Ruim 140 duizend samenwonende volwassen kinderen met ouders op leeftijd

In 2013 zijn er 144 duizend huishoudens waarin een of meer volwassen kinderen samenwonen met een of beide ouders van 65 jaar of ouder. Samen een woning delen kan worden gezien als de uiterste vorm van zorgen voor elkaar. De meerderheid woont al lange tijd samen. Verder gaat het veel vaker om een zoon dan een dochter die de woning deelt met ouders en ligt het aandeel arbeidsongeschikten iets hoger dan gemiddeld.

Meestal met één volwassen kind

Van de 144 duizend gedeelde huishoudens gaat het in bijna 38 duizend gevallen om beide ouders van 65 jaar en ouder. Dat betekent dat er in totaal 182 duizend ouders in de AOW-gerechtigde leeftijd bij één of meer volwassen kinderen in één huis wonen. In 9 van de 10 gevallen betreft het één volwassen kind.

Er zijn ruim 80 duizend huishoudens waar de inwonende oudste ouder tussen de 65 en 75 jaar is. Verder gaat het 40 duizend keer om een 75- tot 85-jarige ouder en 20 duizend keer om een 85- tot 95-jarige. Ten slotte delen iets meer dan 2 duizend 95-plussers het huishouden met één of meer volwassen kinderen.

Leeftijd oudste ouder onder woningdelende volwassen kinderen met ouders (65-plus), 2013

Leeftijd oudste ouder onder woningdelende volwassen kinderen met ouders (65-plus), 2013

Meeste wonen al lange tijd samen

De meerderheid (79 duizend, 55 procent) deelt al minimaal 18 jaar één huis. Zij woonden al aan het begin van de Gemeentelijke Basisadministratie (1 januari 1995) samen. De andere huishoudens ontstonden later. Vaak trokken ze samen in één huis, 28 procent (40 duizend). Slechts in 9 procent van de gevallen trokken ouders bij het kind in, meestal op latere leeftijd. Bij 7 procent verhuisde het kind naar het ouderlijk huis. Uit eerder onderzoek blijkt dat dit vaak tijdelijk is, bijvoorbeeld na een echtscheiding.

Woningdelende volwassen kinderen en ouders (65-plus) naar onstaanssituatie, 2013

Woningdelende volwassen kinderen en ouders (65-plus) naar onstaanssituatie, 2013

Veel vaker zonen dan dochters

Ongeveer twee derde van de kinderen die samenwonen met ouders op leeftijd is een man. Het is mogelijk dat deze zonen niet hun ouders in huis hebben genomen maar dat zij zelf nooit uit huis zijn gegaan. Zeker voor de jongste leeftijdsgroep zal dit gelden. Eerder CBS-onderzoek toont aan dat meisjes eerder op zichzelf gaan wonen dan jongens.

Verdeling naar geslacht van kinderen die samenwonen met ouders (65-plus), 2013

Verdeling naar geslacht van kinderen die samenwonen met ouders (65-plus), 2013

Relatief meer arbeidsongeschikt

Van de volwassen kinderen die met hun eigen ouder(s) een huis delen is ruim de helft werkzaam, maar toch ligt dit aandeel lager dan gemiddeld. Ze hebben in plaats daarvan iets vaker dan gemiddeld een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Hier kan gedacht worden aan gehandicapte volwassenen kinderen die vanwege hun zorgbehoefte (nog) thuis wonen. Daarnaast is een deel van de kinderen in de leeftijdsgroep 60 tot 70 jaar zelf ook gestopt met werken en ontvangt net als de ouder(s) AOW.

Woningdelende volwassen kinderen met ouders (65-plus) naar sociaal-economische categorie, 2013

Woningdelende volwassen kinderen met ouders (65-plus) naar sociaal-economische categorie, 2013

Woningdelen relatief vaak in Limburg

In Limburg komt woningdelen van ouders op leeftijd met volwassen kinderen wat meer voor dan in andere provincies. Gerelateerd aan het aantal inwoners van 18 tot 70 jaar in die provincie gaat het om 1,6 procent. In Flevoland ligt het aandeel het laagst, 0,9 procent.

Woningdelende volwassen kinderen met ouders (65-plus) naar provincie, 2013

Woningdelende volwassen kinderen met ouders (65-plus) naar provincie, 2013

Ingeborg Deerenberg en Ruben van Gaalen

Bronnen: