Sociale huurwoningen, vrijesectorwoningen, middenhuurwoningen en maximale huurstijging

Onder meer de netto-huurprijs bij aanvang van het huurcontract bepaalt in welke huursector de woning valt. Als deze huur boven de zogenoemde liberalisatiegrens ligt, dan geldt dat de woning als vrijesectorwoning beschouwd wordt. 

Ligt de huurprijs bij aanvang van het huurcontract onder of op de liberalisatiegrens, geldt vanaf 1 juli 2024 dat het om een sociale huurwoning of om een middenhuurwoning gaat. 

Ligt de huurprijs bij aanvang van het contract vanaf 1 juli 2024 onder of op de middenhuurgrens, dan betreft het een sociale huurwoning. 

Ligt de huurprijs bij aanvang van het contract onder of op de liberalisatiegrens, maar boven de middenhuurgrens, dan betreft dit een middenhuurwoning. 

Vóór 1 juli 2024 was er alleen sprake van een liberalisatiegrens, huurwoningen met een huurprijs bij aanvang van het contract onder of op deze grens (geldend bij de start van het huurcontract) werden als sociale huurwoning beschouwd. 

Alle woningen met een huur hierboven golden (en gelden) als vrijesectorwoning. 

Voor meer gedetailleerde informatie over de verschillende huursectoren zie: Rijksoverheid.nl.

In de cijfers over huurstijging naar type huursector zijn in dit nieuwsbericht middenhuurwoningen buiten beschouwing gehouden.

De maximaal toegestane huurverhoging is afhankelijk van het huurprijssegment (sociale, vrijesector- of middenhuur) en de hoogte van het inkomen van de huurder. 

Bij sociale huurwoningen is de maximale stijging 5 procent (vanaf 1 juli 2025). Verhuurders kunnen er ook voor kiezen inkomensafhankelijke hogere huurverhogingen door te voeren.

Voor vrijesectorwoningen is de maximale huurverhoging van 1 januari 2025 tot 1 januari 2026 4,1 procent.