Ouders en kinderen apart

Rond 1900 woonden zeven op de tien Nederlanders in een woning met drie of minder vertrekken. De overbevolking in de woningen was groot. Dat was een ongezonde, maar ook een immorele situatie. De ‘overvulling’ van woningen werd zelfs één van de kwesties in het beschavingsdebat. Het ging hierbij om het ongewenste samenslapen van adolescente broers en zussen (12 jaar en ouder), dat rond 1910 in veel grote gemeenten voorkwam. Het was mede dankzij dit soort moreel ongewenste situaties dat nieuwe woonstandaarden werden geformuleerd, zoals het ‘gesloten gezin’.