Stagediscriminatie onder mbo-studenten
Over deze publicatie
Deze publicatie beschrijft in hoeverre recent gediplomeerde mbo’ers in de beroepsopleidende leerweg (bol) discriminatie hebben ervaren tijdens, of bij het zoeken van, stages. Ook wordt beschreven in hoeverre de ervaren discriminatie verschilt naar opleidings- en persoonskenmerken. De resultaten komen uit het Schoolverlatersonderzoek 2024.
1. Inleiding
Stages vormen een verplicht onderdeel van opleidingen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Met een stage kunnen studenten kennismaken met de arbeidsmarkt en praktijkervaring opdoen. Het is dan ook belangrijk dat alle studenten gelijke kansen hebben op het vinden van een stage en op een gelijke manier behandeld worden tijdens de stage. In de afgelopen jaren kwam echter uit meerdere onderzoeken naar voren dat een deel van de mbo’ers te maken heeft met stagediscriminatie (Van Rooijen & de Winter-Koçak, 2018; Andriessen et al, 2021).
Om stagediscriminatie te voorkomen en tegen te gaan, hebben vertegenwoordigers van studenten, mbo-instellingen, docenten, werknemers, werkgevers en overheden afspraken vastgelegd in het Stagepact MBO 2023-2027 (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2023). Het doel van dit pact is om stagediscriminatie onder mbo’ers te laten afnemen en meer kennis op te bouwen over het (h)erkennen, voorkomen en aanpakken ervan. Uit onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs uit 2024 blijkt dat het herkennen van stagediscriminatie niet altijd eenvoudig is. Dit komt mede doordat de definitie van stagediscriminatie niet eenduidig is tussen studenten en de mbo-scholen. Zelf definieert de Inspectie van het Onderwijs stagediscriminatie als volgt:
“Stagediscriminatie is (een) student(en) anders behandelen, achterstellen of uitsluiten op basis van (persoonlijke) kenmerken. Dit kan vooraf en tijdens de stage gebeuren. Hier is artikel 5, lid 1, van de Algemene Wet Gelijke Behandeling van toepassing. Discriminatie in het algemeen op de volgende gronden is wettelijk niet toegestaan: godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele gerichtheid, burgerlijke staat, handicap, chronische ziekte en/of leeftijd.”
Er is op landelijk niveau nog weinig bekend over de omvang van stagediscriminatie onder mbo-studenten. Het doel van deze publicatie is om bij te dragen aan een beter inzicht in de omvang en vormen van discriminatie die tijdens of bij het zoeken van stages voorkomen. Hiervoor is gebruik gemaakt van het Schoolverlatersonderzoek (SVO) waarin recent gediplomeerde mbo’ers gevraagd zijn naar hun ervaringen met stagediscriminatie. Het gaat daarbij om hun eigen interpretatie van discriminatie.
Deze publicatie richt zich specifiek op stagediscriminatie bij recent gediplomeerde mbo’ers die een beroepsopleidende leerweg (bol)-opleiding hebben gevolgd. De onderzoeksvragen die centraal staan zijn:
- In hoeverre hebben recent gediplomeerden tijdens hun mbo-bol-opleiding stagediscriminatie ervaren?
- In hoeverre verschilt de ervaren discriminatie van recent gediplomeerde mbo-bol-studenten naar opleidings- en persoonskenmerken?
2. Methode
Voor dit onderzoek is gebruikgemaakt van het Schoolverlatersonderzoek (SVO) uit 2024. Dit onderzoek voert het CBS uit in samenwerking met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en het Researchcentrum Onderwijs Arbeidsmarkt (ROA). In deze editie zijn vragen opgenomen over stagediscriminatie. Het doel van het Schoolverlatersonderzoek is het verstrekken van informatie over de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt, evenals tussen het onderwijs en vervolgopleidingen. Voor meer informatie over het SVO, zie de onderzoeksomschrijving van het onderzoek (CBS, z.d.).
Doelpopulatie
De doelpopulatie van het SVO bestaat uit recent afgestudeerde mbo’ers, vmbo’ers, havisten en vwo’ers en uit jongeren die het onderwijs voortijdig hebben verlaten (vsv’ers). Voor SVO 2024 gaat het om de studenten die in het studiejaar 2022/’23 hun diploma behaalden of voortijdig hun opleiding hebben verlaten.
De vragen over stagediscriminatie zijn gesteld aan respondenten die een mbo-opleiding hebben afgerond en aangaven dat ze tijdens hun mbo-opleiding stage hebben gelopen. Voor dit artikel zijn de mbo-gediplomeerden geselecteerd die de beroepsopleidende leerweg (bol) hebben gevolgd. De mbo-gediplomeerden die een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) hebben gevolgd zijn buiten beschouwing gelaten. Hiervoor is gekozen omdat gediplomeerde bbl’ers voor hun opleiding in dienst waren bij een werkgever en zich mogelijk niet (helemaal) herkenden in de vragen over stagediscriminatie. In de vragenlijst wordt namelijk gevraagd naar het moeten solliciteren voor een stage, terwijl het bij bbl’ers om een leerbaan gaat en ze mogelijk ook al in dienst waren bij de werkgever.
Ervaren stagediscriminatie
Het vaststellen van ervaren stagediscriminatie gebeurt aan de hand van meerdere vragen. Hierbij wordt aan de respondenten overgelaten wat zij precies onder discriminatie verstaan. In de vragenlijst wordt niet verwezen naar de definitie van stagediscriminatie van de Inspectie van Onderwijs; wel komen in de vragenlijst mogelijke redenen aan bod die grotendeels aansluiten bij de discriminatiegronden.
Allereerst krijgen de respondenten de vraag hoe ze tijdens de mbo-opleiding een stageplek hebben gevonden. Eén van de antwoordmogelijkheden daarbij is ‘Ik heb geen stage gedaan’. De groep die aangeeft geen stage te hebben gelopen, krijgt de vervolgvragen over stagediscriminatie niet voorgelegd. Zij worden daarom buiten beschouwing gelaten in dit artikel. Dit was het geval voor 2 procent van de recent gediplomeerde mbo-bol-studenten. Bij de respondenten die aangeven wel een stage gedaan te hebben, wordt aan de hand van twee vragen vastgesteld of zij stagediscriminatie hebben ervaren. Eerst wordt aan deze groep gevraagd of zij bij het solliciteren naar een stageplek en/of tijdens de stageperiode één of meerdere van de volgende situaties hebben meegemaakt:
- Ik kreeg geen antwoord op mijn brief, e-mail of telefoontje
- Ik mocht niet op gesprek komen
- Ik werd tijdens het gesprek onvriendelijk behandeld
- Ik werd afgewezen na een gesprek
- Ik werd uitgescholden of gepest door andere werknemers of mijn stagebegeleider
- Ik mocht bepaalde dingen niet doen, die andere stagiaires wel mochten doen
- Mijn werkzaamheden werden vaker gecontroleerd dan die van andere stagiairs of werknemers
- Ik moest werk of taken doen die niet (van tevoren) afgesproken waren
- Geen van deze
Als een respondent antwoordde met ‘Geen van deze’, kreeg de respondent geen vervolgvraag en wordt ervan uitgegaan dat er geen sprake is van ervaren stagediscriminatie. Respondenten die één of meerdere situaties hebben meegemaakt, kunnen vervolgens aangegeven of ze denken dat dit met discriminatie te maken had.
Respondenten die stagediscriminatie hebben ervaren, krijgen twee vervolgvragen. Zij kunnen daarin aangeven om welke reden(en) zij denken (misschien) gediscrimineerd te zijn en of zij naar aanleiding van hun ervaring actie hebben ondernomen.
3. Resultaten
3.1 Omvang, aard en meldgedrag
1 op de 10 gediplomeerde mbo-bol-studenten ervaart stagediscriminatie
In het studiejaar 2022/‘23 behaalden 137 duizend personen een mbo-diploma. Van deze mbo-gediplomeerden volgden er 90 duizend een mbo-bol-opleiding (CBS, 2025). Voor 10 procent van de mbo-bol-gediplomeerden die tijdens hun opleiding stage hebben gelopen geldt dat ze bij het zoeken naar of tijdens hun stage discriminatie hebben ervaren.
In totaal heeft 3,4 procent van de mbo-bol-gediplomeerden stagediscriminatie ervaren vanwege hun uiterlijk of huidskleur, gevolgd door herkomst (2,7 procent) en geloof (2,6 procent). De minst genoemde redenen zijn handicap of chronische ziekte, seksuele oriëntatie en politieke voorkeur (minder dan 1 procent). Gediplomeerden konden meerdere redenen opgeven voor de discriminatie die zij hebben ervaren.
| Ervaren stagediscriminatie (% van mbo-bol-gediplomeerden uit 2022/'23 die stage liepen) | |
|---|---|
| Totaal | 10,0 |
| Uiterlijk of huidskleur | 3,4 |
| Herkomst | 2,7 |
| Geloof | 2,6 |
| Anders | 2,4 |
| Leeftijd | 1,7 |
| Geslacht | 1,1 |
| Andere leerbehoeften | 0,9 |
| Politieke voorkeur | 0,4 |
| Seksuele oriëntatie | 0,4 |
| Handicap of chronische ziekte | 0,4 |
| 1)meerdere antwoorden mogelijk | |
Stagediscriminatie het vaakst ervaren bij geen reactie op brief, e-mail of telefoontje
Stagediscriminatie kan op verschillende momenten plaatsvinden, zowel vóór als tijdens de stage. De meest voorkomende situatie waarin discriminatie wordt ervaren is tijdens het zoeken naar een stageplek, wanneer er geen reactie komt op een brief, e-mail of telefoontje; 4,0 procent van de gediplomeerden geeft dit aan. Daarnaast voelt 2,4 procent zich gediscrimineerd doordat ze tijdens hun stage ander werk moesten doen dan (van tevoren) was afgesproken, 1,9 procent doordat ze bepaalde taken niet mochten uitvoeren die andere stagiairs wel mochten, en eveneens 1,9 procent doordat ze na een gesprek werden afgewezen. Pesten of uitschelden door collega’s of stagebegeleiders komt het minst voor.
| Ervaren stagediscriminatie (% van mbo-bol-gediplomeerden uit 2022/'23 die stage liepen) | |
|---|---|
| Totaal | 10,0 |
| Geen antwoord op brief, e-mail of telefoontje | 4,0 |
| Werkzaamheden doen die niet afgesproken waren | 2,4 |
| Afgewezen na een gesprek | 1,9 |
| Werkzaamheden beperkt vergeleken met andere stagiairs | 1,9 |
| Onvriendelijke behandeling tijdens het gesprek | 1,6 |
| Niet op gesprek uitgenodigd | 1,5 |
| Werkzaamheden vaker controleerd dan van andere stagiairs | 1,5 |
| Uitgescholden of gepest door werknemers of begeleider | 1,2 |
| 1)meerdere antwoorden mogelijk | |
Een klein deel van de studenten maakt een officiële melding van stagediscriminatie
In het mbo kan een officiële melding worden gemaakt van stagediscriminatie. Dat gebeurde door 6 procent van de gediplomeerden die discriminatie hebben ervaren, bijvoorbeeld door een melding op school, bij de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) of via discriminatie.nl. Meestal wordt de ervaring echter niet officieel gemeld, maar besproken met iemand uit de omgeving. Zo zegt 32 procent van de gediplomeerden het met familie en vrienden te hebben besproken, 30 procent met hun mentor of iemand anders op school en 17 procent met een stagebegeleider. Ruim 40 procent zegt niks met de ervaren discriminatie te hebben gedaan.
| (% van mbo-bol-gediplomeerden uit 2022/'23 die stagediscriminatie hebben ervaren) | |
|---|---|
| Officiële melding gedaan | 6,4 |
| Besproken met stagebegeleider | 17,4 |
| Besproken met mentor of iemand op school | 30,1 |
| Besproken met familie of vrienden | 32,0 |
| Geen | 41,7 |
| 1)meerdere antwoorden mogelijk | |
3.2 Verschillen in ervaren stagediscriminatie naar opleidings- en persoonskenmerken
De mate waarin stagediscriminatie wordt ervaren, verschilt per persoon. In deze paragraaf wordt onderzocht hoe opleidings- en persoonskenmerken samenhangen met de ervaring van discriminatie. Bij de opleidingskenmerken gaat het om het niveau en de richting (sectorkamers) van de gevolgde mbo-opleiding. Bij de persoonskenmerken wordt gekeken naar geslacht, leeftijd en herkomst.
Mbo-bol-studenten met een entreeopleiding ervaren het vaakst stagediscriminatie
In het mbo worden opleidingen op vier niveaus onderscheiden: niveau 1 (entreeopleiding), niveau 2 (basisberoepsopleiding), niveau 3 (vakopleiding) en niveau 4 (middenkader-/specialistenopleiding).
Mbo-bol-gediplomeerden met een entreeopleiding geven het vaakst aan stagediscriminatie te hebben ervaren (18 procent), gevolgd door gediplomeerden met een mbo-niveau-2-diploma (14 procent). Gediplomeerden met een mbo-niveau-4-diploma ervaren het minst vaak discriminatie (8 procent).
| Ervaren stagediscriminatie (% van mbo-bol-gediplomeerden uit 2022/'23 die stage liepen) | |
|---|---|
| Niveau | |
| Entree | 18,1 |
| Mbo2 | 13,7 |
| Mbo3 | 9,0 |
| Mbo4 | 8,2 |
| Sectorkamer | |
| Entree | 18,1 |
| Bovensectoraal | 13,8 |
| Specialistisch vakmanschap | 12,1 |
| Zakelijke dienstverlening en veiligheid | 11,9 |
| Handel | 11,8 |
| Mobiliteit, transport, logistiek, maritiem | 10,0 |
| Creatieve industrie en ICT | 9,4 |
| Zorg, welzijn en sport | 9,2 |
| Techniek en gebouwde omgeving | 7,5 |
| Voedsel, groen en gastvrijheid | 6,5 |
Mbo-opleidingen kunnen ook worden ingedeeld in negen zogenaamde sectorkamers (Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, z.d.). In deze sectorkamers maken het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven afspraken over de aansluiting van het beroepsonderwijs met de arbeidsmarkt. De sectorkamers adviseren de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), die als een van de wettelijke taken heeft om leerbedrijven te erkennen, zorg te dragen voor voldoende stages en leerbanen en de kwaliteit daarvan te bevorderen (Inspectie van het Onderwijs, z.d.). Het aantal gediplomeerden per sectorkamer verschilt, waarbij in 2022/’23 de meesten een opleiding in de sectorkamer Zorg, welzijn en sport behaalden (29,7 duizend) en de minsten in de sectorkamers Bovensectoraal en Specialistisch vakmanschap (respectievelijk 1,4 en 0,3 duizend) (CBS, 2025).
Bij de indeling van de sectorkamers worden de mbo-entreeopleidingen als één categorie meegenomen. Opleidingen van dit niveau worden niet onderverdeeld in de overige sectorkamers. Uit de analyse naar mbo-niveau bleek al dat mbo-bol-gediplomeerden met een entreeopleiding (mbo1) het vaakst stagediscriminatie ervaren. Na de entreeopleiding volgen de relatief kleine sectorkamers Bovensectoraal (14 procent) en Specialistisch vakmanschap (12 procent). In de sectorkamers Voedsel, groen en gastvrijheid, Techniek en gebouwde omgeving, en Zorg, welzijn en sport was dit percentage het laagst.
Mbo-gediplomeerden met een Buiten-Europese herkomst ervaren het vaakst stagediscriminatie Naast de opleidingskenmerken is onderzocht of ervaren stagediscriminatie samenhangt met persoonskenmerken van de mbo-bol-gediplomeerden. Bij de mbo-bol-gediplomeerden van 25 jaar of ouder komt stagediscriminatie vaker voor dan bij de jongere groep. Zo heeft 16 procent van de afgestudeerden van 25 jaar of ouder discriminatie ervaren gedurende of tijdens het zoeken naar een stage, tegenover 10 procent van de gediplomeerden jonger dan 25 jaar. Tussen vrouwelijke en mannelijke gediplomeerden zijn de verschillen klein.
De verschillen zijn het grootst bij herkomst. Gediplomeerden met een herkomst buiten Europa hebben het vaakst stagediscriminatie ervaren: 23 procent van degenen die in Nederland zijn geboren met één of twee ouders geboren buiten Europa en 22 procent van degenen die zelf buiten Europa zijn geboren. Van de gediplomeerden met een Nederlandse herkomst (geboren in Nederland en beide ouders ook) heeft 5 procent te maken gehad met stagediscriminatie tijdens de opleiding.
| Ervaren stagediscriminatie (% van mbo-bol-gediplomeerden uit 2022/'23 die stage liepen) | |
|---|---|
| Geslacht | |
| Vrouwen | 10,6 |
| Mannen | 9,5 |
| Leeftijd | |
| 25 jaar of ouder | 16,2 |
| Jonger dan 25 jaar | 9,5 |
| Herkomst | |
| Geboren in Nederland, 1 of 2 ouders geboren buiten Europa | 22,9 |
| Geboren buiten Europa | 21,8 |
| Geboren in Europa (excl. NL) | 16,3 |
| Geboren in Nederland, 1 of 2 ouders geboren in Europa (excl. NL) | 9,2 |
| Geboren in Nederland, 2 ouders geboren in Nederland | 4,7 |
Uit een multivariate logistische regressieanalyse blijkt dat de verschillen in ervaren stagediscriminatie voor zowel de sectorkamer als het mbo-niveau kleiner zijn wanneer rekening wordt gehouden met de persoonskenmerken herkomst, aantal ouders geboren in het buitenland, leeftijd en geslacht. Zo is bijvoorbeeld het verschil in ervaren stagediscriminatie tussen het mbo-niveau 4 en de entreeopleiding niet meer significant als er rekening wordt gehouden met de persoonskenmerken. Wel blijft het zo dat de gediplomeerden op mbo-niveau 2 significant vaker stagediscriminatie hebben ervaren dan op mbo-niveau 4.
Uit de regressie blijkt ook dat gediplomeerden met een herkomst buiten Nederland significant vaker stagediscriminatie ervaren dan gediplomeerden met een Nederlandse herkomst wanneer er rekening wordt gehouden met de opleidings- en overige persoonskenmerken.
4. Conclusie
In dit onderzoek werd onderzocht in hoeverre mbo-bol-gediplomeerden stagediscriminatie hebben ervaren tijdens hun opleiding en of er verschillen zijn op basis van opleidings- en persoonskenmerken. Daarbij stonden twee vragen centraal, namelijk: in hoeverre hebben recent gediplomeerden tijdens hun mbo-bol-opleiding stagediscriminatie ervaren? En, in hoeverre verschilt de ervaren discriminatie van recent gediplomeerde mbo-bol-studenten naar opleidings- en persoonskenmerken?
Ten aanzien van de eerste onderzoeksvraag blijkt dat 1 op de 10 mbo-bol-afgestudeerden tijdens het zoeken naar een stageplek of tijdens de stage discriminatie heeft ervaren. Deze discriminatie kan zich op verschillende manieren uiten. Studenten ervaren het vaakst discriminatie wanneer er geen reactie komt op een sollicitatie. Andere situaties waarin studenten zich gediscrimineerd voelen, zijn wanneer zij ander werk moeten uitvoeren dan vooraf afgesproken, bepaalde taken niet mogen doen die andere stagiairs wel mogen doen, of wanneer zij na een gesprek worden afgewezen. De meest genoemde redenen voor de ervaren discriminatie zijn huidskleur, herkomst en religie. Leeftijd, geslacht en specifieke leerbehoeften worden in mindere mate genoemd. Een meerderheid van de studenten praat met iemand over hun ervaringen, maar slechts een klein deel doet daadwerkelijk een officiële melding.
Wat betreft de tweede onderzoeksvraag kan geconcludeerd worden dat er verschillen bestaan tussen mbo-niveaus en sectorkamers, evenals naar leeftijd en herkomst. De meeste discriminatie wordt ervaren bij entreeopleidingen. Bij de persoonskenmerken zijn de verschillen in ervaren stagediscriminatie het grootst tussen de herkomstgroepen: personen met een herkomst buiten Nederland ervaren vaker stagediscriminatie ten opzichte van personen met een Nederlandse herkomst. Deze verschillen blijven significant wanneer gecorrigeerd wordt voor de opleidings- en overige persoonskenmerken. De verschillen tussen de groepen met verschillende opleidingskenmerken hangen samen met de persoonskenmerken van de gediplomeerden. Deze verschillen worden dan ook kleiner als er rekening wordt gehouden met de persoonskenmerken. Naast de onderzochte opleidings- en persoonskenmerken kunnen ook andere factoren samenhangen met ervaren stagediscriminatie onder mbo-bol-gediplomeerden. Dit is echter niet verder onderzocht in dit artikel.
Deze publicatie biedt inzichten in de aard en omvang van stagediscriminatie in het mbo, maar vervolgonderzoek is nodig om andere aspecten binnen dit thema te onderzoeken. Zo verdient stagediscriminatie onder bbl’ers ook aandacht, omdat hun situatie op diverse punten verschilt van die van bol-studenten. Daarnaast kan verdiepend onderzoek worden gedaan naar de motieven achter meldgedrag bij studenten. Ook kan onderzocht worden hoe stagediscriminatie verschilt tussen sectoren, en welke rol onderwijsinstellingen en stagebedrijven hierin spelen. Verder onderzoek kan helpen om mbo-studenten beter te beschermen tegen discriminatie tijdens hun stage.
Referenties
Andriessen, I., van Rooijen, M., Day, M., van den Berg, A., Mienis, E., & Naomi Verweij, N. (2021). Ongelijke kansen op de stagemarkt.
CBS (2025). Mbo; gediplomeerden, niveau, leerweg, studierichting, regiokenmerken. Geraadpleegd op 27 augustus 2025.
CBS (z.d.). Schoolverlatersonderzoek (SVO). Geraadpleegd op 27 augustus 2025.
Inspectie van het Onderwijs (2024). Beleid stagediscriminatie mbo-instellingen.
Inspectie van het Onderwijs (z.d.). Toezicht op Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). Geraadpleegd op 4 december 2025.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2023). Stagepact MBO 2023 – 2027. Geraadpleegd op 29 september 2025.
Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (z.d.). Sectorkamers en marktsegmenten. Geraadpleegd op 21 november 2025.
Van Rooijen, M. & de Winter-Koçak, S. (2018). Gelijke kansen op gelijke stages.