3. Indicatoren
Hoofdstuk 3 richt zich op de manier waarop de data uit hoofdstuk 2 kan worden gebruikt om diverse indicatoren te berekenen die inzicht geven in het materiaalgebruik in de Nederlandse economie. Allereerst worden indicatoren gepresenteerd die het niet-energetisch materiaalgebruik per sector analyseren, met speciale aandacht voor de chemische industrie en de bouw. Vervolgens wordt de CMUR besproken, die het aandeel secundaire materialen ten opzichte van de totale materiaalinzet meet. Deze indicatoren helpen bij het beoordelen van de circulariteit en duurzaamheid van de Nederlandse economie.
3.1 Sector indicatoren
In tabel 2.4.1 wordt het binnenlands verbruik van materialen naar toepassing voor 2022 weergegeven, wat een totaaloverzicht biedt voor de hele Nederlandse economie. Echter, een gedetailleerdere analyse per sector biedt ook waardevolle inzichten, met name de verhouding van biobased producten in de inzet naar toepassing ‘Materiaal’. In verschillende sectoren bestaat er potentie om fossiele grondstoffen te vervangen door biobased alternatieven, wat kan bijdragen aan een meer duurzame en circulaire economie. Dit geldt in het bijzonder voor de chemische industrie en de bouw, waar bioplastics en biobased oliën fossiele grondstoffen in de chemie kunnen vervangen, en houtproducten een duurzaam alternatief kunnen zijn voor fossiele en minerale bouwmaterialen zoals beton. Deze substitutieopties vormen belangrijke mogelijkheden voor de verduurzaming van sectoren die traditioneel zwaar leunen op fossiele materialen, en bieden potentie voor verdere innovatie en CO2-reductie.
In de chemische industrie maakt biobased inzet momenteel 3 procent uit van de totale materiaalinzet, waarbij vooral biobased oliën en vetten een belangrijke rol spelen in verschillende productieprocessen. Naast deze grondstoffen worden ook turf en zetmeel in bescheiden mate ingezet, terwijl het gebruik van papier en karton voor verpakkingen eveneens onder de biobased categorie valt. Deze alternatieven voor fossiel gebaseerde grondstoffen zijn nog erg klein, maar kunnen in de toekomst een belangrijk bijdrage leveren voor de vergroening van de chemische sector.
Uit figuur 3.1.1 blijkt dat in de bouw de inzet van biobased materialen in 2022 ongeveer 2 procent is, met verschillen tussen de verschillende bouwsegmenten. In de burger- en utiliteitsbouw (woningen en commerciële gebouwen) wordt 4 procent van de materialen als biobased geclassificeerd, voornamelijk in de vorm van hout dat wordt gebruikt voor timmerwerk zoals kozijnen, deuren en inbouwmeubels. De grond-, weg- en waterbouw (GWW) loopt hier met slechts 1 procent achter, maar de substitutiemogelijkheden zijn dan waarschijnlijk ook geringer. De verschuiving naar biobased producten, zoals hout en biobased isolatiemateriaal, is een stap met enige potentie richting het verminderen van de afhankelijkheid van fossiele en minerale grondstoffen in de bouwsector.
| Biomassa (miljard kg) | Overig (miljard kg) | |
|---|---|---|
| Bouwsector | 1,3 | 64,6 |
| Chemische sector | 2,8 | 43,0 |
3.2 Materiaal-CMUR (Cyclical Material Use Rate) indicator
3.2.1 CMUR
De Circular Material Use Rate (CMUR) is het percentage van de gebruikte secundaire materialen ten opzichte van de totale materiaalinzet (zowel primair als secundair) staat bekend als de Circular Material Use Rate (CMUR).
$$CMUR(in\:\%)=\frac{Secundaire\:inzet}{Primaire\:+\:secundaire\:inzet}\:\times\:100$$
De primaire inzet bestaat uit de binnenlandse winning en de invoer (exclusief afval) voor binnenlands gebruik. De secundaire inzet is gerecycled afval uit het binnenland en de invoer van afval ten behoeve van recycling in Nederland. De CMUR wordt berekend voor de vier hoofdmateriaalcategorieën: biomassa, fossiel, metaal en niet-metaal mineraal. Ophoogzand en afval dat voor energieopwekking wordt verbrand, worden uitgesloten. De CMUR geeft een indicatie van de circulariteit van de economie. Immers, de CMUR stijgt als er minder primaire grondstoffen worden ingezet of als er meer secundaire materialen worden ingezet. De CMUR kan ook op basis van de Nederlandse consumptie, in plaats van de inzet, worden bepaald. De CMUR op basis van de consumptie laten we buiten beschouwing omdat deze in de ICER3) ook niet wordt gebruikt. Meer over de CMUR is te vinden op de website van het Compendium van de Leefomgeving4) en de publicatie Circulair materiaalgebruik in Nederland5).
Het is belangrijk te benoemen dat de CMUR nooit 100 procent kan worden. Dit komt doordat een deel van de materialen niet als secundair materiaal terug de economie in kan stromen. Enerzijds betreft dit de inzet van biomassa voor voedselproductie, en anderzijds worden fossiele brandstoffen ingezet voor energieopwekking, wat het volledige hergebruik van materialen niet mogelijk maakt. Alhoewel ophoogzand niet wordt meegenomen als primaire inzet, wordt de inzet van het bouw- en sloopafval wel meegenomen als secundaire inzet. Dit kan onzuiverheden in de CMUR tot gevolg hebben, aangezien een deel van de inzet van bouw- en sloopafval mogelijk wordt gebruikt ter vervanging van ophoogzand.
Het nadeel van de originele CMUR is dat ook materialen die een energie of voedsel toepassing hebben worden meegenomen. Om dit nadeel te omzeilen wordt hier een alternatieve CMUR berekend. De nieuwe materialen-CMUR is bedoeld om een beter beeld te geven van de circulariteit van een economie door materialen uit te sluiten die niet opnieuw in de economie worden gebruikt. Het gaat dan om 1) de inzet van biomassa en fossiele materialen voor energetische toepassingen en 2) de inzet van biomassa voor voedsel. Dit laatste geldt voor zowel primaire als voor secundaire biomassa.
Hieronder wordt uiteengezet hoe we de originele CMUR aanpassen op basis van de berekeningsmethode en resultaten uit hoofdstuk 2.
3.2.2 Alternatieve databewerking voor materiaal-CMUR
Als basis voor de berekening van de materiaal-CMUR is de databewerking van paragraaf 2.4 gebruikt. Echter, om de originele CMUR zo goed mogelijk te kunnen omzetten in een materiaal-CMUR is het belangrijk om de databewerking op een paar punten aan te passen: 1) bij het toewijzen van Materiaalmonitorgoederengroep aan een van de vier materiaalhoofdcategorieën wordt, in tegenstelling tot de methode uit paragraaf 2.4, uitgegaan van het materiaal dat het meeste voorkomt in een goederengroep. Er is dus geen rekeningen gehouden met verschillende materialen binnen een goederengroep. Een auto is bijvoorbeeld volledig toegewezen aan metaal. 2) de goederengroepen worden niet omgerekend naar droge stof. De reden voor deze alternatieve databewerking is dat deze het beste aansluit met de methode die ook gebruikt is om de originele CMUR te berekenen.
Na de alternatieve databewerking worden tabellen opgesteld die vergelijkbaar zijn met die in secties 2.2 en 2.3, op basis van de gebruikstabel uit de Materiaalmonitor. Deze tabellen geven inzicht in het type materiaal, waaronder biomassa, fossiele materialen, metalen en mineralen, naar de verschillende toepassingen (energie, materiaal en voedsel). Hiermee kan het aandeel dat wordt ingezet als materiaal (en niet als energiedrager of voedsel) in de totale inzet worden berekend. Dit kan worden gedaan voor elke van de vier typen materialen.
Bij het vaststellen van de toepassingen maken we gebruik van de gebruikstabel uit de Materiaalmonitor. Hoewel deze tabel ook gegevens over export bevat, kunnen we deze cijfers niet toewijzen aan specifieke gebruikstoepassingen, waardoor we ze buiten beschouwing laten. De verdeling naar toepassing is daarom gebaseerd op intermediaire en finale consumptie. Het is echter belangrijk op te merken dat intermediair geconsumeerde materialen later weer geëxporteerd kunnen worden. Dit sluit aan bij de CMUR op basis van de materiaalinzet, waarbij de materialen die in onze economie worden gebruikt, na verwerking ook opnieuw geëxporteerd kunnen worden.
3.2.3 Resultaat
In tabel 3.2.3.1 is, op basis van de alternatieve berekeningsmethode met natte stofgehaltes, het aandeel dat als materiaal wordt ingezet per hoofdcategorie (biomassa, fossiel, metaal en mineraal) berekend voor zowel primaire als secundaire producten. Van al het primaire biomassa dat in onze economie wordt gebruikt, wordt 14 procent als materiaal ingezet. Aangezien metalen en mineralen niet als energiedrager of voedsel kunnen worden gebruikt, worden zij logischerwijs voor 100 procent als materiaal ingezet. Ook secundaire producten die uit fossiele materialen bestaan, worden voor 100 procent als materiaal ingezet. Dit is omdat het deel van secundaire grondstoffen dat voor energieopwekking wordt ingezet, buiten de scope van de originele CMUR valt en dus ook voor de alternatieve CMUR niet moet worden meegenomen.
| Biomassa | Fossiel | Metaal | Mineraal | |
|---|---|---|---|---|
| Primaire producten | 14 | 25 | 100 | 100 |
| Secundaire producten | 21 | 100 | 100 | 100 |
Het aandeel materiaal uit tabel 3.2.3.1 is gebruikt om de cijfers over 2022 van de originele CMUR per materiaalcategorie om te rekenen naar de nieuwe materiaal-CMUR. Tabel 3.2.3.2a toont de originele CMUR voor de ICER 2025, terwijl tabel 3.2.3.2b de materiaal-CMUR presenteert.
| Inzet primair | Inzet secundair | CMUR Inzet (%) | |
|---|---|---|---|
| Biomassa | 99 984 | 20 730 | 17 |
| Metaal | 27 709 | 3 483 | 11 |
| Niet-metaal mineralen | 56 758 | 27 123 | 32 |
| Fossiele energiedragers | 169 203 | 1 549 | 1 |
| Totaal | 13 | ||
| Inzet primair | Inzet secundair | CMUR Inzet (%) | |
|---|---|---|---|
| Biomassa | 13 929 | 4 259 | 23 |
| Metaal | 27 709 | 3 483 | 11 |
| Niet-metaal mineralen | 56 758 | 27 123 | 32 |
| Fossiele energiedragers | 42 732 | 1 549 | 3 |
| Totaal | 21 | ||
De totale materiaal-CMUR is hoger dan de originele CMUR, wat te wijten is aan de hogere percentages van de inzet van biomassa en fossiele materialen als secundaire grondstof. Voor fossiele energiedragers is de secundaire inzet gelijk gebleven ten opzichte van de originele CMUR, maar de primaire inzet is wel gewijzigd. Dit komt doordat de secundaire inzet voor energieopwekking al in de originele CMUR buiten beschouwing is gelaten.
4) Compendium van de Leefomgeving.
5) Circulair materiaalgebruik in Nederland.