Milieubelastingen en -heffingen
Milieubelastingen gaan naar de algemene middelen van de centrale en lokale overheden. Milieuheffingen zijn voor het betalen van specifieke milieudoeleinden. De belastingen en heffingen zijn gekoppeld aan een aantal milieugerelateerde activiteiten die in vier groepen zijn opgedeeld: energiegebruik, bezit en gebruik van vervoersmiddelen, vervuilende activiteiten en grondstoffengebruik.
- Onder energiegerelateerde (en uitstootgerelateerde) belastingen vallen de energiebelasting (op aardgas en elektriciteit), opslag duurzame energie, accijns op brandstoffen (benzine en overige minerale oliën), emissierechten, voorraadheffing olieproducten, en brandstoffenbelasting.
- Vervoersgerelateerde belastingen omvatten de belasting op personenauto’s en motorrijwielen (bpm), motorrijtuigenbelasting en vliegbelasting.
- Belastingen en heffingen op vervuilende activiteiten zijn de waterverontreinigingsheffing, rioolrechten, reinigingsrechten, afvalstoffenbelasting, verpakkingenbelasting en afvalbeheersbijdrage, geluidsheffing burgerluchtvaart, mineralenheffingen, grondwaterheffing en nazorgheffing stortplaatsen.
- Belastingen op grondstoffengebruik komen minder voor, en omvat hier alleen de leidingwater/grondwaterbelastingen.
De vermindering op de energiebelasting (belastingvermindering per elektriciteitsaansluiting) wordt in de nationale rekeningen niet beschouwd als een belastingitem, maar is wel apart opgenomen in de tabel Milieubelastingen en -heffingen, omdat deze tabel uitgaat van daadwerkelijk betaalde (netto) bedragen.
In het artikel zijn verschillende beleidsmaatregelen om de energiekosten te verminderen via de energierekening niet meegenomen. Het energieprijsplafond (2023) had betrekking op de leveringstarieven zelf, exclusief de belastingen. Het Tijdelijk Noodfonds Energie (2024) was een inkomensafhankelijke bijdrage.
De cijfers (lopende prijzen) over de milieubelastingen en -heffingen zijn gereviseerd en beschikbaar tot en met 2024.