Hoe verhoudt de uitstoot zich tot de economische groei?

Tussen 2010 en 2024 groeide de Nederlandse economie met 24 procent, terwijl de uitstoot van broeikasgassen door economische activiteiten met 25 procent daalde. Dit betekent dat de economische groei in deze periode niet gepaard ging met een stijging van de uitstoot. Deze ontwikkeling wordt aangeduid als ‘decoupling’, waarbij economische groei en broeikasgasemissies los van elkaar bewegen.
| BBP (prijsniveau 2021) (2010=100) | CO2 (2010=100) | N2O (2010=100) | CH4 (2010=100) | |
|---|---|---|---|---|
| 2010 | 100 | 100 | 100 | 100 |
| 2011 | 102 | 94 | 98 | 97 |
| 2012 | 101 | 93 | 96 | 95 |
| 2013 | 101 | 93 | 98 | 95 |
| 2014 | 102 | 90 | 100 | 93 |
| 2015 | 105 | 93 | 103 | 94 |
| 2016 | 107 | 93 | 100 | 94 |
| 2017 | 110 | 92 | 102 | 92 |
| 2018 | 113 | 90 | 100 | 87 |
| 2019 | 115 | 89 | 98 | 89 |
| 2020 | 111 | 81 | 96 | 88 |
| 2021 | 118 | 84 | 91 | 86 |
| 2022 | 124 | 80 | 86 | 84 |
| 2023 | 123 | 74 | 84 | 83 |
| 2024* | 124 | 74 | 84 | 81 |
| *Voorlopige cijfers | ||||
Bedrijfstakken met hoogste broeikasgasemissies
In 2024 waren de energiebedrijven, de chemische industrie, de landbouw, het vervoer over water en de luchtvaart de vijf bedrijfstakken met de hoogste broeikasgasemissies. Gezamenlijk waren zij verantwoordelijk voor 61 procent van de totale uitstoot van bedrijven, terwijl hun aandeel in het bruto binnenlands product (bbp) 5 procent bedroeg. Tussen 2010 en 2024 nam de toegevoegde waarde van deze groep sectoren toe, terwijl hun totale emissies afnamen.
Broeikasgas-intensiteit gedaald
Een belangrijke maatstaf om te beoordelen hoe efficiënt een economie of bedrijfstak is in termen van broeikasgasemissies, is de zogenaamde broeikasgasintensiteit. Dit wordt berekend door de totale broeikasgasuitstoot te delen door het bruto binnenlands product (bbp) van de economie of de toegevoegde waarde (in constante prijzen) van die economie. Deze daalde tussen 2010 en 2024 met 39 procent. De afname hangt samen met een efficiënter gebruik van energie en grondstoffen, de toepassing van schonere productiemethoden en de toename van hernieuwbare energie in de energievoorziening. Ook de verschuiving van de Nederlandse economie naar meer dienstgerichte en minder emissie-intensieve activiteiten droeg hieraan bij.
In 2024 had de aardolie-industrie (raffinaderijen) de hoogste emissie-intensiteit. Deze sector wist de intensiteit tussen 2010 en 2024 met 27 procent te verlagen, mede door modernisering van installaties en strengere milieueisen. Energiebedrijven verminderden hun emissie-intensiteit in dezelfde periode met 62 procent, onder meer door de overgang van kolen naar aardgas en hernieuwbare energie. In de basismetaalindustrie namen de emissies met 32 procent af, terwijl de toegevoegde waarde steeg met 6 procent. De emissie-intensiteit verbeterde daardoor met 17 procent.
| 2024* (CO₂-equivalenten per euro) | 2010 (CO₂-equivalenten per euro) | |
|---|---|---|
| Aardolie-industrie | 11,89 | 16,36 |
| Vervoer door de lucht | 3,29 | 3,33 |
| Basismetaalindustrie | 2,94 | 3,61 |
| Vervoer over water | 2,89 | 2,53 |
| Energiebedrijven | 2,81 | 7,31 |
| Riolering, afvalbeheer en sanering | 2,36 | 3,15 |
| Chemische industrie | 2,08 | 1,88 |
| Landbouw | 1,98 | 2,72 |
| Visserij | 1,26 | 1,36 |
| Bouwmaterialenindustrie | 0,57 | 0,94 |
| Delfstoffenwinning | 0,5 | 0,12 |
| Papierindustrie | 0,49 | 0,66 |
| Vervoer over land | 0,43 | 0,52 |
| Bosbouw | 0,36 | 0,85 |
| Voedings- en genotmiddelenindustrie | 0,25 | 0,34 |
| *Voorlopige cijfers | ||