Regionale kerncijfers Nederland

Regionale kerncijfers Nederland

Regio's Perioden Bouwen en wonen Gemiddelde WOZ-waarde van woningen (1 000 euro) Inkomen en vermogen Particuliere huishoudens excl. studenten (x 1 000) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld besteedbaar inkomen Particuliere huishoudens excl. studenten (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld besteedbaar inkomen Type: Eenpersoonshuishouden (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld besteedbaar inkomen Type: Eenoudergezin (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld besteedbaar inkomen Type: Paar, zonder kind (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld besteedbaar inkomen Type: Paar, met kind(eren) (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld besteedbaar inkomen Bron: Inkomen als werknemer (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld besteedbaar inkomen Bron: Inkomen als zelfstandige (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld besteedbaar inkomen Bron: Overdrachtsinkomen (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld besteedbaar inkomen Woningbezit: eigen woning (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld besteedbaar inkomen Woningbezit: huurwoning (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen Particuliere huishoudens excl. studenten (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen Type: Eenpersoonshuishouden (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen Type: Eenoudergezin (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen Type: Paar, zonder kind (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen Type: Paar, met kind(eren) (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen Bron: Inkomen als werknemer (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen Bron: Inkomen als zelfstandige (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen Bron: Overdrachtsinkomen (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen Woningbezit: eigen woning (1 000 euro) Inkomen en vermogen Inkomen van particuliere huishoudens Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen Woningbezit: huurwoning (1 000 euro) Inkomen en vermogen Mediaan vermogen huishoudens Particuliere huishoudens excl. studenten (1 000 euro) Inkomen en vermogen Mediaan vermogen huishoudens Type: Eenpersoonshuishouden (1 000 euro) Inkomen en vermogen Mediaan vermogen huishoudens Type: Eenoudergezin (1 000 euro) Inkomen en vermogen Mediaan vermogen huishoudens Type: Paar, zonder kind (1 000 euro) Inkomen en vermogen Mediaan vermogen huishoudens Type: Paar, met kind(eren) (1 000 euro) Inkomen en vermogen Mediaan vermogen huishoudens Bron: Inkomen als werknemer (1 000 euro) Inkomen en vermogen Mediaan vermogen huishoudens Bron: Inkomen als zelfstandige (1 000 euro) Inkomen en vermogen Mediaan vermogen huishoudens Bron: Overdrachtsinkomen (1 000 euro) Inkomen en vermogen Mediaan vermogen huishoudens Woningbezit: eigen woning (1 000 euro) Inkomen en vermogen Mediaan vermogen huishoudens Woningbezit: huurwoning (1 000 euro) Sociale zekerheid Uitkeringsontvangers, totaal Uitkeringsontvangers, totaal (aantal) Sociale zekerheid Uitkeringsontvangers, totaal Tot de AOW- leeftijd (aantal) Sociale zekerheid Uitkeringsontvangers, totaal Vanaf de AOW- leeftijd (aantal) Sociale zekerheid Uitkeringsontvangers per soort uitkering Werkloosheid (aantal) Sociale zekerheid Uitkeringsontvangers per soort uitkering Bijstand en bijstandsgerelateerd Bijstand(gerelateerd) tot AOW-leeftijd (aantal) Sociale zekerheid Uitkeringsontvangers per soort uitkering Bijstand en bijstandsgerelateerd Bijstand(gerelateerd) vanaf AOW-leeftijd (aantal) Sociale zekerheid Uitkeringsontvangers per soort uitkering Bijstand en bijstandsgerelateerd Bijstand tot de AOW-leeftijd (aantal) Sociale zekerheid Uitkeringsontvangers per soort uitkering Arbeidsongeschiktheid Arbeidsongeschiktheid, totaal (aantal) Sociale zekerheid Uitkeringsontvangers per soort uitkering Arbeidsongeschiktheid WAO-uitkering (aantal) Sociale zekerheid Uitkeringsontvangers per soort uitkering Arbeidsongeschiktheid WIA-uitkering: WGA-regeling (aantal) Sociale zekerheid Uitkeringsontvangers per soort uitkering Arbeidsongeschiktheid Wajong-uitkering (aantal) Sociale zekerheid Uitkeringsontvangers per soort uitkering AOW (aantal) Landbouw Graasdieren Rundvee (aantal) Landbouw Graasdieren Schapen (aantal) Landbouw Graasdieren Geiten (aantal) Landbouw Graasdieren Paarden en pony's (aantal) Landbouw Hokdieren Varkens (aantal) Landbouw Hokdieren Kippen (aantal) Landbouw Hokdieren Kalkoenen (aantal) Landbouw Hokdieren Slachteenden (aantal) Landbouw Hokdieren Overig pluimvee (aantal) Landbouw Hokdieren Konijnen (aantal) Landbouw Hokdieren Edelpelsdieren (aantal) Landbouw Oppervlakte cultuurgrond Totale oppervlakte (are) Landbouw Oppervlakte cultuurgrond Akkerbouw (%) Landbouw Oppervlakte cultuurgrond Tuinbouw open grond (%) Landbouw Oppervlakte cultuurgrond Tuinbouw onder glas (%) Landbouw Oppervlakte cultuurgrond Blijvend grasland (%) Landbouw Oppervlakte cultuurgrond Natuurlijk grasland (%) Landbouw Oppervlakte cultuurgrond Tijdelijk grasland (%) Landbouw Oppervlakte cultuurgrond Groenvoedergewassen (%) Verkeer en vervoer Motorvoertuigen Personenauto's (aantal) Verkeer en vervoer Motorvoertuigen Personenauto's, relatief (per 1 000 inwoners) Verkeer en vervoer Motorvoertuigen Personenauto's particulieren (aantal) Verkeer en vervoer Motorvoertuigen Personenauto's particulieren, relatief (per 1 000 inwoners) Verkeer en vervoer Motorvoertuigen Bedrijfsmotorvoertuigen (aantal) Verkeer en vervoer Motorvoertuigen Motorfietsen (aantal) Verkeer en vervoer Motorvoertuigen Motorfietsen, relatief (per 1 000 inwoners) Verkeer en vervoer Motorvoertuigen Voertuigen met bromfietskenteken (aantal) Verkeer en vervoer Motorvoertuigen Voertuigen met bromfietskenteken (%) (per 1 000 inwoners) Nabijheid voorzieningen Gezondheid Afstand tot huisartsenpraktijk (km) Nabijheid voorzieningen Gezondheid Aantal huisartsenpraktijken binnen 3 km (aantal) Nabijheid voorzieningen Gezondheid Afstand tot huisartsenpost (km) Nabijheid voorzieningen Gezondheid Afstand tot ziekenhuis (km) Nabijheid voorzieningen Gezondheid Aantal ziekenhuizen binnen 20 km (aantal) Nabijheid voorzieningen Kinderopvang Afstand tot kinderdagverblijf (km) Nabijheid voorzieningen Kinderopvang Aantal kinderdagverblijven binnen 3 km (aantal) Nabijheid voorzieningen Onderwijs Afstand tot school basisonderwijs (km) Nabijheid voorzieningen Onderwijs Aantal basisonderwijsscholen binnen 3 km (aantal) Nabijheid voorzieningen Onderwijs Afstand tot school vmbo (km) Nabijheid voorzieningen Onderwijs Aantal scholen vmbo binnen 5 km (aantal) Nabijheid voorzieningen Onderwijs Afstand tot school havo/vwo (km) Nabijheid voorzieningen Onderwijs Aantal scholen havo/vwo binnen 5 km (aantal) Nabijheid voorzieningen Detailhandel Afstand tot grote supermarkt (km) Nabijheid voorzieningen Detailhandel Aantal grote supermarkten binnen 3 km (aantal) Nabijheid voorzieningen Horeca Afstand tot restaurant (km) Nabijheid voorzieningen Horeca Aantal restaurants binnen 3 km (aantal) Nabijheid voorzieningen Vrije tijd en cultuur Afstand tot bibliotheek (km) Nabijheid voorzieningen Vrije tijd en cultuur Afstand tot bioscoop (km) Nabijheid voorzieningen Vrije tijd en cultuur Aantal bioscopen binnen 10 km (aantal) Nabijheid voorzieningen Vrije tijd en cultuur Afstand tot zwembad (km) Nabijheid voorzieningen Verkeer en vervoer Afstand tot oprit hoofdverkeersweg (km) Nabijheid voorzieningen Verkeer en vervoer Afstand tot treinstation (km) Lokalisering Gemeenten (aantal) Lokalisering Wijken (aantal) Lokalisering Buurten (aantal) Lokalisering Koppelvariabele regio (code) (code)
Berkel en Rodenrijs 2025
Roden 2025
Sint-Oedenrode 2025
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


In deze tabel zijn voor een groot aantal onderwerpen de belangrijkste statistische gegevens weergegeven voor diverse regionale indelingen.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1995.

Status van de cijfers:
De cijfers in deze tabel zijn definitief tenzij is aangegeven in de toelichting bij 'perioden' of 'onderwerp' dat ze voorlopig of nader voorlopig zijn.

Wijzigingen per 31 december 2025:

Verkeer en vervoer – motorvoertuigen
De cijfers van 2025 zijn toegevoegd.

Lokalisering – lokalisering van gemeenten
De cijfers van 2025 zijn toegevoegd.

Inkomen en vermogen
De cijfers van 2023 en 2024 zijn toegevoegd.

Bouwen en wonen – gemiddelde WOZ-waarde van woningen
De cijfers van 2024 en 2025 zijn toegevoegd.

Sociale zekerheid
De cijfers van 2025 zijn toegevoegd.

Landbouw – Graasdieren, hokdieren en cultuurgrond
De cijfers van 2025 zijn toegevoegd.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Maart 2026.

Toelichting onderwerpen

Bouwen en wonen
Gemiddelde WOZ-waarde van woningen
De gemiddelde WOZ-waarde van woningen is vanaf 2019 op basis van de BAG woningvoorraadpopulatie berekend in plaats van de WOZ woningvoorraad.

Sinds 2019 registeren alle gemeenten officieel de WOZ-informatie in de landelijke voorziening WOZ. Sinds dat jaar maakt het CBS ook gebruik van dit register. In de LV WOZ is ook de relatie vastgelegd met het/de verblijfsobject(en) uit de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG). Voorheen werd de WOZ-waarde bepaald op basis van de woningdefinitie en populatie in de WOZ.

Vanaf 2019 geldt:
Voor de bepaling van de gemiddelde woningwaarde wordt alleen gebruik gemaakt van BAG-objecten met een woonfunctie waarvoor een WOZ-waarde bekend is en die tussen de 10 duizend en de 5 miljoen euro ligt.

Tot en met 2018 geldt:
De gemiddelde WOZ-waarde van woningen is berekend op basis van de WOZ woningvoorraad.
Voor de bepaling van de gemiddelde woningwaarde wordt alleen gebruik gemaakt van die WOZ-objecten omschreven als woningen dienend tot hoofdverblijf (WOZ-objectcode 10) en woningen met praktijkruimte (WOZ-objectcode 11) met een waarde groter dan nul euro.
Inkomen en vermogen
Inkomen en vermogen van huishoudens. De populatie bestaat uit alle particuliere huishoudens met bekend inkomen, waarbij studentenhuishoudens in deze tabel worden uitgesloten. Peildatum voor de populatie is 1 januari van het verslagjaar.
Particuliere huishoudens excl. studenten
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften (exclusief studentenhuishoudens).
Inkomen van particuliere huishoudens
Besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens (exclusief studentenhuishoudens).

Besteedbaar inkomen: het bruto-inkomen verminderd met betaalde inkomensoverdrachten, premies inkomensverzekeringen, premies ziektekostenverzekeringen en belastingen op inkomen en vermogen. Betaalde inkomensoverdrachten bestaan uit overdrachten tussen huishoudens zoals alimentatie betaald aan de ex-echtgeno(o)t(e). Premies inkomensverzekeringen betreffen premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden.
Gemiddeld besteedbaar inkomen
Gemiddeld besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens (exclusief studentenhuishoudens).

Het besteedbaar inkomen bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met betaalde inkomensoverdrachten, premies inkomensverzekeringen, premies ziektekostenverzekeringen en belastingen op inkomen en vermogen.
Particuliere huishoudens excl. studenten
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften (exclusief studentenhuishoudens).
Type: Eenpersoonshuishouden
Particulier huishouden bestaande uit één persoon.

Tot eenpersoonshuishoudens, ook wel alleenstaanden genoemd, worden ook personen gerekend die met anderen op eenzelfde adres wonen maar een eigen huishouding voeren. Alleenstaanden worden in alle burgerlijke staten aangetroffen; zo kunnen gehuwden na het stuklopen van hun relatie (in afwachting van een scheiding) alleen wonen.
Type: Eenoudergezin
Particulier huishouden bestaande uit één ouder met één of meer thuiswonende kinderen.
Type: Paar, zonder kind
Meerpersoonshuishouden bestaande uit een paar zonder thuiswonend(e) kind(eren)

Meerpersoonshuishouden: Een particulier huishouden bestaande uit twee of meer personen.
Paar: Twee op basis van huwelijk, partnerschapsregistratie of samenwoonrelatie bij elkaar behorende personen.
Type: Paar, met kind(eren)
Meerpersoonshuishouden bestaande uit een paar met (een) thuiswonend(e) kind(eren)

Meerpersoonshuishouden: Een particulier huishouden bestaande uit twee of meer personen.
Paar: Twee op basis van huwelijk, partnerschapsregistratie of samenwoonrelatie bij elkaar behorende personen.
Bron: Inkomen als werknemer
Huishoudens waarvoor het loon van werknemer de voornaamste inkomensbron vormt.
Bron: Inkomen als zelfstandige
Huishoudens waarvoor het inkomen als zelfstandig ondernemer, directeur-grootaandeelhouder en overig zelfstandige de voornaamste inkomensbron vormt.
Bron: Overdrachtsinkomen
Huishoudens waarvoor een uitkering, pensioen of studiefinanciering de voornaamste inkomensbron vormt.
Woningbezit: eigen woning
Een huishouden woont in een eigen woning of in een gehuurde woning. Van de huishoudens die een woning huren, is bepaald of zij wel of geen huurtoeslag ontvangen hebben.
Woningbezit: huurwoning
Een huishouden woont in een eigen woning of in een gehuurde woning. Van de huishoudens die een woning huren, is bepaald of zij wel of geen huurtoeslag ontvangen hebben.
Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen
Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen van particuliere huishoudens (exclusief studentenhuishoudens).

Het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Deze correctie vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze is het welvaartsniveau van verschillende typen huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt. Het gestandaardiseerd inkomen is een maat voor de welvaart van (de leden van) een huishouden.
Particuliere huishoudens excl. studenten
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften (exclusief studentenhuishoudens).
Type: Eenpersoonshuishouden
Particulier huishouden bestaande uit één persoon.

Tot eenpersoonshuishoudens, ook wel alleenstaanden genoemd, worden ook personen gerekend die met anderen op eenzelfde adres wonen maar een eigen huishouding voeren. Alleenstaanden worden in alle burgerlijke staten aangetroffen; zo kunnen gehuwden na het stuklopen van hun relatie (in afwachting van een scheiding) alleen wonen.
Type: Eenoudergezin
Particulier huishouden bestaande uit één ouder met één of meer thuiswonende kinderen.
Type: Paar, zonder kind
Meerpersoonshuishouden bestaande uit een paar zonder thuiswonend(e) kind(eren)

Meerpersoonshuishouden: Een particulier huishouden bestaande uit twee of meer personen.
Paar: Twee op basis van huwelijk, partnerschapsregistratie of samenwoonrelatie bij elkaar behorende personen.
Type: Paar, met kind(eren)
Meerpersoonshuishouden bestaande uit een paar met (een) thuiswonend(e) kind(eren)

Meerpersoonshuishouden: Een particulier huishouden bestaande uit twee of meer personen.
Paar: Twee op basis van huwelijk, partnerschapsregistratie of samenwoonrelatie bij elkaar behorende personen.
Bron: Inkomen als werknemer
Huishoudens waarvoor het loon van werknemer de voornaamste inkomensbron vormt.
Bron: Inkomen als zelfstandige
Huishoudens waarvoor het inkomen als zelfstandig ondernemer, directeur-grootaandeelhouder en overig zelfstandige de voornaamste inkomensbron vormt.
Bron: Overdrachtsinkomen
Huishoudens waarvoor een uitkering, pensioen of studiefinanciering de voornaamste inkomensbron vormt.
Woningbezit: eigen woning
Een huishouden woont in een eigen woning of in een gehuurde woning. Van de huishoudens die een woning huren, is bepaald of zij wel of geen huurtoeslag ontvangen hebben.
Woningbezit: huurwoning
Een huishouden woont in een eigen woning of in een gehuurde woning. Van de huishoudens die een woning huren, is bepaald of zij wel of geen huurtoeslag ontvangen hebben.
Mediaan vermogen huishoudens
Mediaan vermogen van particuliere huishoudens (exclusief studentenhuishoudens).

De mediaan is het middelste getal wanneer alle getalen van laag naar hoog worden gesorteerd.
Vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. Bezittingen worden gevormd door bank- en spaartegoeden, effecten, de eigen woning, overig onroerend goed, ondernemingsvermogen, aanmerkelijk belang en de overige bezittingen. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet.
Particuliere huishoudens excl. studenten
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften (exclusief studentenhuishoudens).
Type: Eenpersoonshuishouden
Particulier huishouden bestaande uit één persoon.

Tot eenpersoonshuishoudens, ook wel alleenstaanden genoemd, worden ook personen gerekend die met anderen op eenzelfde adres wonen maar een eigen huishouding voeren. Alleenstaanden worden in alle burgerlijke staten aangetroffen; zo kunnen gehuwden na het stuklopen van hun relatie (in afwachting van een scheiding) alleen wonen.
Type: Eenoudergezin
Particulier huishouden bestaande uit één ouder met één of meer thuiswonende kinderen.
Type: Paar, zonder kind
Meerpersoonshuishouden bestaande uit een paar zonder thuiswonend(e) kind(eren)

Meerpersoonshuishouden: Een particulier huishouden bestaande uit twee of meer personen.
Paar: Twee op basis van huwelijk, partnerschapsregistratie of samenwoonrelatie bij elkaar behorende personen.
Type: Paar, met kind(eren)
Meerpersoonshuishouden bestaande uit een paar met (een) thuiswonend(e) kind(eren)

Meerpersoonshuishouden: Een particulier huishouden bestaande uit twee of meer personen.
Paar: Twee op basis van huwelijk, partnerschapsregistratie of samenwoonrelatie bij elkaar behorende personen.
Bron: Inkomen als werknemer
Huishoudens waarvoor het loon van werknemer de voornaamste inkomensbron vormt.
Bron: Inkomen als zelfstandige
Huishoudens waarvoor het inkomen als zelfstandig ondernemer, directeur-grootaandeelhouder en overig zelfstandige de voornaamste inkomensbron vormt.
Bron: Overdrachtsinkomen
Huishoudens waarvoor een uitkering, pensioen of studiefinanciering de voornaamste inkomensbron vormt.
Woningbezit: eigen woning
Een huishouden woont in een eigen woning of in een gehuurde woning. Van de huishoudens die een woning huren, is bepaald of zij wel of geen huurtoeslag ontvangen hebben.
Woningbezit: huurwoning
Een huishouden woont in een eigen woning of in een gehuurde woning. Van de huishoudens die een woning huren, is bepaald of zij wel of geen huurtoeslag ontvangen hebben.
Sociale zekerheid
Uitkeringsontvangers, totaal
Totaal aantal personen met een uitkering in het kader van de Werkloosheidswet (WW), bijstandswet (PW), bijstandsgerelateerde wet (IOAW, IOAZ, Bbz), arbeidsongeschiktheidswet (WAO, WIA, WAZ, Wajong, Wet Wajong) of de Algemene ouderdomswet (AOW).

De cijfers hebben betrekking op de laatste dag van de verslagperiode.
Cijfers over het aantal personen met een AOW-uitkering zijn vanaf 2013 toegevoegd.

Het is mogelijk dat een persoon aanspraak maakt op meer dan één uitkering. Dat kunnen uitkeringen zijn van eenzelfde soort (bijvoorbeeld twee WAO-uitkeringen) of twee uitkeringen van verschillend type (zoals een WW en een bijstandsuitkering). In het laatste geval wordt de persoon bij beide soorten uitkeringen meegeteld. In het eerste geval slechts één keer (bij de WAO). Bij de totaaltellingen wordt de persoon uiteraard maar één keer geteld.
Uitkeringsontvangers, totaal
Totaal aantal personen met een uitkering in het kader van de Werkloosheidswet (WW), bijstandswet (PW), bijstandsgerelateerde wet (IOAW, IOAZ, Bbz), arbeidsongeschiktheidswet (WAO, WIA, WAZ, Wajong, Wet Wajong) of de Algemene ouderdomswet (AOW).

De cijfers hebben betrekking op de laatste dag van de verslagperiode.
Cijfers over het aantal personen met een AOW-uitkering zijn vanaf 2013 toegevoegd.

Het is mogelijk dat een persoon aanspraak maakt op meer dan één uitkering. Dat kunnen uitkeringen zijn van eenzelfde soort (bijvoorbeeld twee WAO-uitkeringen) of twee uitkeringen van verschillend type (zoals een WW en een bijstandsuitkering). In het laatste geval wordt de persoon bij beide soorten uitkeringen meegeteld. In het eerste geval slechts één keer (bij de WAO). Bij de totaaltellingen wordt de persoon uiteraard maar één keer geteld.
Tot de AOW- leeftijd
Het aantal personen tot de AOW-gerechtigde leeftijd dat een uitkering ontvangt in het kader van de Werkloosheidswet (WW), bijstandswet (PW), bijstandsgerelateerde wet (IOAW, IOAZ, WWIK, Bbz), arbeidsongeschiktheidswet (WAO, WIA, WAZ, Wajong, Wet Wajong) of Algemene ouderdomswet (AOW).

De cijfers hebben betrekking op de laatste dag van de verslagperiode.

AOW-gerechtigde leeftijd (AOW-leeftijd)
De AOW-leeftijd is de leeftijd waarop het AOW-pensioen ingaat. De AOW-leeftijd is:
Tot 2013: 65 jaar.
Vanaf 2013: gekoppeld aan de levensverwachting,
Vanaf de AOW- leeftijd
Het aantal personen vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd dat een uitkering ontvangt in het kader van de bijstandswet of de Algemene ouderdomswet (AOW).

De cijfers hebben betrekking op de laatste dag van de verslagperiode.
Cijfers over het aantal personen met een AOW-uitkering zijn vanaf 2013 toegevoegd.

AOW-gerechtigde leeftijd (AOW-leeftijd)
De AOW-leeftijd is de leeftijd waarop het AOW-pensioen ingaat. De AOW-leeftijd is:
Tot 2013: 65 jaar.
Vanaf 2013: gekoppeld aan de levensverwachting,
Uitkeringsontvangers per soort uitkering
Het aantal personen dat een sociale zekerheidsuitkering ontvangt uitgesplitst naar de soort uitkering.
Het gaat hier om werkloosheidsuitkeringen, bijstandsuitkeringen, bijstandsgerelateerde uitkeringen, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en AOW-uitkeringen.

De cijfers hebben betrekking op de laatste dag van de verslagperiode.
Cijfers over het aantal personen met een AOW-uitkering zijn vanaf 2013 toegevoegd.

Het is mogelijk dat een persoon aanspraak maakt op meer dan één uitkering. Dat kunnen uitkeringen zijn van eenzelfde soort (bijvoorbeeld twee WAO-uitkeringen) of twee uitkeringen van verschillend type (zoals een WW en een bijstandsuitkering. In het laatste geval wordt de persoon bij beide soorten uitkeringen meegeteld. In het eerste geval slechts één keer (bij de WAO). Bij de totaaltellingen wordt de persoon uiteraard ook maar één keer geteld.
Werkloosheid
Het aantal personen dat een uitkering ontvangt in het kader van de Werkloosheidwet (WW).

De cijfers hebben betrekking op de laatste dag van de verslagperiode.
Bijstand en bijstandsgerelateerd
Het aantal personen dat een uitkering ontvangt in het kader van de bijstandswet of bijstandsgerelateerde wet.

De cijfers hebben betrekking op de laatste dag van de verslagperiode.

Vanaf 1 januari 2015 is de Wet werk en bijstand opgegaan in de Participatiewet. Een ieder die kan werken maar daarbij ondersteuning nodig heeft, valt sinds 1 januari 2015 onder de Participatiewet.

Bijstandsgerelateerde wetten zijn de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).
Personen met een uitkering in het kader van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) zijn uitsluitend opgenomen in het totaal aantal personen dat een bijstandsuitkering of bijstandsgerelateerde uitkering ontvangt.

Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz):
Het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) is ingesteld om een zelfstandige tijdelijk een uitkering te verstrekken totdat hij weer in zijn eigen levensbehoeften kan voorzien.
Degenen die in aanmerking komen voor het Bbz zijn gevestigde zelfstandigen die tijdelijk in financiële problemen verkeren, of startende zelfstandigen.
Daarnaast biedt het Bbz ook hulp aan oudere zelfstandigen met een niet-levensvatbaar bedrijf of hulp wanneer zelfstandigen hun bedrijf willen beëindigen.
Bijstand(gerelateerd) tot AOW-leeftijd
Het aantal personen tot de AOW-gerechtigde leeftijd dat een uitkering ontvangt in het kader van de Participatiewet (PW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).

De cijfers hebben betrekking op de laatste dag van de verslagperiode.

AOW-gerechtigde leeftijd (AOW-leeftijd)
De AOW-leeftijd is de leeftijd waarop het AOW-pensioen ingaat. De AOW-leeftijd is:
Tot 2013: 65 jaar.
Vanaf 2013: gekoppeld aan de levensverwachting,
Bijstand(gerelateerd) vanaf AOW-leeftijd
Het aantal personen vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd dat een uitkering ontvangt in het kader van de Participatiewet.

De cijfers hebben betrekking op de laatste dag van de verslagperiode.

AOW-gerechtigde leeftijd (AOW-leeftijd)
De AOW-leeftijd is de leeftijd waarop het AOW-pensioen ingaat. De AOW-leeftijd is:
Tot 2013: 65 jaar.
Vanaf 2013: gekoppeld aan de levensverwachting,
Bijstand tot de AOW-leeftijd
Het aantal personen tot de AOW-gerechtigde leeftijd dat een uitkering ontvangt in het kader van de Participatiewet. Ingaande 1 januari 2015 is de Wet werk en bijstand opgegaan in de Participatiewet. Een ieder die kan werken maar daarbij ondersteuning nodig heeft, valt sinds 1 januari 2015 onder de Participatiewet.

De cijfers hebben betrekking op de laatste dag van de verslagperiode.

AOW-gerechtigde leeftijd (AOW-leeftijd)
De AOW-leeftijd is de leeftijd waarop het AOW-pensioen ingaat. De AOW-leeftijd is:
Tot 2013: 65 jaar.
Vanaf 2013: gekoppeld aan de levensverwachting,
Arbeidsongeschiktheid
Het aantal personen dat een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ),
de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong).
Het recht op een uitkering in het kader van een van bovengenoemde wetten vervalt bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

De cijfers hebben betrekking op de laatste dag van de verslagperiode.

Het is mogelijk dat een persoon aanspraak maakt op meer dan één uitkering. Dat kunnen uitkeringen zijn van eenzelfde soort (bijvoorbeeld twee WAO-uitkeringen) of twee uitkeringen van verschillend type (zoals een WW en een bijstandsuitkering). In het laatste geval wordt de persoon bij beide soorten uitkeringen meegeteld. In het eerste geval slechts één keer (bij de WAO). Bij de totaaltellingen wordt de persoon uiteraard maar één keer geteld.
Arbeidsongeschiktheid, totaal
Het totaal aantal personen dat een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO, WIA, WAZ, Wajong, Wet Wajong) ontvangt.

De cijfers hebben betrekking op de laatste dag van de verslagperiode.
WAO-uitkering
Het aantal personen dat een uitkering ontvangt in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).

De cijfers hebben betrekking op de laatste dag van de verslagperiode.

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
De wet geeft werknemers die voor 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden recht op een loonvervangende uitkering, zolang zij minimaal 15% arbeidsongeschiktheid zijn.
De WAO is met ingang van 2005 vervangen door de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), maar blijft bestaan voor mensen die al een WAO-uitkering hadden of binnen 5 jaar na het beëindigen van de uitkering opnieuw arbeidsongeschikt worden door dezelfde oorzaak.
Het recht op een WAO-uitkering vervalt bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
WIA-uitkering: WGA-regeling
Het aantal personen dat een uitkering ontvangt in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA).

De cijfers hebben betrekking op de laatste dag van de verslagperiode.

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
De WIA geeft werknemers die na een wachttijd van twee jaar nog minstens 35 procent arbeidsongeschikt zijn, recht op een uitkering. De wet is zó opgezet dat men gestimuleerd wordt om naar vermogen te werken.
De wet kent twee regelingen: de regeling Inkomensverzekering volledig arbeidsongeschikten (IVA) en de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA).
De IVA regelt een uitkering voor werknemers die langdurig en volledig arbeidsongeschikt zijn. De WGA geeft recht op een loonaanvullende uitkering als een werknemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt is.
De WIA vervangt per 29 december 2005 de WAO.
Het recht op een WIA-uitkering vervalt bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Wajong-uitkering
Het aantal personen dat een uitkering ontvangt in het kader van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) of de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong).

De cijfers hebben betrekking op de laatste dag van de verslagperiode.

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)
De Wajong is een wettelijke voorziening in de financiële gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid van mensen die geen aanspraak kunnen maken op de WAO/WIA omdat er geen arbeidsverleden is opgebouwd.
Dit zijn mensen die arbeidsongeschikt zijn voor de dag dat zij 17 jaar worden of na hun 17e jaar arbeidsongeschikt worden én een opleiding/studie volgen.
Vanaf 1 januari 2010 is de Wajong vervangen door de Wet Wajong. De Wajong blijft gelden voor jongeren die voor 1 januari 2010 een uitkering hebben aangevraagd.
Het recht op een Wajong-uitkering vervalt bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong)
Met ingang van 1 januari 2010 is de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) in werking getreden.
In tegenstelling tot de Wajong hebben jongeren met een ziekte of handicap in de eerste plaats recht op hulp bij het vinden en houden van werk. Daaraan gekoppeld kunnen ze een inkomensondersteuning krijgen.
Vanaf 2015 staat de Wet Wajong alleen nog open voor jonggehandicapten die duurzaam geen mogelijkheden hebben om deel te nemen aan het arbeidsproces.
Jonggehandicapten die nog kunnen werken, maar ondersteuning nodig hebben vallen vanaf die datum onder de Participatiewet en kunnen voor ondersteuning terecht bij de gemeente.
Het recht op een uitkering in het kader van de Wet Wajong vervalt bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
AOW
Het aantal personen dat een uitkering ontvangt in het kader van de Algemene ouderdomswet (AOW).

De cijfers hebben betrekking op de laatste dag van de verslagperiode.

Algemene ouderdomswet (AOW)
De AOW is een algemene, de gehele bevolking omvattende, verplichte verzekering die personen vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd een inkomen garandeert. In het Nederlandse socialezekerheidsstelsel is dit een volksverzekering.
In principe is iedereen die nog niet de AOW-gerechtige leeftijd heeft bereikt en in Nederland woont, verzekerd voor de AOW.
Ook degenen die niet in Nederland wonen, maar in Nederland in dienstbetrekking arbeid verrichten waarover loonbelasting wordt betaald, zijn verzekerd.
Voor perioden die men in het buitenland woont, kan men zich verzekeren tegen verlies van aanspraak op een AOW-uitkering.
Een uitkering kan, binnen het kader van de wet Beperking export uitkeringen (wet BEU), naar het buitenland worden overgemaakt.

AOW-gerechtigde leeftijd (AOW-leeftijd)
De AOW-leeftijd is de leeftijd waarop het AOW-pensioen ingaat. De AOW-leeftijd is:
Tot 2013: 65 jaar.
Vanaf 2013: gekoppeld aan de levensverwachting,
Landbouw
De gegevens voor dit onderwerp komen uit de landbouwtelling. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet.

De regionale indeling van de Landbouwtelling is gebaseerd op het hoofdvestigingsadres. Hierdoor kan de regio, waaraan de landbouwactiviteiten (houden van dieren, teelt van gewassen) worden toegerekend, afwijken van de plaats waar deze activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden.

De peildatum voor het aantal dieren is 1 april; de peildatum voor de gewassen is 15 mei.
De overgang van Weesp naar Amsterdam heeft plaatsgevonden op 24 maart 2022. Daarom is bij de cijfers over 2022 Weesp bij Amsterdam geteld voor het onderwerp Landbouw.

In 2022 maken paarden, pony's en ezels geen onderdeel uit van de Landbouwtelling. Dit heeft invloed op de bedrijfstypering en het totaal aantal landbouwbedrijven in de Landbouwtelling. Bedrijven met paarden en pony's die eerder ingedeeld werden bij 'paard -en ponybedrijven' worden in 2022, als er naast het houden van paarden en pony's ook nog landbouwactiviteiten zijn, ingedeeld bij een ander bedrijfstype. Dit heeft met name effect op graasdierbedrijven en 'akkerbouwbedrijven met vooral voedergewassen', hier treedt een duidelijke trendbreuk op.

Met ingang van 2018 wordt het aantal vleeskalveren, vleesvarkens, kippen en kalkoenen bijgesteld bij tijdelijke leegstand op de peildatum. Voor de bijstelling wordt gebruik gemaakt van de opgave van voorgaand jaar.

De Landbouwtelling is een structuur enquête, daarin is een bijstelling bij tijdelijke leegstand o.a. van belang voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang van de bedrijven.
Bij de omvang van de veestapels is het aantal dieren op de peildatum van belang, daarom worden de dieraantallen in de veestapeltabellen niet bijgesteld bij tijdelijke leegstand.
Als gevolg hiervan kunnen er verschillen optreden tussen de dieraantallen in de Landbouwtellingstabellen en de veestapeltabellen (zie 'koppeling naar relevante tabellen en artikelen').

Met ingang van 2017 worden de dieraantallen in toenemende mate afgeleid uit I&R registers (Identificatie en Registratie van dieren), in plaats van d.m.v. directe uitvraag in de Gecombineerde Opgave. De I&R registers vallen onder verantwoordelijkheid van RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland). Sinds 2017 worden de rundvee aantallen afgeleid uit I&R-rund, en vanaf 2018 worden ook schapen, geiten en pluimvee afgeleid uit de betreffende I&R registers. De registratie van rundvee, schapen en geiten vindt rechtstreeks bij RVO plaats. Pluimvee gegevens worden ingewonnen via de aangewezen databank Koppel Informatiesysteem Pluimvee (KIP) van Avined. Avined is een brancheorganisatie voor de eier- en pluimveevleessector. Avined geeft de gegevens door aan de centrale database van RVO.nl. Door de overgang naar het gebruik van I&R registers treedt er voor schapen en geiten vanaf 2018 een wijziging in de indeling op.

Met ingang van 2016 wordt voor de afbakening van de Landbouwtelling gebruik gemaakt van informatie uit het Handelsregister. Inschrijving in het Handelsregister met een agrarische SBI (Standaard BedrijfsIndeling) is leidend bij de bepaling of er sprake is van een landbouwbedrijf. Met deze afbakening wordt zo nauw mogelijk aangesloten bij de statistische verordeningen van Eurostat en de (Nederlandse) implementatie van het begrip 'actieve landbouwer' uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).

De afbakening van de Landbouwtelling op basis van informatie uit het Handelsregister heeft vooral invloed op het aantal bedrijven, hier treedt een duidelijke trendbreuk op. De invloed op arealen (behalve bij niet-cultuurgrond en natuurlijk grasland) en de dieraantallen (behalve bij schapen, en paarden en pony's) zijn beperkt. Dit heeft met name te maken met het soort bedrijven dat bij de nieuwe afbakening wordt uitgesloten (zoals maneges, kinderboerderijen en natuurbeheer organisaties).

Met ingang van 2011 zijn er wijzigingen doorgevoerd in de geografische toedeling van bedrijven met hoofdvestiging in het buitenland. Dit kan met name in de grensgebieden invloed hebben op de regionale cijfers.

Met ingang van 2010 wordt een nieuwe norm voor de economische omvang van bedrijven en een nieuwe bedrijfstypering gehanteerd. Tot en met 2009 werd de economische omvang van agrarische bedrijven uitgedrukt in NGE (Nederlandse Grootte-Eenheid). Met ingang van 2010 is dit vervangen door SO (Standaard Opbrengst). Hierdoor wijzigt de ondergrens voor opname van bedrijven in de publicatie van de Landbouwtelling van 3 nge in 3000 euro SO.
Voor vergelijkbaarheid in de tijd zijn de gegevens van 2000 tot en met 2009 herberekend op basis van SO-normen en -indelingen. SO-normen worden om de drie jaar geactualiseerd. De meest recente actualisatie vond plaats in 2016; bij de herberekening zijn de SO-normen uit 2010 gehanteerd.
Graasdieren
Graasdieren zijn paarden en pony's, rundvee, schapen en geiten.
Rundvee
Jongvee, melk- en kalfkoeien, zoogkoeien en vlees- en weidekoeien, fokstieren en kalveren.
Schapen
Ooien, lammeren en rammen.
Geiten
Paarden en pony's
Uitsluitend de op geregistreerde landbouwbedrijven voorkomende paarden en pony's.

Vanaf 2010 inclusief ezels van 6 maanden en ouder.

In 2022 maken paarden, pony’s en ezels geen onderdeel uit van de Landbouwtelling.
Hokdieren
Hokdieren zijn varkens, diverse soorten pluimvee, konijnen en edelpelsdieren.

Om hobbymatig van bedrijfsmatig gehouden dieren te onderscheiden, worden bij pluimvee, konijnen en edelpelsdieren aantallen van minder dan 25 stuks niet in de telling meegenomen.
Varkens
Biggen, fokvarkens en vleesvarkens.
Kippen
Leghennen, ouderdieren van leghennen, vleeskuikens en ouderdieren van vleeskuikens.
Kalkoenen
Kalkoenen, slachteenden en pluimvee (legeenden, ganzen, parelhoenders en dergelijke met uitzondering van kippen).
Om hobbymatig van bedrijfsmatig gehouden dieren te onderscheiden, worden bij pluimvee aantallen van minder dan 25 stuks niet in de telling meegenomen.
Slachteenden
Overig pluimvee
Legeenden, ganzen, parelhoenders en dergelijke.
Konijnen
Gespeende vleeskonijnen en voedsters (moederdieren).
Edelpelsdieren
Sinds 8 januari 2021 is er in Nederland een verbod op de pelsdierhouderij.

Nertsen en overige pelsdieren, uitsluitend moederdieren.

Sinds 2008 voornamelijk nertsen.

Het is in Nederland niet meer toegestaan vossen en chinchilla's te fokken voor bont. In 1998 werd al bepaald dat er geen nieuwe vossen- en chinchillafokkerijen bij mochten komen, en dat bestaande bedrijven niet konden uitbreiden. Op 1 april 2008 is er een einde gekomen aan de tienjarige overgangstermijn voor bestaande fokkerijen.
Oppervlakte cultuurgrond
Cultuurgrond is grond die, blijvend dan wel tijdelijk, deel uitmaakt van het bedrijf, en in hoofdzaak bestemd is voor het voortbrengen van landbouwproducten (akkerbouw, tuinbouw, veehouderij), met inbegrip van braakland en (tijdelijk) grasland.

Omvat akkerbouw, tuinbouw open grond, tuinbouw onder glas, grasland en groenvoedergewassen.
Totale oppervlakte
Oppervlakte cultuurgrond van alle land- en tuinbouwbedrijven.
Akkerbouw
Oppervlakte cultuurgrond ten behoeve van akkerbouw als percentage van de totale oppervlakte cultuurgrond.

Akkerbouw is teelt in de volle grond, veelal voor industriële verwerking.
Tuinbouw open grond
Oppervlakte cultuurgrond ten behoeve van tuinbouw open grond als percentage van de totale oppervlakte cultuurgrond.

Tuinbouw open grond is teelt in de volle grond, veelal direct voor de markt.
Tuinbouw onder glas
Oppervlakte cultuurgrond ten behoeve van tuinbouw onder glas als percentage van de totale oppervlakte cultuurgrond.

Tuinbouw onder glas is teelt in kassen, bedekt met glas of plastic, of in betreedbare plastic tunnels.
Blijvend grasland
Oppervlakte cultuurgrond ten behoeve van blijvend grasland als percentage van de totale oppervlakte cultuurgrond.

Blijvend grasland is grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen, die voor minstens 5 jaar niet in de vruchtwisseling is meegenomen.

Vruchtwisseling is het op een perceel na elkaar telen van verschillende gewassen om bodemziekten te voorkomen.
Natuurlijk grasland
Oppervlakte cultuurgrond ten behoeve van natuurlijk grasland als percentage van de totale oppervlakte cultuurgrond.

Natuurlijk grasland is grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen waarvan de opbrengst niet meer bedraagt dan 5 ton droge stof/ha per jaar en waarbij het beheer gedurende meerdere jaren op geen enkele wijze gericht is op een verhoging of handhaving van de landbouwkundige productie. Hiermee worden maatregelen bedoeld zoals bemesting, drainage en onkruidbestrijding.
Tijdelijk grasland
Oppervlakte cultuurgrond ten behoeve van tijdelijk grasland als percentage van de totale oppervlakte cultuurgrond.

Tijdelijk grasland is grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen, die voor minder dan 5 jaar niet in de vruchtwisseling is meegenomen.

Vruchtwisseling is het op een perceel na elkaar telen van verschillende gewassen om bodemziekten te voorkomen.
Groenvoedergewassen
Oppervlakte cultuurgrond ten behoeve van groenvoedergewassen als percentage van de totale oppervlakte cultuurgrond.
Omvat luzerne, snijmaïs en voederbieten.
Verkeer en vervoer
Motorvoertuigen
Gemotoriseerde voertuigen voor het wegverkeer.
Hieronder vallen personenauto's, bedrijfsmotorvoertuigen (bestelauto's, vrachtauto's, trekkers, speciale voertuigen, bussen), motorfietsen en voertuigen met een bromfietskenteken.
Aanhangers, opleggers, op rails rijdende voertuigen, en fietsen met trapondersteuning vallen niet onder de motorvoertuigen.

De gegevens zijn ontleend aan de Statistiek van de Motorvoertuigen. Deze gegevens zijn gebaseerd op de kentekenregistratie van RDW. Met behulp van deze registratie zijn tellingen gemaakt van alle voertuigen met actuele, houderschapsplichtige kentekens die op 1 januari in het kentekenbestand voorkomen.

Tot en met 2018 werden ook enkele niet-verzekerde voertuigen meegenomen.
Vanaf 2019 zijn de cijfers berekend op basis van een nieuwe verbeterde selectiemethode, waarbij alleen voertuigen zijn meegenomen, die op basis van verzekering, deel mochten nemen aan het verkeer.

De uitkomsten zijn beschikbaar vanaf 2000, voertuigen met een bromfietskenteken vanaf 2007.
Personenauto's
Motorvoertuig voor personenvervoer over de weg, exclusief brom- en motorfietsen, met maximaal negen zitplaatsen (met inbegrip van de bestuurdersplaats).

Hieronder vallen:
a) personenauto's
b) bestelwagens ontworpen voor en voornamelijk gebruikt voor het vervoer van reizigers
c) taxi's
d) huurauto's
e) ziekenwagens
f) campers.
Lichte wegvoertuigen voor goederenvervoer over de weg, touringcars, autobussen en minibussen vallen hier niet onder.
Het begrip personenauto omvat ook taxi's en huurauto's met minder dan tien zitplaatsen. Vanaf 1 mei 2009 worden campers gekentekend als personenauto of als bus afhankelijk van het aantal zitplaatsen. Vóór die datum zijn campers geregistreerd als speciale voertuigen.
Personenauto's, relatief
Personenauto's per duizend inwoners.

Personenauto:
Motorvoertuig voor personenvervoer over de weg, exclusief brom- en motorfietsen, met maximaal negen zitplaatsen (met inbegrip van de bestuurdersplaats).

Hieronder vallen:
a) personenauto's
b) bestelwagens ontworpen voor en voornamelijk gebruikt voor het vervoer van reizigers
c) taxi's
d) huurauto's
e) ziekenwagens
f) campers.
Lichte wegvoertuigen voor goederenvervoer over de weg, touringcars, autobussen en minibussen vallen hier niet onder.
Het begrip personenauto omvat ook taxi's en huurauto's met minder dan tien zitplaatsen. Vanaf 1 mei 2009 worden campers gekentekend als personenauto of als bus afhankelijk van het aantal zitplaatsen. Vóór die datum zijn campers geregistreerd als speciale voertuigen.
Personenauto's particulieren
Personenauto's in bezit bij natuurlijke personen (particulieren). Dit cijfer is exclusief de personenauto's op naam van bedrijven. Hierdoor wordt de vertekening opgeheven die ontstaat door de concentratie van (lease)bedrijven in enkele regio's.
Personenauto's particulieren, relatief
Personenauto's particulieren per duizend inwoners.

Personenauto's particulieren:
Personenauto's in bezit bij natuurlijke personen (particulieren). Dit cijfer is exclusief de personenauto's op naam van bedrijven. Hierdoor wordt de vertekening opgeheven die ontstaat door de concentratie van (lease)bedrijven in enkele regio's.
Bedrijfsmotorvoertuigen
Motorvoertuig ingericht voor het vervoer van goederen of personen, voor het uitvoeren van bijzondere doeleinden of voor het trekken van opleggers.

Hieronder vallen bestelauto's, vrachtauto's, trekkers, speciale voertuigen en bussen.
Aanhangwagens en opleggers vallen hier niet onder.
Motorfietsen
Voertuig voor het wegverkeer op twee, drie of vier wielen met een onbeladen gewicht van maximaal 400 kg. Dergelijke motorvoertuigen met een cilinderinhoud van meer dan 50 cm³ vallen hieronder, alsook motorvoertuigen met een cilinderinhoud van minder dan 50 cm³ die niet aan de definitie van bromfiets beantwoorden.
Motorfietsen, relatief
Motorfietsen per duizend inwoners.

Motorfiets:
Voertuig voor het wegverkeer op twee, drie of vier wielen met een onbeladen gewicht van maximaal 400 kg. Dergelijke motorvoertuigen met een cilinderinhoud van meer dan 50 cm³ vallen hieronder, alsook motorvoertuigen met een cilinderinhoud van minder dan 50 cm³ die niet aan de definitie van bromfiets beantwoorden.
Voertuigen met bromfietskenteken
Voertuigen met een Nederlands bromfietskenteken.

Het totaal van alle snorfietsen, bromfietsen, brommobielen en overige voertuigen met bromfietskenteken (zoals bromfiets-quads, bakbromfietsen en 3-wielige brommers).
Exclusief gehandicapten-voertuigen.
Voertuigen met bromfietskenteken (%)
Voertuigen met een Nederlands bromfietskenteken per duizend inwoners.

Voertuigen met een Nederlands bromfietskenteken:
Het totaal van alle snorfietsen, bromfietsen, brommobielen en overige voertuigen met bromfietskenteken (zoals bromfiets-quads, bakbromfietsen en 3-wielige brommers).
Exclusief gehandicapten-voertuigen.
Nabijheid voorzieningen
- De gemiddelde afstanden voor de inwoners van Nederland van hun woonadres naar de dichtstbijzijnde voorzieningen (bijvoorbeeld school, huisarts of bibliotheek);
- Het aantal voorzieningen dat zich binnen een bepaalde afstand van het woonadres bevindt. Deze gegevens zijn berekend als gemiddelde over alle personen van het gebied.

Voorziening
Een locatie (pand, ruimte, terrein of plek) die bezocht kan worden door personen.

Afstand
De gemiddelde afstand van alle inwoners in een gebied tot de dichtstbijzijnde voorziening, berekend over de (verharde) autoweg.

Inwoner
Persoon behorende tot de bevolking van een bepaald gebied.

Waarnemingsmethode
De afstand tot het (dichtstbijzijnde) bezoekadres van een voorziening wordt per bewoond adres berekend over de verharde (auto)weg. Om de berekeningen te vereenvoudigen wordt de afstand niet exact van het woonadres tot aan het adres van de voorziening berekend, maar wordt elk adres op het dichtstbijzijnde projectiepunt in de eigen straat geprojecteerd. Deze projectiepunten liggen vanaf 2018 om de 100 meter op het wegennetwerk. (Voor 2018 lagen deze projectpunten om de 25 meter op het wegennetwerk.) Als afstand tussen het adres en de voorziening wordt de afstand via de weg tussen de twee geprojecteerde adressen op het wegennetwerk gehanteerd. Verbindingen via het buitenland worden niet meegenomen.

Hierbij wordt rekening gehouden met ongelijkvloerse kruisingen en veerponten. Ook is rekening gehouden met eenrichtingsverkeer op Rijks- en Provinciewegen en in toenemende mate met eenrichtingsverkeer op overige wegen, voor zover door gemeenten aangegeven in het Nationaal Wegen Bestand. Bij de overgang naar nieuwe software zijn de rijrichtingen als restrictie bij het bepalen van de routes voor de verslagjaren 2018 t/m 2021 niet meegenomen. Vanaf verslagjaar 2022 zijn de rijrichtingen (weer) meegenomen in de berekeningen en daarmee afstanden van adressen naar de (dichtstbijzijnde) voorzieningen.

De gemiddelde afstand per gebied tot een voorziening wordt berekend door het gemiddelde te nemen van de berekende afstand van alle adressen in dat gebied. Daarbij wordt het aantal bewoners van elk adres gebruikt als weegfactor, zodat een dichtbevolkte straat zwaarder meetelt in het gemiddelde voor het gebied. De dichtstbijzijnde voorziening hoeft daarbij niet binnen ditzelfde gebied te liggen.

Het gemiddeld aantal voorzieningen binnen een vaste afstand per gebied wordt berekend door het gemiddelde te nemen van de berekende aantallen voorzieningen per persoon, voor alle personen in dat gebied. Hoe meer voorzieningen aanwezig zijn binnen de vaste afstand, des te meer keuze de inwoners van het gebied voor deze voorziening hebben. De vaste afstanden zijn bepaald op 1, 3, 5, 10, 20 of 50 kilometer. Afhankelijk van de dichtheid van voorzieningen worden hieruit de meest relevante afstand gekozen voor publicatie in de tabel.


Gezondheid
Afstand tot huisartsenpraktijk
De gemiddelde afstand berekend over de weg van alle inwoners in een gebied tot de dichtstbijzijnde huisartsenpraktijk.
Een huisartsenpraktijk is een pand of ruimte waarin een of meer huisartsen (samen) werken.
Aantal huisartsenpraktijken binnen 3 km
Het gemiddeld aantal huisartsenpraktijken binnen 3 km over de weg voor alle inwoners van een gebied.
Een huisartsenpraktijk is een pand of ruimte waarin een of meer huisartsen (samen) werken.
Afstand tot huisartsenpost
De gemiddelde afstand berekend over de weg van alle inwoners in een gebied tot de dichtstbijzijnde huisartsenpost.

Een huisartsenpost is een plaats waar huisartsen uit de regio de avond-, nacht- en weekenddiensten verzorgen. Voor een aantal huisartsenposten geldt een wisseldienst.

Tot en met 2012 werd de afstand van een woonadres tot een van de huisartsenposten in een cluster van wisseldiensten bepaald als het gemiddelde van de afstanden tot alle huisartsenposten binnen dat cluster.
Vanaf 2013 is geen informatie meer beschikbaar over wisseldiensten. De afstand is dan bepaald van het woonadres tot de dichtstbijzijnde huisartsenpost, ongeacht eventuele wisseldiensten.
Afstand tot ziekenhuis
De gemiddelde afstand berekend over de weg van alle inwoners in een gebied tot het dichtstbijzijnde ziekenhuis.

Een ziekenhuis is een instelling voor onderzoek, behandeling en verpleging van zieken. Er kunnen patiënten voor meer dan 24 uur opgenomen worden en er kunnen grote operaties worden uitgevoerd.

Buitenpoliklinieken blijven hier buiten beschouwing. Onder een buitenpolikliniek wordt een locatie van een ziekenhuis verstaan waar niet bedlegerige patiënten worden behandeld of gecontroleerd. Patiënten worden er niet voor meer dan 24 uur opgenomen en er worden geen grote operaties uitgevoerd.
Aantal ziekenhuizen binnen 20 km
Het gemiddeld aantal ziekenhuizen binnen 20 km over de weg voor alle inwoners van een gebied.

Een ziekenhuis is een instelling voor onderzoek, behandeling en verpleging van zieken. Er kunnen patiënten voor meer dan 24 uur opgenomen worden en er kunnen grote operaties worden uitgevoerd.

Buitenpoliklinieken blijven hier buiten beschouwing. Onder een buitenpolikliniek wordt een locatie van een ziekenhuis verstaan waar niet bedlegerige patiënten worden behandeld of gecontroleerd. Patiënten worden er niet voor meer dan 24 uur opgenomen en er worden geen grote operaties uitgevoerd.
Kinderopvang
Afstand tot kinderdagverblijf
De gemiddelde afstand berekend over de weg van alle inwoners in een gebied tot het dichtstbijzijnde kinderdagverblijf.

Een kinderdagverblijf is een plaats waar kinderen van 0 tot 4 jaar gedurende één of meer dagdelen per week het hele jaar door worden opgevangen. Er kan voor meer dan 5 uur per dag van het kinderdagverblijf gebruik gemaakt worden en voor maximaal 10 dagdelen per week.
Aantal kinderdagverblijven binnen 3 km
Het gemiddeld aantal kinderdagverblijven binnen 3 km over de weg voor alle inwoners van een gebied.

Een kinderdagverblijf is een plaats waar kinderen van 0 tot 4 jaar gedurende één of meer dagdelen per week het hele jaar door worden opgevangen. Er kan voor meer dan 5 uur per dag van het kinderdagverblijf gebruik gemaakt worden en voor maximaal 10 dagdelen per week.
Onderwijs
Afstand tot school basisonderwijs
De gemiddelde afstand berekend over de weg van alle inwoners in een gebied tot de dichtstbijzijnde school voor basisonderwijs.

Het basisonderwijs omvat alleen de basisscholen zoals bekend bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Het speciaal basisonderwijs en de speciale scholen zijn niet meegenomen.

Voor de cijfers over onderwijs is met ingang van verslagjaar 2018 een nieuwe methode gebruikt: in de huidige methodiek wordt voor de scholen in het reguliere basisonderwijs gebruik gemaakt van bestanden van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Hierdoor kunnen de cijfers vanaf 2018 licht afwijken van de voorgaande jaren.

De cijfers gelden voor januari van het betreffende schooljaar.
Aantal basisonderwijsscholen binnen 3 km
Het gemiddeld aantal scholen (vestigingen) voor basisonderwijs binnen 3 km over de weg voor alle inwoners van een gebied.

Het basisonderwijs omvat alleen de basisscholen zoals bekend bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Het speciaal basisonderwijs en de speciale scholen zijn niet meegenomen.

Voor de cijfers over onderwijs is met ingang van verslagjaar 2018 een nieuwe methode gebruikt: in de huidige methodiek wordt voor de scholen in het reguliere basisonderwijs gebruik gemaakt van bestanden van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Hierdoor kunnen de cijfers vanaf 2018 licht afwijken van de voorgaande jaren.

De cijfers gelden voor januari van het betreffende schooljaar.
Afstand tot school vmbo
De gemiddelde afstand berekend over de weg van alle inwoners in een gebied tot de dichtstbijzijnde school (vestiging) voor voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs waar leerlingen door de overheid bekostigd voltijd onderwijs kunnen volgen.

De cijfers gelden voor januari van het betreffende schooljaar.
Aantal scholen vmbo binnen 5 km
Het gemiddeld aantal scholen voor voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs binnen 5 km over de weg voor alle inwoners van een gebied.
Het betreft het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs waar leerlingen door de overheid bekostigd voltijd onderwijs kunnen volgen.

De cijfers gelden voor januari van het betreffende schooljaar.
Afstand tot school havo/vwo
De gemiddelde afstand berekend over de weg van alle inwoners in een gebied tot de dichtstbijzijnde school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs waar leerlingen door de overheid bekostigd onderwijs kunnen volgen.

De cijfers gelden voor januari van het betreffende schooljaar.
Aantal scholen havo/vwo binnen 5 km
Het gemiddeld aantal scholen voor hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs binnen 5 km over de weg voor alle inwoners van een gebied.
Het betreft het hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs waar leerlingen door de overheid bekostigd onderwijs kunnen volgen.

De cijfers gelden voor januari van het betreffende schooljaar.
Detailhandel
Afstand tot grote supermarkt
De gemiddelde afstand berekend over de weg van alle inwoners in een gebied tot de dichtstbijzijnde grote supermarkt.

Een grote supermarkt is een winkel met verschillende soorten dagelijkse artikelen en met een minimale oppervlakte van 150 m2.
Aantal grote supermarkten binnen 3 km
Het gemiddeld aantal grote supermarkten binnen 3 km over de weg voor alle inwoners van een gebied.

Een grote supermarkt is een winkel met verschillende soorten dagelijkse artikelen en met een minimale oppervlakte van 150 m2.
Horeca
Afstand tot restaurant
Restaurant, café-restaurant en afhaal/thuisbezorging.

De gemiddelde afstand berekend over de weg van alle inwoners in een gebied tot het dichtstbijzijnde restaurant.
Aantal restaurants binnen 3 km
Restaurant, café-restaurant en afhaal/thuisbezorging.

Het gemiddeld aantal restaurants binnen 3 km over de weg voor alle inwoners van een gebied.
Vrije tijd en cultuur
Afstand tot bibliotheek
De gemiddelde afstand van alle inwoners in een gebied tot de dichtstbijzijnde bibliotheek, berekend over de weg.

Bibliotheken, hun vestigingen en servicepunten. De miniservicepunten, zelfbedieningsbibliotheken en de bibliobussen zijn niet opgenomen.

Een vestiging voldoet aan de volgende criteria: minimaal 15 uur per week open, digitale toegang tot de gehele collectie en activiteitenaanbod, vraagbemiddeling, culturele/literaire activiteiten, aanbod voor scholieren/instellingen passend bij de keuzes die gemaakt zijn in het spreidings- en- marketingbeleid en studiemogelijkheden.

Een servicepunt biedt minimaal het volgende dienstverleningsniveau: is minimaal 4 uur per week open, biedt digitale toegang tot het totale activiteitenaanbod en voorziet in vraagbemiddeling (zowel persoonlijk als via internet).

Afstand tot bioscoop
De gemiddelde afstand berekend over de weg van alle inwoners in een gebied tot de dichtstbijzijnde bioscoop.
Aantal bioscopen binnen 10 km
Het gemiddeld aantal bioscopen binnen 10 km over de weg voor alle inwoners van een gebied.
Afstand tot zwembad
De gemiddelde afstand berekend over de weg van alle inwoners in een gebied tot het dichtstbijzijnde zwembad.
Verkeer en vervoer
Afstand tot oprit hoofdverkeersweg
Toegang tot een rijks- of provinciale weg.
Als uitgangspunt voor de opritten is het Nationale Wegenbestand (een product van Adviesdienst Verkeer en Vervoer van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu) gebruikt.

De gemiddelde afstand van alle inwoners in een gebied tot de dichtstbijzijnde oprit van een rijks- of provinciale weg, berekend over de weg.
Afstand tot treinstation
De gemiddelde afstand berekend over de weg van alle inwoners in een gebied tot het dichtstbijzijnde treinstation.
Lokalisering
De rubriek 'Lokalisering' bevat de namen en coderingen van een aantal door het CBS onderhouden gebiedsindelingen. Deze indelingen zijn ook opgenomen in de StatLinepublicaties Gebieden in Nederland.

Hiermee kan een gebruiker zelf overzichten maken. Zo kunnen door het samentellen van gemeentelijke cijfers over het aantal personenauto's of eenpersoonshuishoudens uitkomsten worden verkregen voor veiligheidsregio's.
Ook kan zo bijvoorbeeld het aantal banen per arbeidsmarktregio worden berekend.

Optellen van gemeentelijke cijfers tot totalen voor een bepaald gebied is echter niet altijd mogelijk. Voor sommige onderwerpen ontbreken bij een aantal gemeenten cijfers om redenen van statistische betrouwbaarheid, geheimhouding of niet aanwezig zijn van gegevens in het basismateriaal (non-respons).
Gemeenten
Aantal gemeenten per gekozen regio.
Geeft een overzicht van de dynamiek als gevolg van gemeentelijke herindelingen. Bijvoorbeeld de provincie Zuid-Holland bestaat in 1995 uit 95 en in 2005 uit 86 gemeenten.
Wijken
Aantal wijken per gekozen regio.
Een wijk is een onderdeel van een gemeente waarin een bepaalde vorm van bodemgebruik of bebouwing overheerst. Bijvoorbeeld: industriegebied, woongebied met hoogbouw of laagbouw. Een wijk bestaat uit een of meer buurten. De gemeente bepaalt zelf de indeling in wijken en buurten. Het CBS coördineert landelijk deze indeling.
Buurten
Aantal buurten per gekozen regio.
Een buurt is een onderdeel van een gemeente, dat afgebakend is vanuit bebouwingsoogpunt of sociaal-economische structuur. Wijken zijn optellingen van een of meer buurten. De gemeente bepaalt zelf de indeling in wijken en buurten. Het CBS coördineert landelijk deze indeling.
Koppelvariabele regio (code)
Vergemakkelijkt het koppelen met andere tabellen.