ODiN 2024 Utrecht - Eindrapportage

1. Inleiding

In deze rapportage staan de belangrijkste resultaten van het onderzoek Onderweg in Nederland 2024 met betrekking tot het meerwerkgebied van de provincie Utrecht.

Methodebreuk

Bij het analyseren van de gegevens van het onderzoek Onderweg in Nederland 2024 (ODiN) is een methodebreuk geconstateerd. In 2024 heeft het onderzoek een aantal wijzigingen ondergaan die waarschijnlijk een onverwacht effect hebben gehad op de ODiN-cijfers van 2024. Opvallende verschuivingen in de resultaten van ODiN 2024 ten opzichte van het voorgaande onderzoeksjaar zijn:

  • Daling van de verkeersdeelname met 3%.
  • Daling van het aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag met 9%.
  • Daling van de totale vervoersprestatie met 2%.
  • Afname van het aantal verplaatsingen over een korte afstand.

Op grond van onder andere bovenstaande resultaten acht het CBS ODiN 2024 niet plausibel voor de vergelijking met voorgaande onderzoeksjaren van het ODiN. In ODiN 2023 heeft de waarneming wel op dezelfde manier als in alle voorafgaande jaren plaatsgevonden. De verschillen van ODiN 2024 vergeleken met voorgaande jaren geven aan dat mogelijk een deel van het totale mobiliteitsgedrag van de Nederlandse bevolking dat met ODiN wordt verzameld, ontbreekt in 2024.

Elk jaar zijn er kleine wijzigingen van het onderzoek, die altijd worden toegelicht in de landelijke plausibiliteitsrapportage en onderzoeksbeschrijving van ODiN. Vooraf wordt stilgestaan bij de mogelijke gevolgen van wijzigingen op de resultaten en wordt zo nodig een onderzoek uitgevoerd om daarover duidelijkheid te krijgen. Deze werkwijze heeft bij eerdere jaren van ODiN geen methodebreuk aan het licht gebracht. Onderzoek van de veranderingen die in ODiN 2024 zijn doorgevoerd geeft als meest waarschijnlijke verklaring dat een wijziging in de aanschrijfbrief aan respondenten de methodebreuk heeft veroorzaakt. Met het inkorten van de brief zijn er ook enkele voorbeelden weggelaten. Hierdoor hebben respondenten in vergelijking met voorgaande jaren mogelijk een ander beeld gekregen van wat hun wordt gevraagd aan verplaatsingen in te vullen. Daarmee zijn in ODiN 2024 deels andere resultaten verzameld dan in ODiN 2023. Er is vastgesteld dat het onderzoek verder correct is uitgevoerd, maar door de wijziging van de aanschrijfbrief zijn er andere resultaten verzameld dan in 2023. Geconstateerd is dat er onder andere minder korte verplaatsingen zijn verzameld dan in 2023 en ook meer mensen hebben opgegeven dat zij die dag geen verplaatsing hebben gemaakt.
Deze resultaten, in combinatie met de gewijzigde uitleg in de aanschrijfbrief zijn een indicatie voor het beeld dat uit ODiN 2024 komt dat (een deel van) de respondenten voor ogen had dat ‘korte verplaatsingen’ niet opgegeven hoefden te worden, of dat die niet belangrijk genoeg waren om te noteren tijdens het invullen van de enquête. De resultaten van ODiN 2024 zijn verder op dezelfde manier gaafgemaakt en berekend, net als in voorgaande jaren. Op zichzelf staand is ODiN 2024 een bruikbaar bestand maar de resultaten kunnen door de methodebreuk niet goed worden vergeleken met voorafgaande jaren.

Tijdens het analyseren van de eerste resultaten op basis van ODiN 2024 in april en mei 2025 is de methodebreuk ontdekt. Op dat moment was ODiN 2025 al in het veld en daarin is dezelfde aanschrijfbrief gebruikt als in ODiN 2024. Dat betekent dat ook in ODiN 2025 dezelfde methodebreuk ten opzichte van 2023 en voorgaande jaren verwacht kan worden als in ODiN 2024. Het CBS zal in overleg met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat als opdrachtgever van het ODiN verder onderzoek doen naar de methodebreuk en mogelijkheden om de aanschrijfbrief te verbeteren voor latere onderzoeksjaren van het ODiN, op zijn vroegst vanaf ODiN 2026.

In de landelijke plausibiliteitsrapportage over ODiN 2024 (CBS, 2025) en de speciale bijsluiter bij het databestand van ODiN 2024 staat meer informatie over de methodebreuk. Het vervolg van deze eindrapportage heeft verder dezelfde opzet als de reguliere rapporten van voorgaande jaren.

Paragraaf 1.1 en 1.2 bevatten een beschrijving van het onderzoek en het meerwerkgebied. De belangrijkste verschillen tussen het onderzoek in 2024 in vergelijking met het jaar ervoor worden beschreven in paragraaf 1.3. In de daaropvolgende paragraaf wordt ingegaan op de betekenis van de indicatoren in deze rapportage. In paragraaf 1.5 wordt informatie over de ongewogen respons gepresenteerd. In hoofdstuk 2 worden de cijfers over het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag gepresenteerd. De samenvatting daarvan staat in hoofdstuk 3. Bijlage A bevat een beschrijving van het meerwerkgebied zoals gebruikt voor de steekproeftrekking. De marges behorende bij de gepresenteerde cijfers in hoofdstuk 2 zijn te vinden in bijlage B.

1.1 Het onderzoek

Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) is het nationale mobiliteitsonderzoek onder inwoners van Nederland. Verplaatsingsonderzoek kent in Nederland een lange geschiedenis. Van 1978 tot en met 2003 is er het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG) dat werd uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In de periode 2004 tot en met 2009 werd het onderzoek in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd door het bureau SocialData onder de naam Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON). Van 2010 tot en met 2017 voerde het CBS het Onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN) uit. Sinds 1 januari 2018 is het verplaatsingsonderzoek sterk gewijzigd en wordt het uitgevoerd onder de naam Onderweg in Nederland (ODiN).

In deze rapportage worden de resultaten van ODiN 2024 over het meerwerkgebied van de provincie Utrecht gepresenteerd. De resultaten zijn niet enkel gebaseerd op de responsen uit de steekproef van het meerwerk, maar op alle responsen van inwoners uit de provincie Utrecht, dus ook die vanuit de landelijke steekproef. Al deze responsen zijn onderdeel van één geïntegreerd bestand en alle responsen in dat bestand worden gezamenlijk gewogen. De significante verschillen in de uitkomsten tussen de opeenvolgende jaren zijn in de tabellen aangegeven. Ze zijn getoetst op basis van statistische marges.

Naast voorliggende rapportage met resultaten van ODiN 2024 betreffende Utrecht is er ook een onderzoeksbeschrijving van het ODiN 2024 en een landelijke plausibiliteitsrapportage. Deze bieden meer achtergrondinformatie over (de resultaten van) het onderzoek.

1.2 Meerwerk Utrecht

De Provincie Utrecht en de Gemeente Utrecht hebben in 2024, evenals in de vier jaren daarvoor, een meerwerk in alle gemeenten van de provincie Utrecht laten uitvoeren. De steekproef voor het meerwerk betreft respondenten woonachtig in die regio. De totale responseis voor het meerwerkgebied is 3.924 personen. Daarvan zijn er 1.092 bedoeld voor de gemeente Utrecht en 2.832 voor de overige gemeenten in de provincie. Het meerwerkgebied is opgedeeld in 20 deelgebieden en voor elk deelgebied is er een afzonderlijke responswens van tussen de circa 250 en 550 personen. In bijlage A is de gebiedsindeling in deelgebieden in detail uitgewerkt.

1.3 Belangrijke verschillen tussen ODiN 2023 en ODiN 2024 - mogelijke methodebreuk

In 2024 heeft het onderzoek een aantal wijzigingen ondergaan die de vergelijkbaarheid met het vorige jaar kunnen beïnvloeden.

De wijzigingen in het onderzoeksproces van ODiN 2024 met een mogelijke impact op de resultaten worden hieronder vermeld. Er zijn echter meer wijzigingen geweest in het onderzoeksproces. Een volledig overzicht van de verschillen en meer detailinformatie is te vinden in de Onderzoeksbeschrijving van ODiN 2024.

Wijziging meerwerk

Voor het meerwerk Noordvleugel is in 2024 voor alle stadsdelen van de gemeente Amsterdam een responswens gehanteerd van 250 respondenten. Vorig jaar was die wens alleen voor het stadsdeel Zuidoost en voor het stadsgebied Weesp van toepassing.

Wijzigingen herkomst

In het voorgaande onderzoeksjaar is een nieuwe herkomstindeling doorgevoerd in de verwerking, de weging en het databestand. Het is een driedeling naar herkomstland: Nederland, Europa (excl. Nederland) en Buiten Europa. In ODiN 2024 is deze indeling ook doorgevoerd in de steekproeftrekking en de respondentbenadering.

Wijzigingen brieven

Met ingang van ODiN 2024 zijn de aanschrijfbrief en rappelbrieven van ODiN enigszins verkort met als doel dat deze beter gelezen en begrepen worden. Het is waarschijnlijk deze aanpassing die tot gevolg gehad dat een methodebreuk met voorgaande ODiN jaren is opgetreden. Zie de landelijke plausibiliteitsrapportage van ODiN 2024 (CBS, 2025) voor meer informatie hierover.

Folder-experiment

In 2024 is tot en met weekportie 18 van het veldwerk een experiment uitgevoerd waarbij de effecten van het wel of niet meesturen van een folder op het responspercentage zijn onderzocht voor de drie verschillende groepen van Herkomstland (Nederland; Europa (excl. NL); Buiten-Europa). De resultaten van het experiment hebben geleid tot het besluit om met ingang van ODiN 2025 geen folder meer mee te sturen.

Wijzigingen incentive

Tot en met ODiN 2023 kon de respondent kiezen uit een set VVV-cadeaukaarten of een iPad als kansincentive. Gedurende de looptijd van het folder-experiment bestond de incentive enkel uit verloting van de VVV-cadeaukaarten (er was dus geen keuzemogelijkheid). Met ingang van weekportie 19 heeft de respondent voor de kansincentive de keuze uit een set VVV-cadeaukaarten of een smartwatch.

1.4 Indicatoren in deze eindrapportage

Het onderzoek ODiN wordt uitgevoerd onder personen van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. Dat wil zeggen dat personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen niet tot de doelpopulatie behoren. Voor deze rapportage over het meerwerkgebied Utrecht is de doelpopulatie niet verder afgebakend, dus deze bevat resultaten over de gehele doelpopulatie woonachtig in Nederland. Het rapportagegebied is wel geografisch afgebakend tot de provincie Utrecht. Het betreft namelijk verplaatsingen van inwoners van Nederland binnen de provincie Utrecht, vanuit de provincie en naar de provincie Utrecht. Verplaatsingen die enkel door de provincie Utrecht hebben plaatsgevonden met een vertrek- en een aankomstlocatie buiten de provincie Utrecht (transit) zijn hierin niet opgenomen.

Alle in hoofdstuk 2 opgenomen cijfers betreffen het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag. Daarbij wordt gerekend met de populatie per 1 juli van het betreffende onderzoeksjaar. De cijfers worden gepresenteerd naar vervoerwijzeklasse.

De in deze rapportage gepresenteerde indicator is het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag. Deze is enkel gebaseerd op reguliere verplaatsingen. Bij reguliere verplaatsingen gaat het om:

Dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder exclusief personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen

  • op Nederlands grondgebied
  • inclusief vakantieverplaatsingen
  • exclusief (werkgerelateerde) serieverplaatsingen1)
  • exclusief beroepsmatige verplaatsingen met een zwaar vrachtvoertuig
  • exclusief ritten met een vliegtuig.

Betrouwbaarheid en significantie

In deze rapportage worden enkel cijfers gepresenteerd die statistisch betrouwbaar geacht worden. Mocht dat niet het geval zijn, dan wordt geen waarde gepresenteerd, maar in plaats daarvan een punt. Daarbij hanteren we de vuistregel dat de waarde betrouwbaar wordt geacht indien het aantal unieke respondenten dat bijdraagt aan de schatting minimaal 50 is en de relatieve marge niet groter is dan 50%. De significantie van jaar-op-jaar-verschillen is bepaald met behulp van betrouwbaarheidsintervallen waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt. In de tabellen worden significante verschillen ten opzichte van het voorgaande jaar met een asterisk weergegeven.

1.5 Ongewogen responsinformatie

In tabel 1.5.1 staan de totale responseis en behaalde responsaantallen voor de steekproef van het meerwerk Utrecht per onderzoeksjaar vermeld. Uit de tabel blijkt ook dat in 2024 twaalf respondenten na de steekproeftrekking zijn verhuisd naar een locatie buiten het meerwerkgebied van de provincie Utrecht.

1.5.1 Responseis en behaalde responsen steekproef meerwerk Utrecht
ODiN 2020ODiN 2021ODiN 2022ODiN 2023ODiN 2024
Totale responseis3 9243 9243 9243 9243 924
Behaalde respons in meerwerkgebied4 3654 9244 6034 8484 972
Behaalde respons buiten meerwerkgebied1328712

Naast het meerwerk in de provincie Utrecht zijn er in 2023 ook andere meerwerkopdrachten voor ODiN uitgevoerd. Voor iedere opdracht is een steekproef getrokken. In tabel 1.5.2 staat voor ieder ODiN-jaar het aantal respondenten woonachtig in het meerwerkgebied Utrecht uit de diverse steekproeven vermeld. Het gaat om de landelijke steekproef, de steekproef in opdracht van de Vervoerregio Amsterdam voor de Noordvleugel en de steekproef in en in opdracht van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).

1.5.2 Aantal respondenten woonachtig in het meerwerkgebied Utrecht naar type steekproef
ODiN 20181)ODiN 2019ODiN 2020ODiN 2021ODiN 2022ODiN 2023ODiN 2024
Totaal 4 5133 6508 4839 3628 6118 9749 583
Landelijke steekproef4 5123 6484 1174 4364 0054 1254 611
Steekproef Noordvleugel1 2 1 0 2 0 0
Steekproef MRDH- 0 0 2 1 1 0
Steekproef Utrecht--4 3654 9244 6034 8484 972
1) Dit is inclusief de inwoners van de voormalige Zuid-Hollandse gemeenten Leerdam en Zederik die op 1-1-2019 (samen met het Utrechtse Vianen) zijn opgegaan in de nieuwe Utrechtse gemeente Vijfheerenlanden.

Tabel 1.5.3 bevat het aantal respondenten woonachtig in het meerwerkgebied Utrecht per deelregio uit de steekproeftrekking naar type steekproef.

1.5.3 Aantal respondenten ODiN 2024 woonachtig in het meerwerkgebied Utrecht per type steekproef naar deelregio
Landelijke steekproefSteekproef NoordvleugelSteekproef MRDHSteekproef UtrechtTotaal
Totaal 4 611 004 9729 583
De Ronde Venen en Stichtse Vecht (noord) 164 0 0 147 311
Stichtse Vecht (zuid) 147 0 0 164 311
Woerden 160 0 0 144 304
Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater 205 0 0 271 476
Vijfheerenlanden 183 0 0 174 357
De Bilt en Zeist (noord) 194 0 0 145 339
Zeist (zuid) 214 0 0 157 371
Nieuwegein 182 0 0 188 370
Houten 189 0 0 306 495
Utrechtse Heuvelrug (west) en Bunnik 185 0 0 155 340
Utrechtse Heuvelrug (oost), Wijk bij Duurstede en Rhenen 192 0 0 185 377
Renswoude en Veenendaal 221 0 0 351 572
Baarn, Eemnes en Soest (noord) 221 0 0 276 497
Amersfoort (zuid), Leusden, Soest (zuid) en Woudenberg 206 0 0 233 439
Amersfoort (midden) 355 0 0 372 727
Amersfoort (noord) en Bunschoten 265 0 0 267 532
Utrecht: West, Noordwest en Overvecht 349 0 0 481 830
Utrecht: Noordoost en Oost 309 0 0 322 631
Utrecht: Binnenstad, Zuid en Zuidwest 352 0 0 335 687
Utrecht: Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern 318 0 0 299 617

1) Serieverplaatsingen zijn bedoeld voor respondenten die vanwege de uitoefening van hun werk of beroep veel adressen (meer dan 3 werklocaties) achter elkaar bezoeken. Dit geldt bijvoorbeeld voor pakketbezorgers, pizzakoeriers en postbodes. Een serieverplaatsing volgt na 1 afzonderlijk uitgevraagde werkgerelateerde verplaatsing als blijkt dat de respondent daarna drie of meer opeenvolgende verplaatsingen met een werkgerelateerd doel (werken, zakelijk of beroepsmatig) heeft gemaakt. Door de compacte wijze van uitvragen kunnen bij serieverplaatsingen niet dezelfde uitsplitsingen worden gemaakt als bij reguliere verplaatsingen. Indien na 1 afzonderlijk uitgevraagde werkgerelateerde verplaatsing slechts 2 of 3 opeenvolgende werkgerelateerde verplaatsingen hebben plaatsgevonden dan worden deze wel afzonderlijk uitgevraagd. Deze worden in ODiN dan beschouwd als reguliere verplaatsingen.