Auteur: Brenda Bos, Sascha de Breij, Naomi Schalken, Sander Scholtus, Jaap Walhout, Jochem Zweerink
Verkenning alternatief verdeelmodel voor voortijdig schoolverlaten

1. Inleiding

Gemeenten en onderwijsinstellingen krijgen middelen voor het bestrijden en voorkomen van voortijdig schoolverlaten (vsv). Het doel is om die middelen zo in te zetten dat zoveel mogelijk jongeren het onderwijs met een startkwalificatie verlaten. Een startkwalificatie is een diploma op ten minste havo-, vwo- of mbo 2-niveau. Naar aanleiding van een evaluatie van de aanpak van vsv heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) besloten om tot een andere verdeling van beschikbare middelen te komen (kamerstukken d.d. 29-9-2020 en d.d. 2-11-2022). Dit betreft de gelden voor de Regionale Meld- en Coördinatie (RMC)-functie én voor het regionaal programma. Wat ook meespeelt is de versnippering van budgetten. Dit is eveneens een belangrijke reden voor het ministerie van OCW om de verdeling van de middelen die bedoeld zijn om vsv te voorkomen te herijken. 

Het doel van de herziening is om tot een verdeling te komen waarmee RMC-regio’s zo effectief en transparant mogelijk potentieel vsv kunnen voorkomen en bestrijden. Hierbij neemt het ministerie van OCW aan dat probleemgerichte financiering het meest effectief is: het geld moet worden verdeeld op basis van waar de uitdagingen het grootst zijn. Het ministerie van OCW beoogt hiermee tot een verdeling van de vsv-middelen te komen die recht doet aan de opgave waar een RMC-regio voor staat. Om het vsv-budget over RMC-regio’s te verdelen is het ministerie van OCW daarom op zoek naar een nieuwe indicator om de omvang van de vsv-problematiek per regio te schatten. Het is daarbij belangrijk dat de nieuwe indicator geen perverse prikkels kent en daarnaast transparant en duidelijk is, zodat regio’s begrijpen hoe het geld wordt verdeeld.

Om tot een nieuwe verdeelsystematiek te komen, heeft het ministerie van OCW het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gevraagd om, op basis van kenmerken die in registraties bij het CBS aanwezig zijn, een indicator te ontwikkelen waarmee de kans wordt berekend dat leerlingen en studenten voortijdig schoolverlater (vsv’er) worden. Om tot een gedragen en gedegen model te komen, heeft het ministerie van OCW een begeleidingscommissie (zie bijlage 1) ingesteld die gedurende het onderzoek heeft meegedacht over de aanpak, resultaten en implicaties hiervan. 

Uit eerder onderzoek van het CBS bleek dat de aanwezigheid van vsv en de kenmerken van jongeren verschilden tussen het voortgezet onderwijs (vo) en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Daarnaast laten de resultaten van dat onderzoek zien dat de kans op vsv met andere kenmerken samenhangt op het vo dan op het mbo. Bij de ontwikkeling van een nieuwe verdeelsystematiek is er daarom voor gekozen om aparte modellen te schatten voor het vo en het mbo. 

Het huidige rapport betreft de resultaten uit de eerste fase van het onderzoekstraject. Hierin staat de ontwikkeling van een model centraal waarmee op individueel niveau de kans op vsv zal worden geschat. In de tweede fase zal een methode worden uitgewerkt om deze kansen te aggregeren naar een score per RMC-regio en zullen de gevolgen van de nieuwe verdeelsystematiek in kaart worden gebracht. 

Dit rapport bestaat uit de volgende onderdelen: hoofdstuk 2 gaat uitgebreid in op de aanpak van het onderzoek. In hoofdstuk 3 wordt de ontwikkeling van een model voor het vo besproken. Hoofdstuk 4 gaat in op de ontwikkeling van een model voor het mbo. Hierop volgt een conclusie en een vooruitblik in hoofdstuk 5.