Opvattingen over trouwen, samenwonen en scheiden

1. Inleiding

Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw is er veel veranderd in de manier waarop relaties en gezinnen in Nederland gevormd worden. Waar het toentertijd gebruikelijk was om vanuit het ouderlijk huis te trouwen en pas dan te gaan samenwonen, kiest het merendeel van de stellen er tegenwoordig voor om eerst ongehuwd samen te wonen en eventueel pas later te trouwen (Van Gaalen, van Houdt en Poortman, 2019). Ook met kinderen krijgen wordt steeds minder vaak gewacht tot na een eventueel huwelijk. Inmiddels is meer dan de helft van de vrouwen die voor het eerst moeder worden niet getrouwd. Aan het begin van deze eeuw was dat nog een derde en begin jaren zeventig van de vorige eeuw drie tot vier procent (CBS,2016). Relaties zijn daarnaast minder stabiel dan toen. De laatste jaren eindigde naar schatting een kleine 40 procent van de huwelijken in een echtscheiding. Daarvoor lag dat percentage lang op ruim 30 procent; begin jaren zeventig was dat ongeveer 15 procent. Dekans dat een relatie strandt is bovendien groter bij ongehuwd samenwonende paren (Van Gaalen et al, 2019), en daarvan zijn er tegenwoordig meer dan voorheen. Ook het aantal eenoudergezinnen is toegenomen, van 250 duizend begin jaren tachtig tot ruim 570 duizend begin 2018. Het merendeel hiervan ontstaat door een scheiding.

Oorzaken van deze ontwikkelingen worden onder andere gezocht in veranderingen in waarden en normen, die samengingen met processen als secularisering, modernisering,emancipatie en individualisering (Lesthaeghe, 2014). Vanaf de jaren zestig en zeventig werd zelfontplooiing belangrijker en ontstond er meer ruimte voor mensen om te kiezen hoe zij hun leven wilden inrichten. De grotere nadruk op het realiseren van eigen doelen en behoeften leidde er toe dat mensen zich minder snel gingen binden in formele relatievormen zoals het huwelijk, en dat zij daar bovendien makkelijker weer uitstapten als de relatie niet meer voldoende opleverde.

In de afgelopen decennia zijn de opvattingen van inwoners van Nederland over samenwonen, trouwen en scheiden inderdaad liberaler geworden (Esveldt, Beets, Henkens,Liefbroer en Moors, 2001). Ongehuwd samenwonen en scheiden worden minder vaak afgekeurd dan voorheen (Rijken en Liefbroer, 2011). Het is interessant om na te gaan hoe er momenteel over relaties gedacht wordt en of deze opvattingen gelijk lopen met de ontwikkelingen in het gedrag als het gaat om relatievorming. Door opvattingen en gedrag naast elkaar te leggen, ontstaat een beeld van de mate waarin dat gedrag geaccepteerd wordt (Kalmijn en Uunk, 2006). Daarnaast is het nuttig om te zien of opvattingen breedgedragen worden in de samenleving, of dat er juist verschil is tussen maatschappelijke groepen. Op die manier kan worden nagegaan of er scheidslijnen zijn in de samenleving inde mate van tolerantie met betrekking tot bepaalde samenleefvormen.

In dit artikel wordt nagegaan wat de opvattingen van de Nederlandse bevolking zijn overeen aantal ontwikkelingen in samenwonen, trouwen en scheiden. Hiervoor is gebruikgemaakt van het onderzoek Belevingen van 2017 (zie kader). Daarin zijn vijf stellingen voorgelegd die gingen over samenwonen voor het huwelijk, samenwonen zonder te trouwen, kinderen krijgen buiten het huwelijk, scheiden na een huwelijk en over het aantal kinderen dat opgroeit in eenoudergezinnen. Er is bekeken welk aandeel het goed of heel goed vindt dat bepaald gedrag vaker voorkomt, welk aandeel dat juist slecht of heel slecht vindt en welk deel daar neutraler over is en ontwikkelingen niet goed, maar ook niet slecht vindt. Daarnaast is onderzocht in hoeverre deze opvattingen gedeeld worden door diverse groepen in de samenleving, zoals ouderen en jongeren, gelovigen en laag- en hoogopgeleiden (zie ook de technische toelichting).


De respons bedroeg 55,8 procent. In totaal zijn gegevens beschikbaar van 3 339 personen van 18 jaar of ouder. Zie voor een verdere uitleg van de methode de Technische Toelichting.