Kerncijfers wijken en buurten 2018

Kerncijfers wijken en buurten 2018

Wijken en buurten Bevolking Leeftijdsgroepen 0 tot 15 jaar (aantal) Bevolking Leeftijdsgroepen 15 tot 25 jaar (aantal) Bevolking Leeftijdsgroepen 25 tot 45 jaar (aantal) Bevolking Leeftijdsgroepen 45 tot 65 jaar (aantal) Bevolking Leeftijdsgroepen 65 jaar of ouder (aantal) Inkomen Inkomen van personen Aantal inkomensontvangers   (aantal) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inwoner  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen 40% personen met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van personen 20% personen met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Gem. gestandaardiseerd inkomen van huish (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van huishoudens 40% huishoudens met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens 20% huishoudens met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens met een laag inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huish. onder of rond sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens tot 110% van sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens tot 120% van sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Mediaan vermogen van particuliere huish. (x 1 000 euro)
Beroepenbuurt 265 150 390 505 280 1.200 42,6 32,3 26,4 36,0 35,6 20,5 34,1 1,9 1,5 1,9 2,2 180,6
Diepenbrockbuurt 185 90 170 220 140 500 117,8 79,2 25,5 54,3 98,7 17,6 57,7 5,5 5,8 5,8 5,8 2.021,3
De Stoepen 470 340 495 840 155 1.800 34,9 26,8 31,6 25,2 33,3 9,1 31,5 0,5 0,1 0,4 0,7 96,1
Wijk 05 Lepelstraat 240 205 340 660 470 1.500 31,7 26,4 42,6 18,5 30,8 31,6 21,3 4,1 3,9 6,2 9,5 141,6
Lepelstraat 190 150 270 470 330 1.100 29,6 24,3 43,4 16,5 28,5 37,1 18,6 4,3 4,3 7,2 11,2 87,2
Diepenbuurt 145 115 275 280 90 700 24,8 20,0 46,3 9,8 21,8 63,6 5,4 18,8 16,0 22,5 28,1 0,7
Wijk 11 Diepenveen 680 500 640 1.495 1.315 3.800 36,9 30,3 36,0 26,2 34,7 26,3 32,2 4,2 3,9 6,1 7,9 198,6
Dorp Diepenveen 640 460 595 1.385 1.245 3.500 36,7 30,1 36,1 26,3 34,4 26,8 31,4 4,3 3,9 6,1 8,1 191,3
Diepengoor 55 65 70 150 100 400 28,0 23,4 39,0 15,3 30,7 17,3 26,2 2,4 1,2 2,4 3,6 176,1
Genneperzijde 155 160 185 265 530 1.000 42,3 35,3 34,5 30,9 37,6 40,5 26,3 4,0 4,4 6,6 9,3 148,0
Siepelveen 15 10 20 40 20 100 . 20,4 . . . . . . . . . .
Epe 4.898 3.651 6.467 9.776 8.071 26.400 30,7 25,1 42,4 17,1 30,6 35,0 20,7 5,8 5,1 8,2 11,2 107,5
Wijk 00 Epe 2.105 1.500 2.845 4.320 4.030 11.900 31,9 26,3 42,3 18,1 31,5 36,6 20,0 6,2 5,7 9,0 12,0 103,7
Epe-Centrum 235 145 315 570 800 1.700 30,8 26,6 43,6 18,8 32,6 40,4 18,5 4,8 5,3 9,3 12,0 153,6
Epe-Zuid 1.055 710 1.485 1.900 1.475 5.300 26,9 21,7 44,2 12,7 26,0 41,2 12,7 7,0 6,5 10,2 14,4 33,7
Epe-Oost 100 95 130 250 200 600 39,7 33,1 36,8 23,7 37,4 24,9 30,3 0,6 0,3 0,9 2,1 216,3
Epe-Noord 95 70 85 285 395 800 53,7 46,0 34,2 35,7 60,8 19,4 45,7 2,9 2,7 3,8 4,8 560,7
Woonschepenhaven 15 25 45 45 10 100 22,0 18,8 53,0 4,3 . . . . . . . .
Wijk 05 Epen 110 105 195 355 290 900 30,5 26,3 41,4 17,5 30,9 33,8 24,1 3,8 4,5 7,3 9,8 192,7
Epen 70 75 135 240 190 600 29,9 26,0 41,3 18,0 29,0 35,8 22,6 4,0 5,6 9,0 11,8 155,6
Eperheide 20 5 25 35 50 100 30,6 24,8 44,1 14,4 . . . . . . . .
Verspreide huizen Stepelo (gedeeltelijk) 35 20 30 45 35 100 33,4 26,0 36,4 15,5 . . . . . . . .
Schepenbuurt 305 185 395 385 325 1.200 23,3 18,0 53,4 7,9 20,8 69,2 6,5 20,2 17,5 25,7 31,1 1,8
Schouten en Schepenenbuurt 130 150 220 395 325 1.000 24,5 21,2 46,2 7,8 22,8 62,5 5,7 11,4 8,9 14,9 17,9 5,8
Stepekolk 690 240 720 555 160 1.600 42,6 29,2 28,0 34,1 35,4 16,6 42,1 2,3 1,4 2,7 3,8 102,3
De Buitenpepers 280 355 500 610 415 1.800 31,8 27,1 38,2 22,4 26,9 42,9 16,8 6,6 4,3 7,6 9,8 39,0
Wijk 05 Diepenheim 315 295 420 880 685 2.200 29,7 25,4 42,5 17,4 30,5 32,0 21,0 5,0 5,0 7,3 9,7 147,1
Diepenheim-Noord 130 145 195 390 325 1.000 29,1 25,2 44,0 16,4 28,7 35,8 16,6 5,0 5,1 7,4 11,0 94,9
Diepenheim-Zuid 50 60 70 195 155 500 29,1 25,4 40,8 16,2 29,3 32,2 17,1 4,1 4,1 6,2 8,2 155,9
Schepenwijk, Waddenwijk en Oosterterp 360 240 535 610 365 1.700 27,8 22,5 38,7 14,7 26,9 35,0 13,6 5,9 4,3 7,2 9,4 36,7
Schepen 0 0 0 0 0 0 . . . . . . . . . . . .
Brunnepe 670 320 1.075 950 660 2.900 25,3 20,1 45,0 9,2 24,4 49,7 6,7 7,1 6,1 10,7 15,6 13,1
Beroepenbuurt 115 105 190 260 130 700 31,6 25,8 41,6 17,4 28,4 44,3 18,3 6,7 6,7 10,9 16,0 24,5
Schepenbuurt 125 115 340 140 195 600 19,0 15,5 64,1 1,4 17,4 85,1 0,4 33,9 27,1 40,6 49,2 0,2
Schepenwijk Noord 670 415 815 1.180 950 3.200 34,4 27,5 32,7 23,9 32,5 17,1 25,6 1,4 1,0 1,8 2,9 73,7
Schepenwijk Oost 1.715 850 2.210 1.790 1.720 6.300 25,9 19,9 47,8 12,4 24,2 48,9 10,0 11,1 10,5 16,8 21,5 3,7
Schepenwijk West 1.350 770 1.860 1.895 1.100 5.300 29,0 22,4 42,5 16,3 26,9 40,3 15,5 10,8 9,3 13,8 16,9 6,0
Schepenwijk Zuid 995 595 1.620 1.580 1.065 4.600 27,9 22,5 40,6 14,6 26,1 40,4 10,9 7,0 6,0 10,8 13,6 9,5
Koolenkampen en Iepenlaan 120 90 170 275 325 800 32,8 28,3 38,2 18,3 33,0 35,2 20,2 2,5 4,0 7,6 11,2 81,7
Ooyse Schependom 25 25 90 80 30 200 37,2 32,5 31,5 25,0 29,6 47,3 22,0 14,5 7,6 13,0 14,5 39,0
Peperkamp en De Enk 265 220 305 525 260 1.300 29,8 24,3 40,1 13,6 29,6 27,5 17,9 4,6 3,5 6,1 8,3 46,8
Wijk 03 Wesepe 180 150 240 380 225 1.000 30,1 24,9 38,8 19,0 31,3 27,1 27,1 3,6 4,1 5,1 7,5 165,7
Wesepe Kern 115 85 150 200 110 500 29,3 23,6 38,2 17,3 29,6 27,3 20,6 2,7 2,7 4,2 6,8 101,1
Buitengebied Wesepe 65 65 90 180 115 400 31,0 26,6 39,5 21,1 33,4 26,7 35,4 4,9 5,9 6,3 8,3 306,6
Verspreide huizen Diepenhoek 75 95 110 215 65 500 34,6 28,7 39,5 21,0 35,6 24,9 34,9 3,9 2,5 3,9 4,9 374,0
Wanneperveen 275 180 355 505 380 1.400 31,2 25,5 41,5 20,0 31,5 29,7 23,4 4,4 4,6 6,8 8,8 134,3
Wanneperveen 155 80 200 235 200 700 28,6 23,0 42,5 14,0 27,6 36,9 15,1 4,7 5,0 8,6 11,8 67,6
Buitengebied Wanneperveen 55 50 60 95 65 300 34,8 28,0 42,0 29,0 37,2 20,5 41,0 3,3 2,5 3,3 4,1 278,2
Bedrijventerrein Schepersven 0 0 0 0 0 0 . . . . . . . . . . . .
Schepenbuurt, Cartesiusweg e.o. 265 185 510 265 95 1.000 33,3 25,9 30,2 24,6 28,1 36,3 22,8 3,0 2,6 3,4 4,9 83,7
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Overzicht van statistische gegevens van gemeenten, wijken en buurten in Nederland.

Gegevens beschikbaar over: 2018.

Status van de cijfers:
Definitief, tenzij in de toelichting bij het onderwerp expliciet is vermeld dat het voorlopige cijfers betreft.

Wijzigingen per oktober 2024
De indicator ‘Gemiddelde woningwaarde’ binnen thema Wonen is alsnog hernoemd tot ‘Gemiddelde WOZ-waarde van woningen’ ten behoeve van de aansluiting op andere verslagjaren. De definitie in deze jaartabel is ongewijzigd gebleven.

Wijzigingen per juni 2023
Binnen het thema bevolking zijn gecorrigeerde cijfers toegevoegd. De correctie is het gevolg van een wijziging in de methode van afronden. Deze afronding hoort aselect te zijn, wat onafhankelijk en willekeurig gebeurt. Dit was niet geheel het geval, omdat door een fout in de toepassing van de methode de cijfers vaker naar beneden dan naar boven werden afgerond. Bij het maken van tellingen over afgeronde aantallen gaf dit in sommige gevallen een vertekend beeld. Er zijn tevens hier en daar zeer kleine verschuivingen in de cijfers van wijken en buurten door de ‘kennis van nu’: daar waar aanvankelijk geen waarnemingen waren en op het moment van correctie wel.
De cijfers, met uitzondering van relatieve cijfers, zijn voor wijken en buurten gecorrigeerd. De correctie heeft geen gevolgen voor de landelijke of gemeentelijke aantallen met betrekking tot de genoemde onderwerpen. De correctie heeft ook geen gevolgen voor aantallen van andere onderwerpen in de tabel.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Voor deze tabel zijn geen nadere updates meer te verwachten.

Toelichting onderwerpen

Bevolking
De bevolking van Nederland op 1 januari.

Bevolking:
De inwoners van Nederland.
In de bevolkingsaantallen zijn uitsluitend personen begrepen die zijn opgenomen in het bevolkingsregister van een Nederlandse gemeente.
In principe wordt iedereen die voor onbepaalde tijd in Nederland woont, opgenomen in het bevolkingsregister van de woongemeente. Personen die tot de bevolking van Nederland behoren, maar voor wie geen vaste woonplaats valt aan te wijzen, zijn opgenomen in het bevolkingsregister van de gemeente 's-Gravenhage.
In de bevolkingsregisters zijn niet opgenomen de in Nederland wonende personen waarvoor uitzonderingsregels gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (bijvoorbeeld diplomaten en NAVO militairen) en personen die niet legaal in Nederland verblijven.

Om redenen van statistische geheimhouding zijn de aantallen op wijk- en buurtniveau aselect afgerond op veelvouden van 5.
Bij aselect afronden wordt door loten bepaald of een getal naar boven of naar beneden wordt afgerond. De daarbij gehanteerde kansen zijn omgekeerd evenredig met de afrondverschillen. Gemiddeld wordt een getal hierdoor op zichzelf afgerond. Het gemiddelde afrondverschil per getal is evenwel groter dan het geval is bij afronding op het dichtstbijzijnde veelvoud van 5. Door afrondverschillen is de som van afgeronde getallen niet altijd gelijk aan de afgeronde som. Hierdoor kan het voorkomen dat wanneer een wijk uit één buurt bestaat of een gemeente uit één wijk, dit afgerond niet overeenkomt.

Het komt voor dat van inwoners wel bekend is binnen welke gemeente ze geregistreerd zijn, maar niet exact waar ze verblijven. Deze inwoners zijn daarom wel meegeteld in de gemeentecijfers, maar niet in de cijfers per wijk en buurt. De cijfers per gemeente kunnen daardoor afwijken van de onderliggende wijken of buurten, zelfs wanneer een gemeente slechts uit één wijk bestaat.
Leeftijdsgroepen
0 tot 15 jaar
Aantal inwoners dat op 1 januari 0 tot 15 jaar oud is.
15 tot 25 jaar
Aantal inwoners dat op 1 januari 15 tot 25 jaar oud is.
25 tot 45 jaar
Aantal inwoners dat op 1 januari 25 tot 45 jaar oud is.
45 tot 65 jaar
Aantal inwoners dat op 1 januari 45 tot 65 jaar oud is.
65 jaar of ouder
Aantal inwoners dat op 1 januari 65 jaar of ouder is.
Inkomen
Deze variabelen geven informatie over het persoonlijk inkomen van personen in particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen en het inkomen van particuliere huishoudens met een waargenomen inkomen. De gegevens komen uit de Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek (IIVS) met als populatie de bevolking van Nederland op 1 januari van het verslagjaar met het inkomen over het verslagjaar.

De Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek van het CBS is voornamelijk gebaseerd op registers afkomstig van het Ministerie van Financiën (de fiscale registers) en de bevolkingsregisters van de Nederlandse gemeenten (Basisregistratie personen). De Basisregistratie personen is een register waarin alle inwoners van een gemeente behoren te zijn ingeschreven. Uitgezonderd zijn:
- Inwoners van Nederland die gebruik maken van uitzonderingsregels die gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (niet-Nederlandse diplomaten en niet-Nederlandse NAVO militairen). Zij mogen zelf bepalen of zij in de bevolkingsregisters ingeschreven worden of niet.
- Asielzoekers die korter dan zes maanden in de centrale opvang verblijven en nog geen verblijfsvergunning hebben gekregen.
Inkomen van personen
De doelpopulatie bestaat uit personen behorende tot particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen.

De inkomensgegevens zijn gebaseerd op het persoonlijk inkomen. Dit omvat de volgende bestanddelen van het bruto-inkomen van een persoon:
- inkomen uit arbeid;
- inkomen uit eigen onderneming;
- uitkering inkomensverzekeringen;
- uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Aantal inkomensontvangers  
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens.
De cijfers zijn afgerond op honderdtallen.

Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van personen met persoonlijk inkomen die deel uitmaken van particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.
Gemiddeld inkomen per inwoner 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van de totale bevolking in particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal minimaal 100 personen in particuliere huishoudens per regio.

40% personen met laagste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% personen met het laagste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent personen met het laagste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.


20% personen met hoogste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% personen met het hoogste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent personen met het hoogste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.

Inkomen van huishoudens
De doelpopulatie bestaat uit particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen.
Gem. gestandaardiseerd inkomen van huish
Het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Deze correctie vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt. Het gestandaardiseerd inkomen is een maat voor de welvaart van (de leden van) een huishouden.

40% huishoudens met laagste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% huishoudens met het laagste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent huishoudens met het laagste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.

20% huishoudens met hoogste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% huishoudens met het hoogste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent huishoudens met het hoogste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.

Huishoudens met een laag inkomen
Bij de bepaling van laag inkomen is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Om te bepalen of een huishouden een laag inkomen heeft, wordt het inkomen van een huishouden omgerekend tot het gestandaardiseerde inkomen (exclusief eventueel ontvangen huurtoeslag). Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met het prijsindexcijfer) herleid naar het prijspeil in 2000. Het resulterende gestandaardiseerde en gedefleerde inkomen is laag wanneer het minder is dan 9249 euro. Deze grens komt ongeveer overeen met de koopkracht van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979 toen deze op zijn hoogst was.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.

Huish. onder of rond sociaal minimum
Huishoudens onder of rond het sociaal minimum.
Bij de bepaling van het sociaal minimum is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Om te kunnen beoordelen hoe het inkomen zich verhoudt tot het minimum, is aan de hand van de regelgeving vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen is bijvoorbeeld gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen.
Het waargenomen inkomen van huishoudens, die uitsluitend op een bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan komt een deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale minimum uit. Daarom is niet 100%, maar 101% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.
Huishoudens tot 110% van sociaal minimum
Het besteedbaar huishoudensinkomen exclusief gebonden uitkeringen is lager dan 110 procent van het sociaal minimum. Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Tot aan de pensioengerechtigde leeftijd is het sociaal minimum gelijk aan de hoogte van de bijstandsuitkering en vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is het ontleend aan het AOW-pensioen. Voor huishoudens met kinderen zijn de kinderbijslag en het kindgebonden budget aan het normbedrag toegevoegd.
Huishoudens tot 120% van sociaal minimum
Het besteedbaar huishoudensinkomen exclusief gebonden uitkeringen is lager dan 120 procent van het sociaal minimum. Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Tot aan de pensioengerechtigde leeftijd is het sociaal minimum gelijk aan de hoogte van de bijstandsuitkering en vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is het ontleend aan het AOW-pensioen. Voor huishoudens met kinderen zijn de kinderbijslag en het kindgebonden budget aan het normbedrag toegevoegd.

Mediaan vermogen van particuliere huish.
De mediaan is het middelste getal wanneer alle getalen van laag naar hoog worden gesorteerd. Vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. Bezittingen worden gevormd door bank- en spaartegoeden, effecten, de eigen woning, overig onroerend goed, ondernemingsvermogen, aanmerkelijk belang en de overige bezittingen. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet.