Vooral minder mensen met een laag inkomen lid van vereniging
| Jaar | Lid van een of meer verenigingen (% mensen van 15 jaar of ouder) |
|---|---|
| 2012 | 70,4 |
| 2013 | 70,3 |
| 2014 | 69,6 |
| 2015 | 67,2 |
| 2016 | 68,0 |
| 2017 | Geen cijfers beschikbaar |
| 2018 | 67,2 |
| 2019 | 66,7 |
| 2020 | 65,6 |
| 2021 | 66,4 |
| 2022 | 66,6 |
| 2023 | 62,5 |
| 2024 | 62,2 |
| 1)Voor 2017 zijn geen cijfers beschikbaar | |
Het aandeel mensen dat lid is van een of meerdere verenigingen is de afgelopen tien jaar geleidelijk gedaald. In 2024 waren 9,3 miljoen mensen lid van een of meer verenigingen. In 2012 waren dat er nog bijna 9,5 miljoen.
Mensen met lage inkomens minder vaak lid
Vooral mensen met lage inkomens zijn minder vaak lid van een vereniging. In 2024 is 41 procent van de mensen uit de laagste inkomensgroep lid van ten minste een vereniging, in 2012 was dat nog iets meer dan de helft. Bij mensen in de hoogste inkomensgroep is de daling minder groot, van 81 procent in 2012 naar 75 procent in 2024.
Mensen met een buitenlandse herkomst zijn minder vaak lid van een vereniging dan mensen met een Nederlandse herkomst. Gemiddeld 43 procent van de mensen met een buitenlandse herkomst is in 2024 lid van een vereniging, in 2012 was dat nog 59 procent. Bij mensen met een Nederlandse herkomst is dat verschil veel minder groot, van 73 procent in 2012 naar 69 procent in 2024.
| Persoonskenmerk | 2024 (% lid van ten minste een vereniging) | 2012 (% lid van ten minste een vereniging) |
|---|---|---|
| HuishoudensInkomen1) | ||
| Laagste 25%-inkomensgroep | 41,5 | 55,3 |
| 2e 25%-inkomensgroep | 57,4 | 65,4 |
| 3e 25%-inkomensgroep | 66,8 | 74,5 |
| Hoogste 25%-inkomensgroep | 75,1 | 81,2 |
| Geboren in | ||
| Nederland, net als beide ouders | 69,4 | 73,5 |
| Nederland, een of beide ouders in Europees land (excl. Nederland) | 63,6 | 75,5 |
| Nederland, een of beide ouders in land buiten Europa | 48,6 | 60,5 |
| Europees land (excl. Nederland) | 41,1 | 60,0 |
| Land buiten Europa | 36,1 | 51,0 |
| 1) Gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen | ||
Grootste daling bij natuur- en milieuorganisaties
Mensen zijn vooral minder vaak lid van natuur- en milieuorganisaties en vakbonden, vergeleken met 2012. Van alle 15-plussers is 18 procent lid van een natuur- en milieuorganisatie. In 2012 was dat ongeveer 22 procent. Vooral de laatste twee jaar hebben meer mensen hun lidmaatschap opgezegd. 11 procent van alle mensen van 15 jaar of ouder is lid van een vakbond, in 2012 was dat nog 15 procent. Met 34 procent tellen sportverenigingen (van alle verenigingen) nog altijd de meeste leden.
| 2024 (% mensen van 15 jaar of ouder) | 2012 (% mensen van 15 jaar of ouder) | |
|---|---|---|
| Sportvereniging | 34,2 | 35,9 |
| Natuur- en milieuorganisatie | 18,1 | 22,3 |
| Vakbond | 11,3 | 15,5 |
| Gezelligheidsvereniging | 10,0 | 13,5 |
| Beroepsorganisatie | 6,1 | 6,7 |
| Hobbyvereniging | 6,0 | 7,8 |
| Culturele vereniging | 5,5 | 7,2 |
| Patientenvereniging | 5,0 | 5,7 |
| Politieke partij | 4,2 | 4,0 |
| Jeugdorganisatie | 1,8 | 1,8 |
| Andere vereniging | 9,7 | 10,6 |
Bronnen
- Publicatie - Het verenigingsleven; ontwikkelingen in lidmaatschap en deelname
- StatLine - Sociale contacten en maatschappelijke participatie