Auteur: Hans Schmeets, Maartje Tummers
Maatschappelijk onbehagen en pessimisme voor en tijdens de pandemie

Technische toelichting

Oorspronkelijke en CBS-stellingen over maatschappelijk onbehagen
Steenvoorden (2015)CBS S&W (2018 en 2021)
We zijn als samenleving steeds beter in staat om grote problemen op te lossen.In Nederland kunnen we grote problemen steeds beter oplossen.
De risico’s van technologische vooruitgang worden onderschat.De risico’s van technologische vooruitgang worden onderschat.
Het ontbreekt de Nederlandse politiek aan een visie waar het met ons land heen moet.De regering in Nederland heeft een duidelijke visie over waar het met ons land naartoe moet.
De politiek in Den Haag heeft te veel macht overgedragen aan Europa.Nederland heeft te veel macht overgedragen aan Europa.
In ons land gaan de mensen met steeds minder respect met elkaar om.In ons land gaan de mensen met steeds minder respect met elkaar om.
Het wordt in Nederland steeds meer ieder voor zich.Het wordt in Nederland steeds meer ieder voor zich.
In ons land is er te weinig aandacht voor mensen die het minder hebben.In ons land is er voldoende aandacht voor mensen die het financieel minder hebben.

Het CBS heeft drie stellingen positief geformuleerd (stelling 1, 3, en 7) en vier negatief (stelling 2, 4, 5, en 6) om te voorkomen dat respondenten automatisch hetzelfde antwoord geven op alle stellingen. Op basis van de zeven stellingen over het maatschappelijk onbehagen is zowel in 2018 als in 2021 een schaal geconstrueerd. Resultaten van een componentenanalyse over de data uit 2018 leren dat de zeven aspecten van onbehagen voldoende met elkaar samenhangen (ladingen >0,40). De ladingen van de zeven items zijn successievelijk 0,64; 0,42; 0,57; 0,59; 0,66; 0,69 en 0,50. De aanname dat de items behoren tot een factor is gebaseerd op het zogenoemde ‘knik-criterium’: de eigenwaarde van de eerste factor is 2,41, van de tweede 1,19 en van de derde 0,84. Deze waarden zijn in 2021 vergelijkbaar (2,31 van de eerste factor, 1,27 van de tweede 0,91 van de derde) en bevestigt daarmee de analyse uit 2018.

Bij de constructie van de schaal voor het onbehagen zijn antwoorden niet meegenomen van respondenten die op meer dan drie van de zeven items geen antwoord hebben gegeven ofwel de optie ‘weet niet’ hebben gekozen. In 2018 ging het hierbij om 5,5 procent, in 2021 om 5,4 procent.

De mate van pessimisme is gebaseerd op de volgende drie stellingen:

  • Zoals de zaken er nu voor staan ziet de toekomst er hoopvol uit
  • Voor de meeste mensen in Nederland wordt het leven eerder slechter dan beter
  • Hoe vindt u dat het over het algemeen gaat met Nederland?

De eerste twee stellingen hadden de antwoordopties (1) helemaal mee eens, (2) mee eens, (3) niet mee eens, niet mee oneens, (4) mee oneens, (5) helemaal mee oneens. Daarnaast is de optie weet niet opgenomen. De laatste stelling had de antwoordopties (1) duidelijk de goede kant op, (2) een beetje de goede kant op, (3) Een beetje de verkeerde kant op, (4) duidelijk de verkeerde kant op. En daarnaast de optie weet niet. Voor de constructie van de pessimisme-schaal zijn respondenten niet meegenomen als zij op meer dan één van de drie items geen antwoord hebben gegeven. In 2018 en 2021 was dit respectievelijk 5,6 en 4,7 procent.

Zowel de schaal voor maatschappelijk onbehagen als de schaal voor pessimisme zijn getransformeerd in de verdeling van 1 (zeer laag) tot en met 10 (zeer hoog). Voor een overzicht van het aandeel dat ‘weet niet’ heeft geantwoord zie Van Beuningen (2020). Het percentage ‘weet niet’ varieerde in beide jaren tussen de 2 en 12 procent.

Samenhang tussen de schalen van maatschappelijk onbehagen en pessimisme (r=0,67) laat net als in 2018 zien dat beide concepten met elkaar verbonden zijn.