerder. In het eerste kwartaal van 2021 krompen de consumptieve bestedingen nog fors. Dat kwam vooral doordat de lockdown langer en strenger was dan in het eerste kwartaal van 2020.

De groei van de consumptie in 2021 woog echter niet helemaal op tegen de historisch grote krimp in 2020. In vergelijking met 2019 lag de consumptie door huishoudens nog ruim 3 procent lager. Vooral de bestedingen aan recreatie en cultuur, de horeca en vervoer lagen nog fors lager dan in 2019.

2.4 Binnenlandse consumptie door huishoudens (volume, koopdaggecorrigeerd)
jaarmaand%-verandering (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)
2019januari0,8
2019februari0,5
2019maart1
2019april1
2019mei1,8
2019juni1
2019juli0,5
2019augustus0,5
2019september1,3
2019oktober1,4
2019november1,2
2019december2,4
2020januari0,8
2020februari1,9
2020maart-7,5
2020april-17,4
2020mei-12,3
2020juni-7,3
2020juli-2,6
2020augustus-2,2
2020september-3,9
2020oktober-6,1
2020november-6,5
2020december-11,7
2021januari-12,6
2021februari-11,7
2021maart-0,3
2021april11,9
2021mei11
2021juni6,7
2021juli2,5
2021augustus3,4
2021september4,6
2021oktober8,7
2021november8,8
2021december4,5

De overheidsconsumptie groeide vorig jaar met 4,3 procent. Vooral de individuele consumptie (de uitgaven van de overheid op het gebied van gezondheid, onderwijs en sociale bescherming) lag hoger dan een jaar eerder. Dat komt onder meer door de extra uitgaven aan covid-19-testen en vaccineren door de GGD’s.

De uitvoer van goederen en diensten lag vorig jaar 7,0 procent hoger dan in 2020. Er zijn vooral meer machines en chemische producten uitgevoerd. De export van Nederlands fabricaat groeide met 6,0 procent, terwijl de wederuitvoer (de uitvoer van eerder ingevoerde producten) 11,5 procent hoger uitkwam. Na de forse krimp in 2020, was er in 2021 ook een kleine groei van de uitvoer van diensten.

De invoer van goederen en diensten was 5,4 procent hoger dan een jaar eerder. De groei van de uitvoer was groter dan die van de invoer. Hierdoor had het handelssaldo een positieve bijdrage van bijna 2 procentpunt aan de economische groei.

In 2021 zijn de investeringen in vaste activa met 3,4 procent gegroeid. Er werd vooral meer geïnvesteerd in woningen, machines, bedrijfsgebouwen, software en computers. De investeringen in personenauto’s waren lager dan in 2020. Net als de consumptie door huishoudens lagen ook de investeringen nog onder het niveau van 2019. Vooral de investeringen in vervoersmiddelen (personenauto’s, vrachtwagens, bussen, schepen en vliegtuigen) waren nog fors lager dan in 2019.

 

3. Internationaal

De groei van de Nederlandse economie in 2021 was kleiner dan in de meeste van de omringende landen en ook kleiner dan gemiddeld in de Europese Unie. Alleen in Duitsland was de groei van het bbp met 2,8 procent kleiner dan in Nederland. In vergelijking met onze buurlanden was de krimp van de Nederlandse economie in 2020 echter ook kleiner.

Wanneer het bbp wordt vergeleken met het pre-coronajaar 2019 wordt het plaatje anders. De Nederlandse economie groeide in vergelijking met 2019 met 0,8 procent. In België was de economie in 2021 een fractie groter dan in 2019. Maar de economieën van Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hadden de schade door corona in 2020 vorig jaar nog niet goedgemaakt.

Van de drie grote economische blokken groeide de economie in China met ruim 8 procent in 2021 het hardst. De groei in de Verenigde Staten kwam uit op 5,7 procent. In de EU groeide het bbp met 5,2 procent.

3.1 Economische groei in enkele landen van Europa, China en de Verenigde Staten*
Land2021 (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)2020 (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)
VK7,5-9,4
Frankrijk7-8
Italië6,5-8,9
België6,1-5,7
Zweden5-2,9
Spanje5-10,8
Nederland4,8-3,8
Oostenrijk4,7-6,7
Finland3,6-2,8
Duitsland2,8-4,6
China8,12,2
VS5,7-3,4
EU275,2-5,9
Bron: CBS, Eurostat
* 2021 voorlopige cijfers

De economieën van veel Westerse landen maakten in 2021 eenzelfde soort ontwikkeling door. Gedurende het jaar steeg het bbp gestaag. Het bbp van de Verenigde Staten lag in het tweede kwartaal 2021 weer boven het niveau van het vierde kwartaal 2019. Nederland, België, Frankrijk en de EU(27) volgden een kwartaal later. Van de hier genoemde landen waren alleen de economieën van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk in het vierde kwartaal 2021 nog steeds kleiner dan in het vierde kwartaal 2019, het laatste kwartaal voor corona. In Duitsland daalde het bbp in het vierde kwartaal 2021 zelfs weer.

3.2 Bbp van Nederland, omringende landen en VS (volume, seizoengecorrigeerd)
   VS (2019-IV=100)Nederland (2019-IV=100)België (2019-IV=100)Frankrijk (2019-IV=100)EU (2019-IV=100)VK (2019-IV=100)Duitsland (2019-IV=100)
20194e kwartaal100100100100100100100
20201e kwartaal98,798,496,994,396,997,498,2
20202e kwartaal89,990,185,681,68678,488,4
20203e kwartaal96,796,995,896,89692,296,4
20204e kwartaal97,796,995,695,795,993,697,1
20211e kwartaal99,296,196,895,995,992,595,5
20212e kwartaal100,999,798,597,197,997,797,6
20213e kwartaal101,4101,8100,5100,210098,799,2
20214e kwartaal103,1102,8101100,9100,499,698,5
Bron: CBS, Eurostat



4. Bedrijfsleven

De groei van de Nederlandse economie is ook te meten via bedrijven en instellingen. Alles wat in Nederland aan waarde wordt toegevoegd door middel van productie plus het saldo van productgebonden belastingen en subsidies, telt op tot het bbp. De toegevoegde waarde (het verschil tussen productie en verbruik van energie, materialen en diensten) van bedrijven en instellingen groeide in 2021 met 5,1 procent. Achter het positieve macrobeeld van de Nederlandse economie schuilen echter grote verschillen tussen bedrijfstakken.

4.1 Toegevoegde waarde naar bedrijfstak (volume)
Bedrijfstakt.o.v. 2020 (%-verandering)t.o.v. 2019 (%-verandering)
Energiebedrijven9,313,7
Handel, horeca, vervoer en opslag7,6-0,4
Informatie en communicatie 7,46,5
Industrie7,24,5
Zakelijke dienstverlening7,10,1
Overheid, onderwijs en zorg4,72,9
Bouwnijverheid2,41,5
Verhuur en handel in onroerend goed2,34,5
Waterbedrijven en afvalbeheer1,4-0,5
Landbouw, bosbouw en visserij0,81,2
Financiële instellingen-0,9-0,5
Cultuur, sport, recreatie en overig-3,2-27
Delfstoffenwinning-12,9-33,2

De toegevoegde waarde van de sector handel, vervoer en horeca lag vorig jaar 7,6 procent hoger dan in 2020. Vooral de horeca en vervoerssector groeiden in 2021, maar ook de toegevoegde waarde van de handel lag hoger dan een jaar eerder. Per saldo lag de toegevoegde waarde van de bedrijfstak handel, vervoer en horeca in 2021 echter nog wel iets lager dan in 2019. Dat is toe te schrijven aan de horeca en de vervoerssector.

De horeca behoorde in 2020 tot de zwaarst getroffen sectoren door de coronacrisis. Ook in het eerste kwartaal van 2021 kromp de horeca fors door een strenge lockdown. Zo mochten hotels wel open blijven, maar hun gasten geen eten opdienen of roomservice bieden. Ook restaurants, cafés en cateraars hadden veel last van de coronabeperkingen. Vanaf het tweede kwartaal trad echter een sterk herstel op, maar dat woog niet op tegen het verlies in 2020. In vergelijking met het pre-coronajaar 2019 was de toegevoegde waarde van de horeca in 2021 ruim 30 procent lager.

Ook de toegevoegde waarde van de vervoerssector was lager dan twee jaar eerder. De vervoerssector bestaat naast het goederenvervoer ook uit sterk door de coronacrisis getroffen branches als het openbaar vervoer en de luchtvaart. Sinds het voorjaar van 2021 was er door de versoepelingen wel herstel, maar niet genoeg om de krimp in 2020 goed te maken. Zo was het beeld voor de luchtvaart en daaraan gerelateerde diensten nog steeds somber in vergelijking met voor corona. In 2021 reisden 29 miljoen luchtvaartpassagiers van en naar een van de vijf luchthavens van nationaal belang in Nederland. Dat is bijna een kwart meer dan in 2020, maar veel minder dan de 81 miljoen uit 2019.

4.2 Passagiers van en naar de 5 nationale luchthavens in Nederland
JaarAantal passagiers (miljoen)
200850,4
200946,5
201048,6
201153,9
201255,7
201358
201460,9
201564,6
201670,3
201776,2
201879,6
201981,2
202023,6
202129,1

De handel presteerde wel beter dan in 2019. Dat is onder meer te danken aan de detailhandel, die in 2020 een van de meest opvallende branches was door een recordgroei te boeken. De verschillen binnen de detailhandel waren echter zeer groot; winkels met recordomzetten, maar ook winkels met recordverliezen zoals de kledingwinkels. In 2021 groeide de omzet van de detailhandel verder.

Daarnaast lag de onlineomzet in 2021 bijna 24 procent hoger, na in 2020 met bijna 44 procent gegroeid te zijn. Sinds het begin van de coronacrisis werd flink meer omgezet door internetverkopers. De winkelsluitingen legden de onlinehandelaren geen windeieren.

4.3 Omzet internetverkopen
JaarTotaal (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)Multi-channel (zwaartepunt niet online) (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)Webwinkels (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)
201411,918,28,4
201522,12222,2
201620,116,522,3
201719,922,218,6
201817,926,312,9
20191721,314,1
202043,654,935,7
202123,629,418,9


Een andere zwaar getroffen sector in 2020 was de bedrijfstak cultuur, recreatie en overige diensten. Ook in 2021 kampte deze sector bijna het hele jaar met coronarestricties. Zo mochten evenementen, festivals, en voorstellingen en dergelijke een deel van het jaar niet, of slechts voor kleine groepen gehouden worden. Na de forse krimp in 2020 van bijna 25 procent kwam er in 2021 nog een krimp van ruim 3 procent overheen.

De productie van de industrie lag in 2021 op recordniveau. De industrie profiteerde van de exportgroei. De toegevoegde waarde was ruim 7 procent hoger dan in 2020. Vooral de machine-, de metaal- en de chemische industrie droegen hieraan bij. De machine-industrie heeft door het wereldwijde tekort aan computerchips geprofiteerd van de vraag naar chipmachines. Weliswaar kampte de industrie in 2021 met materiaaltekorten en leveringsproblemen, maar de zwaarst door leveringsproblemen getroffen sectoren, zoals de auto-industrie, maken maar een relatief klein deel uit van de Nederlandse industrie.

4.4 Seizoengecorrigeerde gemiddelde dagproductie industrie (volume)
jaarmaandindex (2015=100)
2019januari109,6
2019februari109,2
2019maart108,8
2019april108,9
2019mei108,5
2019juni107,3
2019juli107,5
2019augustus107,8
2019september109,5
2019oktober109,7
2019november108,4
2019december106,5
2020januari109
2020februari108,4
2020maart106
2020april97,4
2020mei96,5
2020juni99,4
2020juli103,4
2020augustus104
2020september104,2
2020oktober106,2
2020november106,3
2020december107,1
2021januari109,6
2021februari106,7
2021maart109,8
2021april111,0
2021mei112,2
2021juni115,3
2021juli116,7
2021augustus114,2
2021september116,0
2021oktober117,3
2021november118,0
2021december119,9

Ook de toevoegde waarde van de zakelijke dienstverlening groeide met ruim 7 procent. Binnen de deze bedrijfstak vallen twee andere zwaar door corona getroffen branches, de reissector en de uitzendbranche. De reisbureaus groeiden zeer fors in 2021, maar zijn desondanks nog heel ver verwijderd van het pre-coronaniveau. Ook de uitzendbranche herstelde, maar produceerde ook nog minder dan in 2019. In vergelijking met twee jaar eerder was de toegevoegde waarde van de totale zakelijke dienstverlening nagenoeg gelijk.

De toegevoegde waarde van de gezondheids- en welzijnszorg was bijna 9 procent hoger dan in 2020. De gemeentelijke gezondheidsdiensten realiseerden een fors hogere zorgproductie door onder meer de vaccinatieprogramma’s en de coronatesten. In 2020 daalde de toegevoegde waarde van de zorg doordat er per saldo minder gezondheids- en zorgdiensten werden geleverd. Zo zijn toen in ziekenhuizen veel afspraken en operaties uitgesteld of geannuleerd.

De steun van de overheid voor bedrijven liep ook in 2021 door, mede hierdoor daalde het aantal faillissementen verder tot een historisch laag niveau. Vorig jaar zijn 1.536 bedrijven en instellingen (excl. eenmanszaken) failliet verklaard. Dat is 43 procent minder dan in 2020. Net als in 2020 hadden ook in 2021 veel bedrijven het moeilijk door de coronacrisis, maar het aantal faillissementen lag bijna op het laagste niveau sinds de start van de statistiek in 1981. Alleen in 1990 was het aantal faillissementen met 1.527 net wat lager dan in 2021.

Het aantal faillissementen bereikte in 2013 een piek van 8.376. Vervolgens is het aantal faillissementen vijf jaar achter elkaar afgenomen. In 2019 nam het aantal faillissementen weliswaar weer iets toe, maar het niveau bleef laag. Daarna is het aantal faillissementen echter weer afgenomen. Het aantal faillissementen in 2021 was het laagste in 31 jaar.

4.5 Aantal faillissementen van bedrijven en instellingen (excl. eenmanszaken)
 Aantal
20013333
20024085
20035235
20045267
20055083
20064228
20073589
20083842
20096942
20106162
20116117
20127349
20138376
20146645
20155271
20164399
20173291
20183145
20193209
20202703
20211536

Het herstel van de economie in 2021 ging zo snel dat het bedrijfsleven niet alleen last kreeg van een tekort aan productiemiddelen, materiaal en ruimte, maar ook steeds meer van de zeer krappe arbeidsmarkt. In de Conjunctuurenquête van het CBS, KVK, het Economisch Instituut voor de Bouw, MKB-Nederland en VNO-NCW wordt elk kwartaal gevraagd welke belemmeringen ondernemers ervaren bij de productie en bij zakelijke activiteiten. De belemmering waarmee ondernemers begin 2022 het meest mee werden geconfronteerd was personeelstekort. Het percentage dat aangeeft een tekort aan arbeidskrachten als belemmering te ondervinden voor hun activiteiten, stijgt al meerdere kwartalen op een rij en lag begin 2022 op bijna 28 procent.

5. De arbeidsmarkt

Na een stijging van de werkloosheid in 2020, lag het aantal werklozen in Nederland vorig jaar weer lager dan een jaar eerder. De werkloosheid bereikte in 2021 een nieuw laagterecord. Er waren gemiddeld 408 duizend mensen werkloos, 57 duizend minder dan in 2020. Het werkloosheidspercentage daalde van 4,8 procent in 2020 naar 4,2 procent in 2021. Volgens de definitie van de International Labour Organization (ILO) gaat het bij werklozen om mensen zonder betaald werk die hier recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn om aan de slag te gaan.

In het begin van de coronacrisis nam de werkloosheid snel toe; van 4,0 procent in februari 2020 tot 5,5 procent in augustus 2020. Daarna daalde de werkloosheid weer. De daling zette in vrijwel heel 2021 door, waarbij in november met 3,7 procent het laagste werkloosheidspercentage werd bereikt. Het steunbeleid van de overheid voorkwam een sterke stijging van de werkloosheid en met het economische herstel daalde de werkloosheid naar het laagste niveau sinds de start van de reeks in 2003.

5.1 Aantal werklozen (15 tot 75 jaar)
JaarWerkloze beroepsbevolking (x 1 000)
2003500
2004576
2005597
2006525
2007466
2008427
2009489
2010547
2011544
2012622
2013754
2014762
2015724
2016646
2017546
2018459
2019423
2020465
2021408

Het aantal werkenden is in 2021 gegroeid tot een recordhoogte van gemiddeld bijna 9,3 miljoen. Dat is 70,4 procent van alle 15- tot 75-jarigen. Het deel van de bevolking van 15 tot 75 jaar dat betaald werk heeft, wordt de nettoarbeidsparticipatie genoemd.

In de leeftijdsgroepen 25 tot 45 en 45 tot 75 jaar lag de gemiddelde nettoarbeidsparticipatie in 2021 hoger dan in 2019, voor het begin van de coronacrisis. Ook de jongeren hebben in 2021 een inhaalslag gemaakt, maar hun arbeidsparticipatie lag met gemiddeld 71,7 procent in 2021 nog wel onder het niveau van de arbeidsdeelname in 2019. In de tweede helft van 2021 nam de nettoarbeidsparticipatie echter sterk toe, waardoor deze eind 2021 ook voor jongeren hoger lag dan voor het begin van de coronacrisis.

5.2 Nettoarbeidsparticipatie (15 tot 75 jaar)
Jaar15 tot 25 jaar (%)25 tot 45 jaar (%)45 tot 75 jaar (%)
201972,88659,1
202069,985,759,3
202171,786,459,7

Dat de arbeidsmarkt ongekend krap is, blijkt niet alleen uit de lage werkloosheid en hoge arbeidsparticipatie, maar ook uit een recordaantal openstaande vacatures. Eind 2021 stonden er in Nederland 387 duizend vacatures open. Dat is hoger dan ooit gemeten. Het aantal openstaande vacatures overtrof in 2021 ook voor het eerst het aantal werklozen. In het vierde kwartaal stonden tegenover 387 duizend vacatures 370 duizend werklozen, dat komt neer op 105 vacatures per 100 werklozen.

5.3 Spanning op de arbeidsmarkt
   Vacatures per 100 werklozen (vacatures per 100 werklozen)
2008I58
2008II57
2008III58
2008IV47
2009I35
2009II27
2009III26
2009IV24
2010I21
2010II21
2010III23
2010IV24
2011I26
2011II26
2011III25
2011IV21
2012I20
2012II18
2012III17
2012IV15
2013I14
2013II12
2013III12
2013IV12
2014I13
2014II14
2014III15
2014IV16
2015I17
2015II18
2015III19
2015IV20
2016I22
2016II23
2016III26
2016IV28
2017I32
2017II36
2017III40
2017IV45
2018I50
2018II54
2018III57
2018IV60
2019I66
2019II68
2019III66
2019IV67
2020I56
2020II43
2020III41
2020IV45
2021I55
2021II78
2021III93
2021IV105

De cao-lonen zijn in 2021 gestegen met 2,2 procent. In 2020 was de stijging 2,9 procent. De economische groei, de krapte op de arbeidsmarkt en de sterk oplopende inflatie zijn niet meteen in de loonafspraken voor 2021 terug te zien. Cao-lonen lopen over het algemeen achter zulke ontwikkelingen aan.

De cao-lonen zijn ongeveer 0,5 procentpunt minder gestegen dan de consumentenprijzen. In de bedrijfstak horeca stegen de cao-lonen het minst (0,3 procent). Dat is vooral toe te schrijven aan het feit dat door de harde lockdown eind 2020 is besloten om de bestaande horeca-cao met een jaar te verlengen. Alleen de verhoging van het wettelijk minimumloon werd doorgevoerd. De loonstijging was het hoogst in de bedrijfstak overige dienstverlening (3,4 procent). Onder deze bedrijfstak vallen onder meer belangenorganisaties, wasserijen en de uitvaartbranche.

5.4 Cao-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen
Jaar% (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
20032,8
20041,3
20050,7
20062
20072,1
20083,3
20092,8
20101,3
20111,1
20121,4
20131,2
20140,9
20151,4
20161,8
20171,4
20182
20192,5
20202,9
20212,2

6. Inflatie

Het economische herstel uit de coronarecessie gaat gepaard met een aanzienlijk hogere inflatie. Die kwam in 2021 uit op 2,7 procent. Een jaar eerder waren de consumentenprijzen 1,3 procent hoger dan een jaar eerder. Vooral de snelle prijsstijging van elektriciteit, aardgas en motorbrandstoffen sinds de tweede helft van het jaar droeg bij aan de hogere inflatie in 2021.

6.1 Consumentenprijsindex (CPI)
Jaar% (%-verandering t.o.v. jaar eerder)
20014,1
20023,3
20032,1
20041,3
20051,7
20061,1
20071,6
20082,5
20091,2
20101,3
20112,3
20122,5
20132,5
20141
20150,6
20160,3
20171,4
20181,7
20192,6
20201,3
20212,7

Elektriciteit was in 2021 gemiddeld 22,2 procent duurder dan een jaar eerder. In 2020 was elektriciteit nog 39,6 procent goedkoper dan het jaar ervoor. Gas was gemiddeld 16,7 procent duurder dan het jaar ervoor, in 2020 was de stijging 2,6 procent. Voor zowel elektriciteit als gas is dit toe te schrijven aan de variabele leveringstarieven in het afgelopen jaar die vooral sinds de laatste maanden van 2021 sterk toenamen.

Ook motorbrandstoffen waren in 2021 duurder. Benzine was 16,2 procent duurder dan een jaar eerder, de prijs van diesel lag 18,5 procent hoger. In 2020 was benzine nog 5,2 procent goedkoper en was diesel 8,8 procent goedkoper dan het jaar ervoor. Waar een liter benzine in 2020 gemiddeld 1,56 euro kostte, steeg dit afgelopen jaar naar 1,82 euro. De prijs voor diesel nam toe van 1,24 euro naar 1,46 euro. LPG, elektriciteit, diesel, gas en benzine behoorden tot de top 5 van producten met de grootste prijsstijgingen in 2021.

6.2 Inflatie uitgesplitst in motorbrandstoffen, energie en overig, 2021
   Energie (elektriciteit, gas, stadsverwarming), bijdrage in %-punt (%)Motor- en vloeibare brandstoffen, bijdrage in %-punt (%)Overig, bijdrage in %-punt (%)
2021jan-0,15-0,211,92
2021feb-0,070,011,87
2021mrt0,010,331,55
2021apr0,080,541,26
2021mei0,110,581,43
2021jun0,180,521,3
2021jul0,430,540,45
2021aug0,470,551,36
2021sept0,680,611,42
2021okt1,120,821,49
2021nov2,030,992,16
2021dec2,640,842,24
2022jan3,120,782,52

Het volgen van onderwijs was echter goedkoper dan in 2020. In het collegejaar 2021-2022, dat in september startte, betaalden studenten minder voor het volgen van onderwijs. Bij een opleiding aan vavo, mbo, hbo of universiteit kregen studenten 50 procent korting op het lesgeld, cursusgeld of collegegeld. De overheid stelde deze korting in als maatregel vanwege de coronacrisis. Hierdoor waren in 2021 de kosten voor het volgen van onderwijs 13,3 procent lager dan een jaar eerder. In 2020 waren de kosten 1,1 procent hoger.

Ook de prijsontwikkeling van voedingsmiddelen drukte de stijging van de inflatie in 2021. Voedingsmiddelen waren gemiddeld 0,2 procent goedkoper dan een jaar eerder, in 2020 waren de prijzen 2,0 procent hoger. Wel begonnen in de laatste maanden van 2021 ook de prijzen van voeding op te lopen en had de prijsontwikkeling van voedingsmiddelen een steeds sterker opwaarts effect op de inflatie.

7. Woningmarkt

Een bestaande koopwoning was in 2021 gemiddeld 15,2 procent duurder dan in 2020. Dit is de grootste prijsstijging na 2000 toen koophuizen ruim 18 procent duurder waren. Na een hoogtepunt in 2008 daalden de prijzen van bestaande koopwoningen in Nederland. In 2013 werd het dieptepunt bereikt. Daarna zijn de prijzen gestegen en bereikte de prijsindex in 2021 het hoogste niveau sinds de meting in 1995 begon.

In 2021 was de prijsstijging van bestaande koopwoningen bijna twee keer zo hoog als in 2020. Toen was een bestaande koopwoning gemiddeld 7,8 procent duurder dan een jaar eerder. Het aantal transacties bedroeg in 2021 ruim 226 duizend woningen. Dat is 4 procent minder dan een jaar eerder.

Ondanks de coronacrisis bleven de huizenprijzen in 2021 stijgen. Oorzaken lijken onder meer de lage hypotheekrente, de schaarste op de woningmarkt, de tijdelijke verlaging van de overdrachtsbelasting voor starters, maar ook de lage werkloosheid en de hogere arbeidsparticipatie.

7.1 Prijsindex bestaande koopwoningen
jaar%-verandering (2015=100)
199542,5
199647,1
199752,7
199858,4
199967,9
200080,3
200189,2
200295
200398,4
2004102,6
2005106,6
2006111,5
2007116,2
2008119,7
2009115,6
2010113
2011110,3
2012103,1
201396,4
201497,2
2015100
2016105
2017113
2018123,2
2019131,7
2020141,9
2021163,4
Bron: CBS, Kadaster

Grootste prijsstijging in Flevoland

In alle provincies waren koopwoningen vorig jaar duurder dan een jaar eerder. De prijsstijging was met 19,2 procent het grootst in Flevoland. Verder varieerden de prijsstijgingen van 13,5 procent in Limburg tot 18,5 procent in Drenthe. Van de vier grootste steden in Nederland was alleen de prijsstijging van bestaande koopwoningen in Utrecht met 16 procent groter dan gemiddeld in Nederland.

7.2 Bestaande koopwoningen; prijsindex naar provincie, 2021
ProvinciesPrijzen bestaande koopwoningen (%-verandering t.o.v. 2020)
Flevoland (PV)19,2
Drenthe (PV)18,5
Groningen (PV)17,4
Gelderland (PV)17,1
Friesland (PV)17
Utrecht (PV)15,7
Zeeland (PV)15,7
Overijssel (PV)15,2
Noord-Holland (PV)15
Noord-Brabant (PV)14,1
Zuid-Holland (PV)13,9
Limburg (PV)13,5
Bron: CBS, Kadaster

8. Conjunctuurbeeld

Volgens de conjunctuurklokindicator van het CBS raakte de Nederland na maart 2020 in laagconjunctuur. In de zomer van 2020 werd een dieptepunt bereikt. Daarna trok de het beeld weer aan en presteerde de economie in juli 2021 weer beter dan de langetermijntrend. Tot oktober 2021 verbeterde het beeld verder. In de laatste maanden van 2021 stagneerde het beeld echter en ging het wat op en neer. Corona speelde in die periode weer meer op met een strenge lockdown vanaf halverwege december tot gevolg. Gemiddeld genomen was het conjunctuurbeeld redelijk stabiel in de afgelopen maanden.

De economische vooruitzichten zijn echter onzeker. Onduidelijk is wat de impact van corona zal zijn. Verder geven steeds meer ondernemers aan belemmerd te worden door een tekort aan productiemiddelen, materiaal en ruimte. De prijzen van grondstoffen, energie, intermediaire producten en eindproducten zijn ook sterk gestegen. Daarnaast is de arbeidsmarkt krap. Bijna 30 procent van de ondernemers gaf begin 2022 aan dat een tekort aan arbeidskrachten hun activiteiten belemmerde.

8.1 Conjunctuurklokindicator (ongewogen gemiddelde van de indicatoren in de Conjunctuurklok)
jaarmaandcyclus (afwijking van de langetermijntrend (=0))
2013januari-0,94
2013februari-1,05
2013maart-1,13
2013april-1,18
2013mei-1,24
2013juni-1,26
2013juli-1,24
2013augustus-1,22
2013september-1,14
2013oktober-1,06
2013november-0,98
2013december-0,9
2014januari-0,85
2014februari-0,81
2014maart-0,79
2014april-0,78
2014mei-0,76
2014juni-0,75
2014juli-0,74
2014augustus-0,73
2014september-0,72
2014oktober-0,71
2014november-0,68
2014december-0,64
2015januari-0,59
2015februari-0,54
2015maart-0,48
2015april-0,44
2015mei-0,39
2015juni-0,34
2015juli-0,31
2015augustus-0,27
2015september-0,24
2015oktober-0,23
2015november-0,21
2015december-0,2
2016januari-0,21
2016februari-0,19
2016maart-0,17
2016april-0,15
2016mei-0,1
2016juni-0,07
2016juli-0,03
2016augustus0,03
2016september0,07
2016oktober0,1
2016november0,15
2016december0,19
2017januari0,23
2017februari0,29
2017maart0,35
2017april0,36
2017mei0,46
2017juni0,48
2017juli0,51
2017augustus0,58
2017september0,62
2017oktober0,66
2017november0,71
2017december0,76
2018januari0,8
2018februari0,86
2018maart0,9
2018april0,87
2018mei0,93
2018juni0,92
2018juli0,94
2018augustus0,94
2018september0,93
2018oktober0,91
2018november0,87
2018december0,84
2019januari0,77
2019februari0,76
2019maart0,72
2019april 0,63
2019mei0,68
2019juni0,65
2019juli0,65
2019augustus0,58
2019september0,53
2019oktober0,67
2019november0,5
2019december0,54
2020januari0,52
2020februari0,45
2020maart0,4
2020april-0,18
2020mei-1,2
2020juni-1,91
2020juli-1,68
2020augustus-1,49
2020september-1,06
2020oktober-1,12
2020november-0,71
2020december-0,55
2021januari-0,6
2021februari-0,87
2021maart-0,66
2021april-0,78
2021mei-0,16
2021juni-0,04
2021juli0,24
2021augustus0,68
2021september0,85
2021oktober0,66
2021november0,84
2021december0,74
22januari0,87

De onzekerheid over bijvoorbeeld de doorzeurende coronaperikelen en de hoge inflatie is terug te zien bij de consumenten in de laatste maanden van 2021. Na het herstel in de eerste helft van het jaar, zakte het vertrouwen in de laatste maanden van 2021 weg. Die afname van het vertrouwen zette in de eerste maanden van 2022 verder door en consumenten zijn weer net zo somber als in de periode april-november 2020.

8.2 Consumentenvertrouwen, seizoengecorrigeerd
jaarmaandsaldo (gemiddelde van de deelvragen)
2018maart24
2018april25
2018mei23
2018juni23
2018juli23
2018augustus21
2018september18
2018oktober15
2018november13
2018december9
2019januari1
2019februari-2
2019maart-3
2019april-3
2019mei-3
2019juni-1
2019juli1
2019augustus-1
2019september-2
2019oktober-1
2019november-2
2019december-2
2020januari-2
2020februari-2
2020maart-3
2020april-23
2020mei-31
2020juni-27
2020juli-26
2020augustus-29
2020september-28
2020oktober-30
2020november-26
2020december-19
2021januari-19
2021februari-19
2021maart-18
2021april-14
2021mei-9
2021juni-3
2021juli-4
2021augustus-6
2021september-5
2021oktober-10
2021november-19
2021december-25
2022januari-28
2022februari-30

Bij de industriële ondernemers is het beeld anders. Na de dip in april 2020 hadden de positieve ondernemers in januari 2021 alweer de overhand. Binnen een jaar tijd was het producentenvertrouwen weer nagenoeg terug op het niveau van voor de coronacrisis. Het producentenvertrouwen bereikte in november 2021 zelfs de hoogste waarde ooit. Daarna werd het vertrouwen iets minder positief. Het relatief hoge vertrouwen is terug te zien in de productie van de industrie in 2021. Die bereikte in 2021 het hoogste niveau ooit.

8.3 Producentenvertrouwen industrie (seizoengecorrigeerd)
jaarmaandsaldo (gemiddelde van de deelvragen)
2018februari10,9
2018maart9,5
2018april8,2
2018mei9,8
2018juni7,7
2018juli6,3
2018augustus5,9
2018september5,7
2018oktober5,9
2018november7,2
2018december7,5
2019januari5,8
2019februari6,3
2019maart6,1
2019april6,7
2019mei4,7
2019juni3,3
2019juli3,9
2019augustus3,9
2019september3,3
2019oktober3,6
2019november2,8
2019december2,9
2020januari2,5
2020februari3,7
2020maart0,2
2020april-28,7
2020mei-25,1
2020juni -15,1
2020juli-8,7
2020augustus-5,4
2020september-4,8
2020oktober-5,6
2020november-3,8
2020december-0,4
2021januari0,6
2021februari0,1
2021maart3,4
2021april6,5
2021mei8,8
2021juni 11,5
2021juli12,3
2021augustus9,6
2021september11,1
2021oktober12,3
2021november12,7
2021december10,2
2022januari9

9. Conclusie

In 2020 werd de wereld geconfronteerd met COVID-19 wat leidde tot een krimp van het bruto binnenlands product van 3,8 procent. Het herstel in 2021 was echter krachtig. In het voorjaar van 2021 werden de maatregelen tegen de verspreiding van het virus geleidelijk versoepeld. Hierdoor gingen consumenten meer uitgeven. Ook de internationale handel trok verder aan. Daarnaast heeft de Nederlandse overheid ook in 2021 met steunpakketten ondernemers en werknemers ondersteund. De economische groei in 2021 was de grootste na 1999 (5,0 procent). In vergelijking met de vorige crisis in 2009 is de economie veel sneller hersteld. Ten opzichte van 2019 bedroeg de groei in 2021 bijna 1 procent.

De economische groei in 2021 is dan ook voor ruim twee derde te danken aan het grotere handelssaldo en de hogere consumptie door huishoudens. Daarnaast was de bijdrage van de overheidsbestedingen substantieel.

De groei van de Nederlandse economie in 2021 was kleiner dan in de meeste van de ons omringende landen (België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk) en ook kleiner dan gemiddeld in de Europese Unie. Maar de krimp in 2020 was ook kleiner. In vergelijking met onze buurlanden herstelde de Nederlandse economie sterker.

Achter het positieve macrobeeld van de Nederlandse economie schuilen echter grote verschillen tussen bedrijfstakken. De zwaarst getroffen branches door corona in 2020, zoals de horeca, de recreatie- en cultuursector, de reis- en uitzendbranche vertoonden deels herstel in 2021, maar vooral de horeca, de recreatie- en cultuursector en de reisbranche bleven nog ver verwijderd van het niveau van pre-corona. Daarentegen lag de productie van de industrie in 2021 op recordniveau. Ook de detailhandel groeide verder na in 2020 al een recordgroei genoteerd te hebben.

Het aantal faillissementen daalde verder tot een historisch laag niveau, mede doordat de steun van de overheid voor bedrijven ook in 2021 doorliep. Alleen in 1990 was het aantal faillissementen net wat lager dan in 2021. De arbeidsmarkt was in 2021 ongekend krap; de werkloosheid was historisch laag en het aantal openstaande vacatures bereikte een recordniveau. Het aantal openstaande vacatures overtrof in 2021 ook voor het eerst het aantal werklozen.

Ook in 2021 was er geen sprake van een afkoelende woningmarkt. In tegendeel, de prijsstijgingen liepen alleen maar op en de prijsindex bestaande koopwoningen bereikte in 2021 het hoogste niveau sinds de meting in 1995 begon.

De Nederlandse conjunctuur verbeterde in 2021 sterk, maar de verbetering stagneerde vanaf oktober. De vooruitzichten zijn onzeker. Onduidelijk is ook wat de impact van corona zal zijn. De groei kan ook in de knel komen doordat steeds meer ondernemers aangeven belemmerd te worden door een tekort aan productiemiddelen, materiaal en ruimte. De belemmering waarmee ondernemers het meest mee werden geconfronteerd was echter personeelstekort. Ook zakte het vertrouwen van consumenten eind 2021 weg en daalde begin 2022 verder. Hierdoor zijn consumenten weer net zo somber als in de periode april-november 2020. Verder liepen zowel de producenten- als de consumentenprijzen sterk op.