Bank- en spaartegoeden sterk toegenomen

stapel geld
© Hollandse Hoogte / Rob Engelaar
Begin 2021 hadden Nederlandse huishoudens in totaal 362 miljard euro aan bank- en spaartegoeden. Dat is 32 miljard euro meer dan een jaar eerder. Sinds het uitbreken van de coronacrisis sparen mensen meer dan daarvoor. Tussen 2019 en 2020 bedroeg de toename 16 miljard euro, de jaren daarvoor namen de spaartegoeden minder hard toe. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.

Bank- en spaartegoeden van huishoudens, 1 januari
JaarBank- en spaartegoeden (mld euro)
2012282,4
2013287,5
2014287,9
2015295,1
2016296,5
2017302,3
2018308,1
2019314,0
2020329,9
2021*361,8
* voorlopige cijfers

Minder huishoudens met weinig spaartegoeden, meer met minstens een ton

In 2021 had een huishouden gemiddeld 46,3 duizend euro aan bank- en spaartegoeden. De doorsnee waarde was met 18,2 duizend euro een stuk lager. De helft van de huishoudens had dus minder, en de andere helft meer bank- en spaartegoeden dan dat bedrag. Bijna 1,6 miljoen huishoudens (20 procent) hadden begin 2021 bank- en spaartegoeden van maximaal 2,5 duizend euro; ruim 290 duizend huishoudens minder dan een jaar eerder. 

Ruim 1 op de 10 huishoudens had begin 2021 minimaal een ton aan bank- en spaartegoeden. Dat zijn 877 duizend huishoudens, ruim 100 duizend meer dan een jaar eerder. Sinds 2014 neemt het aantal huishoudens met minimaal een ton aan bank- en spaartegoeden toe.

Huishoudens met bank- en spaartegoeden, 1 januari
Jaartot 2 500 euro (mln)2 500 tot 10 000 euro (mln)10 000 tot 30 000 euro (mln)30 000 tot 50 000 euro (mln)50 000 tot 100 000 euro (mln)100 000 euro of meer (mln)
20121,9911,5871,7170,7640,7090,645
20132,2191,5631,5830,7110,7130,680
20142,2341,5491,5980,7250,7150,676
20152,0151,5821,7550,7890,7490,678
20162,0261,5721,7920,7930,7630,678
20171,9571,5931,8120,8480,7920,694
20181,9521,5871,8230,8670,8210,711
20191,9261,5831,8460,8800,8630,730
20201,8451,5741,8690,9120,9200,774
2021*1,5541,5291,9270,9921,0700,877
* voorlopige cijfers

Uitkeringsontvangers hadden weinig bank- en spaartegoeden

Bijna 6 op de 10 uitkeringsontvangers (exclusief pensioenontvangers) had in 2021 bank- en spaartegoeden van maximaal 2,5 duizend euro. Ruim een vijfde had bank- en spaartegoeden tussen de 2,5 en 10 duizend euro. Een klein deel van de uitkeringsontvangers, 3 procent, had bank- en spaartegoeden van minstens een ton. Dit zijn vooral arbeidsongeschikten en werklozen. Onder gepensioneerden en zelfstandigen komen hoge bank- en spaartegoeden vaker voor; 14 procent van de zelfstandigen en 17 procent van de gepensioneerden had minimaal een ton aan bank- en spaartegoeden.

Bank- en spaartegoeden huishoudens, naar voornaamste inkomensbron, 1 januari 2021*
KenmerkenTot 2 500 euro (%)2 500 tot 10 000 euro (%)10 000 tot 30 000 euro (%)30 000 tot 50 000 euro (%)50 000 tot 100 000 euro (%)100 000 euro of meer (%)
Totaal huishoudens1554,31528,81927,4991,81069,6876,8
Naar inkomensbron
Inkomen als werknemer723,8884,71112,9554,4559,3380,8
Inkomen als zelfstandige120,0136,2178,997,7118,0103,6
Uitkering454,4169,581,026,326,521,5
Pensioen256,1338,4554,6313,4365,8371,0
* voorlopige cijfers

Vermogen stijgt verder

Het doorsnee vermogen (het saldo van bezittingen en schulden) van huishoudens bedroeg 87,4 duizend euro begin 2021. Dat is 22 duizend euro meer dan een jaar eerder. Na een daling in de vorige economische crisis zit het vermogen sinds 2014 weer in de lift. De eigen woning is het belangrijkste bestanddeel in het vermogen. De ontwikkeling van het vermogen gaat dan ook sterk samen met die van de stijgende huizenprijzen. Wanneer de eigen woning buiten beschouwing blijft, was het vermogen 19,6 duizend euro in 2021. 

Doorsnee vermogen van huishoudens, 1 januari
JaarVermogen (1 000 euro)Vermogen exclusief eigen woning (1 000 euro)
201225,112,5
201317,210,8
201417,310,9
201520,912,9
201623,513,0
201730,213,7
201839,414,1
201952,414,6
202065,315,8
2021*87,419,6
* voorlopige cijfers