Internationalisering van R&D en Financieringsstromen

5. Conclusie

De Inward R&D, Inward R&D-financieringsstromen en Outward R&D-financieringsstromen laten alle drie zowel visueel als statistisch lichte trends zien. Visueel gezien zijn de Inward R&D en Inward R&D-financieringsstromen over het algemeen vrijwel stabiel tussen 2013 en 2020 in verhouding tot het bbp, terwijl voor Outward R&D-financieringsstromen er visueel na een lichte stijging ook een lichte daling te zien is. Alleen bij Outward R&D financieringsstromen, in verhouding tot de totale R&D-uitgaven (GERD), kan een negatieve trend geconstateerd worden in de regressieanalyse, maar deze trend lijkt los te staan van potentiële buitenlandse overnames in hoeverre dit gemodelleerd kan worden. De dataexploratie liet zien dat er wel grote verschillen bestaan tussen bedrijfstakken en grootteklassen. Zo is de bedrijfstak ‘nijverheid (geen bouw) en energie’ over het algemeen de bedrijfstak die voor het grootste gedeelte de trend van de R&D-variabelen binnen Nederland bepaalt, en is bij de Outward R&D-financieringsstromen een grote rol zichtbaar van de ontwikkeling in 'handel, vervoer en horeca'. Ook is de bedrijfstak ‘nijverheid (geen bouw) en energie’ over alle drie de variabelen heen het meest volatiel, en is de bedrijfstak 'handel, vervoer en horeca' bij de Outward R&D-financieringsstromen ook in het bijzonder volatiel. Bij de grootteklassen zijn het, zoals verwacht, de bedrijven met 250 of meer werknemers die voornamelijk de trend bepalen van de Nederlandse Inward R&D, Inward R&D-financieringsstromen en Outward R&D-financieringsstromen. Enkele van de grootste ontwikkelingen in deze trends (op het niveau van SBI en grootteklassecombinaties) zijn nader toegelicht in de appendix.

De uitgevoerde regressieanalyse heeft laten zien dat er geen trends naar voren komen bij de Inward R&D en de Inward R&D-financieringsstromen in verhouding tot de totale R&D-uitgaven per SBI-grootteklassecombinatie. De regressie van de Outward R&D-financieringsstromen liet zelfs een zwak significante negatieve trend zien, als gevolg van de neerwaartse ontwikkeling die zich sinds 2016 heeft voorgedaan bij die variabele. De regressies zijn uitgevoerd over een betrekkelijk korte periode, lopend van 2013 tot en met 2020. Er is dan ook meer data over een langere tijdsperiode nodig is om met meer zekerheid conclusies te kunnen trekken over de lange termijn trends van Inward R&D, Inward R&D-financieringsstromen en Outward R&D-financieringsstromen. Als deze trends dan inderdaad aanwezig zouden zijn, dan rest ook nog de vraag waar deze vandaan komen. De rol van buitenlandse zeggenschap is onderzocht, maar de resultaten wijzen er niet op dat het aandeel buitenlandse zeggenschap op korte termijn van invloed is op de financieringsstromen. Inward R&D is zeer sterk gecorreleerd aan het aandeel buitenlandse zeggenschap (zie appendix), maar dit heeft grotendeels te maken met de definitie van Inward R&D: deze wordt bepaald door (uiteindelijke) buitenlandse zeggenschap van een bedrijf. Een meer accurate meting van buitenlandse overnames die niet mede wordt bepaald door een steekproefeffect dan wel een verplaatsing van hoofdkantoren, kan echter mogelijk beter aantonen wat het verband is tussen Inward R&D en deze overnames. Gegevens over buitenlandse overnames zijn op dit moment echter niet beschikbaar.