De Conjunctuurklok: voorlopende, gelijklopende en achterlopende indicatoren

Sinds 2005 berekent het CBS met de Conjunctuurklok het actuele conjunctuurbeeld voor Nederland. Dit gebeurt aan de hand van 15 indicatoren. Verder wordt de individuele ontwikkeling van deze indicatoren gepubliceerd in het Conjunctuurdashboard. Hierin zijn de indicatoren onderverdeeld in drie macro-economische clusters, namelijk vertrouwensindicatoren, economische indicatoren en arbeidsmarktindicatoren.

Voor conjunctuuranalyse is het ook relevant om te weten hoe de 15 indicatoren elkaar in de tijd volgen. Dit wordt conjunctuurfasering genoemd. De 15 indicatoren kunnen dan ingedeeld worden als voorlopend, gelijklopend of achterlopend op de conjuncturele op- en neergang van de macro-economische activiteit. De voorloop, gelijkloop of achterloop voor elke indicator is vastgesteld door ze te correleren met de Conjunctuurklokindicator (zie Box 1). Deze indicator is het ongewogen rekenkundige gemiddelde van de vijftien indicatoren.

De relevantie van conjunctuurfasering in de macro-economische actualiteit

In de regel laten de voorlopende indicatoren als eerste zien welke kant het opgaat met de macro-economische activiteit op middellange termijn. Daarom kan het belangrijk zijn om in de Conjunctuurklok in eerste instantie naar deze groep indicatoren te kijken. Normaal gesproken komen ze gemiddeld zes maanden eerder in een volgende fase dan de met de conjunctuur gelijklopende indicatoren. In totaal zijn er 5 voorlopende indicatoren, waarvan 4 vertrouwensindicatoren. Dat is logisch omdat vertrouwen in de economie als een stemmingsfactor zich sneller aanpast aan de conjunctuur dan economische of arbeidsmarktindicatoren die een fysiek karakter hebben (productie, werkloosheid, consumptie, uitvoer, faillissementen, enz.). De 5e voorlopende indicator betreft de uitzenduren. Vanwege het tijdelijke karakter kan de uitzendwerkgelegenheid eveneens snel aan de conjuncturele omstandigheden worden aangepast.

Gelijklopende indicatoren zijn indicatoren die in de tijd gezien nog het nauwst samenhangen met de op- en neergang van de macro-economische activiteit. In de Conjunctuurklok zijn er in totaal 7 gelijklopende indicatoren, waaronder 6 economische indicatoren en 1 arbeidsmarktindicator (faillissementen). Voor de Conjunctuurklok zijn de gelijklopende indicatoren zeer belangrijk omdat ze veelal de benodigde harde informatie verschaffen om in de actualiteit betrouwbaar het conjunctuurbeeld voor Nederland te kunnen bepalen.

Ten slotte is er nog een derde groep, de achterlopende indicatoren. In de Conjunctuurklok geven de achterlopende indicatoren een tweede bevestiging dat de conjunctuur zich in een volgende fase bevindt of is geraakt. Dat de 3 achterlopende indicatoren allemaal arbeidsmarktindicatoren zijn, is niet toevallig. Het betreft het arbeidsvolume, de vacaturestand en de werkloosheid. Door strenge arbeidswetgeving duurt het even voordat de relatief starre arbeidsmarkt zich kan aanpassen aan een conjuncturele verandering. Ten opzichte van de twee andere groepen verloopt de ontwikkeling van de achterlopende indicatoren het meest rustig. Juist hierom, vanwege hun rustige verloop, zijn ze in de Conjunctuurklok opgenomen. Als ze eenmaal beginnen te veranderen dan hoeft er geen twijfel meer te bestaan over het conjunctuurpad (zie Box 2).

De Conjunctuurklokindicator geeft in één cijfer weer wat de conjunctuurstand is. De voorlopende indicatoren hebben dit dan al gemiddeld zes maanden eerder aangegeven. Ze moeten vooral worden beschouwd als snelle conjunctuurindicatoren. Maar het zijn de gelijklopende indicatoren waarmee een conjuncturele verandering in werkelijkheid getraceerd moet worden. De rol van de achterlopende indicatoren is om vooral de duurzaamheid van een conjuncturele verandering te bevestigen. Het conjunctuurpad verloopt namelijk niet constant, maar variabel.

Groep voorlopende, gelijklopende en achterlopende conjunctuurindicatorenGroep voorlopende, gelijklopende en achterlopende conjunctuurindicatoren

Fasering Conjunctuurklokindicatoren

Fasering Conjunctuurklokindicatoren

Box 1 Voorloop, gelijkloop en achterloop in de Conjunctuurklok

De mate waarin de 15 klokindicatoren voorlopen, gelijklopen of achterlopen ten opzichte van de Conjunctuurklokindicator is met kruiscorrelatie berekend over de periode 1990-2008 (Figuur 1).  Vergeleken met de Conjunctuurklokindicator veranderen de voorlopende indicatoren gemiddeld zes maanden eerder bij een optimale correlatie van 0,82. De gelijklopende indicatoren lopen gemiddeld een maand achter bij een optimale correlatie van 0,95 met de Conjunctuurklokindicator. De achterlopende indicatoren veranderen gemiddeld met acht maanden vertraging bij een optimale correlatie van 0,92 met de Conjunctuurklokindicator. Hoewel de conjunctuurfasering wordt gemeten over de hele periode is het in de Conjunctuurklok vooral relevant wanneer de conjunctuur van fase verandert. In de Conjunctuurklok zijn de vier conjunctuurfasen afgebeeld in een diagram met vier kwadranten. In het gele kwadrant is er sprake van conjunctureel herstel; in het groene kwadrant hoogconjunctuur; in het oranje kwadrant conjuncturele neergang staat; en ten slotte in het rode kwadrant laagconjunctuur. In de Conjunctuurklok moet vooral gelet worden op hoe de voorlopende, gelijklopende en de achterlopende indicatoren als groep zich faseren.

Box 2 De rol van achterlopende indicatoren

Dat achterlopende indicatoren bijzonder waardevolle conjuncturele informatie kunnen ontsluiten, kan blijken uit hun beloop in de jaren 1997-1998. In die jaren stagneerde het economische herstel zoals naar voren komt in het afgevlakte verloop van de gelijklopende (economische) indicatoren. Dit hing samen met de financiële crisis in Azië. Een grotere impact had deze crisis op de voorlopende indicatoren gelet op de terugloop. Op het verloop van de achterlopende arbeidsmarktindicatoren had de crisis geen effect. Integendeel, de conjuncturele verbetering hield aan en hoogst ongebruikelijk gingen ze zelfs nog geruime tijd voorlopen. Kennelijk was het conjuncturele herstel krachtig genoeg om dynamiek op de arbeidsmarkt te veroorzaken. Meer werkgelegenheid en minder werkloosheid waren in die jaren dus gunstig voor het conjunctuurpad.
Een ander voorbeeld van de relevantie van achterlopende indicatoren blijkt uit de jaren 2004-2005. Met de tijdelijke terugloop van de voorlopende en gelijklopende indicatoren ging toen samen een vlak beloop van de achterlopende indicatoren. De tweede, benodigde bevestiging van het conjuncturele herstel bleef uit. Het conjunctuurpad was toen niet krachtig genoeg om tot dynamiek op de arbeidsmarkt te leiden. In de tweede helft van 2005 verbeterden de voorlopende en gelijklopende indicatoren. De achterlopende indicatoren volgden met de gebruikelijke vertraging waardoor het  herstel van het conjunctuurpad boven elke twijfel werd verheven.

Roberto Wekker