Ontwikkeling omzet uit innovatie en aandeel innovatieve bedrijven (2014-2020)

Over deze publicatie

In 2018 zijn de CIS-indicatoren voor het omzetaandeel uit nieuwe en verbeterde producten en het aandeel innovatieve bedrijven in Nederland gedaald. Het percentage omzet uit innovatie van bedrijven in Nederland die voor elk van de onderzochte jaren de CIS-enquête hebben ingevuld is echter stabieler dan het percentage uit het European Innovation Scoreboard waarin alle respondenten worden meegenomen. Dit betekent dat de afname die in het Scoreboard te zien is hoogstwaarschijnlijk grotendeels wordt veroorzaakt door dynamiek in de steekproef en/of de bedrijvenpopulatie. Daarnaast kan worden geconcludeerd dat de vernieuwing van de innovatie-enquête weinig invloed heeft gehad op het aandeel omzet uit innovatie in 2018. De daling in het aandeel innovatieve bedrijven in de periode 2016-2018 wordt enerzijds veroorzaakt door een wijziging van de scope van de enquête, d.w.z. organisatie- en marketinginnovatie worden niet meer apart uitgevraagd vanaf de enquête over 2016-2018. Dit leidt tot minder innovatieve bedrijven, blijkt uit analyse van de betreffende vragen voor en na herontwerp. De vernieuwing van de innovatie-enquête is dus wel van invloed op het aandeel innovatieve bedrijven. Verder zorgt foutieve routing in de enquête over 2016-2018 ook voor een onderschatting van het aantal, en daarmee aandeel, innovatieve bedrijven.

1. Inleiding

In de lidstaten van de Europese Unie wordt de Community Innovation Survey (hierna CIS) gebruikt om de innovatieactiviteiten bij bedrijven in kaart te brengen. Het onderzoek vindt tweejaarlijks plaats en wordt in Nederland uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna CBS). Vanuit het Ministerie van Economische Zaken (hierna EZ) is geconstateerd dat de CIS-indicatoren voor het omzetaandeel uit nieuwe en verbeterde producten (hierna omzet uit innovatie) en het aandeel innovatieve bedrijven in 2018 zijn gedaald. Dit is vooral opvallend omdat deze innovatiescores gemiddeld genomen in de EU zijn toegenomen. Deze resultaten zijn vastgelegd in het European Innovation Scoreboard van de Europese Commissie en in de publicatie Bedrijvenbeleid in beeld van EZ (tabel B1).

Vooraf is bekend dat in statistiekjaar 2018 een vernieuwing van de CIS heeft plaatsgevonden. Het doel van dit onderzoek is om uit te zoeken of deze afname te maken heeft met een daadwerkelijke daling van innovatie in Nederland ten opzichte van voorgaande perioden en ten opzichte van andere EU-landen of dat wijzigingen in de definities en de structuur van de vragenlijst een verklaring zijn. Daarnaast kregen bij de uitvraag van de CIS 2016-2018 alleen bedrijven met gerealiseerde innovaties de vraag of er (ook) innovatieactiviteiten hebben plaatsgevonden, terwijl deze vraag eigenlijk aan alle respondenten had moeten worden gesteld. Ook de mate van invloed op de resultaten van deze foutieve routing wordt onderzocht.

Vanaf statistiekjaar 2018 is de definitie van een innovatief bedrijf in de CIS dus gewijzigd. Dit betreft echter enkel een herstructurering van de gestelde vragen, geen bewuste verenging van de definitie. Vanaf 2018 moet een bedrijf ten minste een van de onderstaande innovatie(activiteiten) hebben om gedefinieerd te worden als een innovatief bedrijf:

  • Productinnovatie
  • Procesinnovatie
  • Lopende of afgebroken innovatie
  • Het uitvoeren van R&D met eigen of ingeleend personeel
  • Het uitbesteden van R&D aan derden

Tot en met 2016 worden bedrijven gedefinieerd als innovatief bedrijf als zij tenminste een van onderstaande innovatie(activiteiten) hebben:

  • Productinnovatie
  • Procesinnovatie
  • Lopende of afgebroken innovatie
  • Organisatorische innovatie (na 2016 onderdeel van procesinnovatie)
  • Marketing innovatie (na 2016 onderdeel van procesinnovatie)
  • Het uitvoeren van R&D met eigen personeel
  • Het uitbesteden van R&D aan derden

2. Omzet uit innovatie

Het CIS-onderzoek is gebaseerd op een gestratificeerde steekproef met stratificatie naar bedrijfsactiviteit en bedrijfsgrootte. De doelpopulatie voor de CIS bestaat uit bedrijven in SBI’s 01 – 82 met minimaal 10 werkzame personen of meer. De SBI’s vanaf 83 (bijvoorbeeld overheid, onderwijs en zorg) en bedrijven met minder dan 10 werkzame personen vallen dus buiten de scope. Om uitkomsten te bepalen voor de gehele populatie van bedrijven wordt de respons opgehoogd.

Deze paragraaf onderzoekt de oorzaak van de daling van het percentage van de omzet uit innovatie in 2018. Aangezien voor bedrijven die enkel in 2018 hebben deelgenomen aan het onderzoek geen vergelijking mogelijk is met andere jaren, wordt er gebruik gemaakt van een panelanalyse. Deze analyse richt zich specifiek op bedrijven die consequent hebben deelgenomen aan alle CIS-enquêtes van 2014 tot en met 2020. Op voorhand kan overigens al worden geconstateerd dat eerder genoemde wijzigingen in de enquête m.b.t. organisatorische en marketinginnovatie, niet van invloed zijn op deze ontwikkeling. Omzet uit innovatie heeft enkel betrekking op productinnovatie en dit onderdeel van de vragenlijst is ongewijzigd.

Door de ontwikkeling van de omzet uit innovatie bij deze panelbedrijven te analyseren en te vergelijken met de totale populatie, kan worden vastgesteld of de waargenomen daling in 2018 een algemene trend weerspiegelt of mogelijk wordt veroorzaakt door specifieke kenmerken van de (hernieuwde) CIS-enquête. Deze aanpak zorgt ervoor dat eventuele steekproefeffecten worden uitgesloten.

Het onderzoek vergelijkt systematisch de metingen over statistiekjaar 2018 met die over 2014, 2016 en 2020. Specifiek wordt onderzocht of:

  1. De panelbedrijven eenzelfde mate van verandering in omzet uit innovatie laten zien als de totale populatie;
  2. Er binnen het panel specifieke factoren of afwijkende patronen te identificeren zijn die de daling van het percentage omzet uit innovatie in 2018 kunnen verklaren.

Om de verandering van de bedrijven die in alle jaren hebben gerespondeerd, oftewel de bedrijven in het panel, door de jaren heen met elkaar te vergelijken, worden de uitkomsten van een aantal verschillende berekeningen naast elkaar gezet in deze paragraaf. Op die manier kan worden onderzocht of deze bedrijven dezelfde trend laten zien als in het European Innovation Scoreboard. Aangezien enkel deze bedrijven van belang zijn hiervoor wordt er niet opgehoogd/gewogen. De innovatie-indicator die wordt vergeleken is het aandeel van de omzet dat afkomstig is van nieuwe innovatieve producten (goederen of diensten). Dit is het deel van de totale omzet van een bedrijf dat afkomstig is uit zowel innovatieve producten die alleen nieuw zijn voor het bedrijf als innovatieve producten die nieuw zijn voor de markt. Tabel 2.1 laat de ontwikkeling van het omzetaandeel over de tijd heen zien voor verschillende (sub)groepen van (innovatieve) bedrijven. Om de vergelijkbaarheid met het European Innovation Scoreboard te waarborgen worden alleen bedrijfstakken1) meegenomen die ook in de Eurostat publicaties zijn opgenomen (hierna ‘Eurostat SBI’s’).

In totaal zijn er 2212 bedrijven die voor elk van de onderzochte jaren hebben gerespondeerd en dus in het panel zitten. Dit is ongeveer 40% van het totaal aantal responderende steekproefeenheden voor elk jaar (44%, 38%, 38%, 38% voor 2014, 2016, 2018 en 2020 respectievelijk). Het aandeel van de omzet van dit panel bedrijven in de totale omzet van alle bedrijven in de steekproef is per jaar respectievelijk 60%, 41%, 40%, 39%. In 2014 maakte de omzet van de bedrijven in het panel een groter deel uit van de totale omzet, omdat de steekproef in 2014 minder eenheden bevatte en de totale onopgehoogde omzet dus ook lager was. Zoals eerder genoemd is het doel van onderstaande analyse om een beter beeld te krijgen van de ontwikkeling van bedrijven waarvoor omzet data voor meerdere jaren beschikbaar is en vast te stellen of deze ontwikkelingen overeen komen met het resultaat dat voor de bedrijvenpopulatie in zijn geheel geobserveerd wordt.

De berekening in kolom 1 van tabel 2.1 komt exact overeen met de berekening in het European Innovation Scoreboard. Hier gaat het om het totale aandeel omzet uit innovatie van de hele bedrijvenpopulatie in Nederland. Hiervoor worden dus opgehoogde cijfers gebruikt. Voor de andere kolommen (2 t/m 4) blijft de teller in de berekening constant, te weten de niet-opgehoogde omzet uit innovatie van bedrijven in het panel zoals hierboven omschreven. De omzet die wordt beschouwd als de ‘totale omzet’ (de noemer) verschilt per kolom. Dit is om te onderzoeken of er per jaar grote verschillen in de gemiddelde omzet uit innovatie zitten als het deel van de bedrijven dat als het totaal wordt gezien verandert. Voor elk van de kolommen uit tabel 2.1 volgt hieronder een korte beschrijving van wat er precies wordt berekend.

Kolom 1:

\[ \frac{\text{Opgehoogde omzet uit innovatie van alle bedrijven}}{\text{Totale opgehoogde omzet van alle bedrijven}} \]

Dit is dezelfde berekening als die van het European Innovation Scoreboard en geeft dezelfde resultaten.

Kolom 2:

\[ \frac{\text{Omzet uit innovatie van bedrijven in het panel}}{\text{Totale opgehoogde omzet van alle bedrijven}} \]

In deze kolom wordt gekeken hoe de omzet uit innovatie van de bedrijven die in elk jaar responderen zich verhoudt tot de totale omzet van alle bedrijven. Deze berekening komt nagenoeg overeen met de berekening die wordt gebruikt in het European Innovation Scoreboard, met als verschil dat het hier gaat om de niet-opgehoogde omzet uit innovatie van enkel de bedrijven in het panel (teller). De vergelijking van deze kolom met de uitkomsten uit het European Innovation Scoreboard laat zien hoe de ontwikkeling van de omzet uit innovatie van de bedrijven in het panel zich verhoudt tot de ontwikkeling van de omzet uit innovatie van de totale bedrijvenpopulatie.

Kolom 3:

\[ \frac{\text{Omzet uit innovatie van bedrijven in het panel}}{\text{Totale opgehoogde omzet van alle innovatieve bedrijven}} \]

In Kolom 3 wordt in plaats van naar de totale omzet van alle bedrijven gekeken naar de totale omzet van alle innovatieve bedrijven. Dit laat zien hoe de omzet uit innovatie van de bedrijven in het panel zich ontwikkelt ten opzichte van de totale omzet van alle innovatieve bedrijven. Hier wordt dus geen rekening gehouden met omzet van bedrijven zonder innovatie.

Kolom 4:

\[ \frac{\text{Omzet uit innovatie van bedrijven in het panel}}{\text{Totale omzet van bedrijven in het panel}} \]

In Kolom 4 wordt ook in de noemer alleen naar de bedrijven gekeken die elk jaar responderen, en dus in het panel zitten. Aangezien het hier alleen om de omzet van de specifieke panelbedrijven gaat is de totale omzet niet opgehoogd. De vergelijking van deze kolom met het European Innovation Scoreboard geeft inzicht in hoe de verhouding tussen de omzet uit innovatie en de totale omzet verschilt tussen enkel de bedrijven in het panel en de totale bedrijvenpopulatie.

De berekening voor het jaar 2020 conform het European Innovation Scoreboard in kolom 1 laat zien dat het aandeel omzet uit innovatie weer toeneemt in 2020 na de afname in 2018. In 2018 is dus geen langdurige afname van de omzet uit innovatie ingezet. Kolom 2, waar de omzet uit innovatie vergeleken wordt met de totale omzet van enkel de bedrijven die elk jaar in de dataset zitten, laat een minder scherpe daling zien van het aandeel omzet uit innovatie dan in het Scoreboard te zien is. Het panelonderzoek toont dat het aandeel omzet uit innovatie daalt van 3,8% naar 3,4% in 2018. In relatieve termen betekent dit een afname van 11% (0,4 procentpunt). In het European Innovation Scoreboard is de daling sterker: van 10,4% naar 8,2%, wat neerkomt op een relatieve afname van 21% (2,2 procentpunt).

Kolom 3 laat zien dat de verhouding tussen de omzet uit innovatie van het panel en de totale omzet van de bedrijven met innovatie minder lijkt te schommelen, dit aandeel blijft gelijk in 2016 en 2018. De omzet van bedrijven met innovatie lijkt constanter te blijven dan de omzet van alle bedrijven in Nederland, de teller is namelijk onveranderd ten opzichte van kolom 2.

Het eerste wat opvalt wanneer alleen wordt gekeken naar de bedrijven die in het panel zitten (kolom 4) is dat de percentages een stuk hoger zijn dan de percentages in het European Innovation Scoreboard. Een verklaring hiervoor is dat bedrijven die in 4 opeenvolgende jaren in het panel zitten vaak grote en innovatieve bedrijven zijn. Toch vindt ook hier een redelijke daling plaats in 2018. Het gaat om een relatieve daling van 6% waar het European Innovation Scoreboard een daling van 21% laat zien. De bedrijven die elk van de jaren op de innovatie-enquête responderen ondergaan dus ook een daling van de omzet uit innovatie in 2018 ten opzichte van voorgaande jaren, maar de daling voor deze bedrijven is een stuk minder sterk dan voor de totale bedrijvenpopulatie.

Als laatste vergelijken we de resultaten in kolom 4 met de resultaten uit kolom 2. Het verschil tussen de berekening in kolom 2 en kolom 4 is dat de noemer in kolom 2 gelijk is aan de totale opgehoogde omzet van alle bedrijven en de noemer in kolom 4 gelijk is aan de totale omzet van bedrijven in het panel. In Kolom 4 vindt een minder sterke daling van de omzet uit innovatie plaats dan in kolom 2. Hieruit kunnen we concluderen dat ook de totale omzet van de bedrijven in het panel minder verandert dan de omzet van de totale bedrijvenpopulatie. 

Uit bovenstaande vergelijkingen kunnen we concluderen dat ook de bedrijven in het panel een daling in de omzet uit innovatie van 2016 op 2018 laten zien. De ontwikkeling van deze bedrijven volgt dus een soortgelijke afnemende trend. Wel is deze daling voor de bedrijven in het panel duidelijk minder sterk dan voor de totale bedrijvenpopulatie. De afnemende percentages in 2018 in tabel 2.1 worden enerzijds veroorzaakt door de daling in de omzet uit innovatie. Anderzijds, is de totale omzet in 2018 hoger dan in elk van de andere weergegeven jaren. Ook deze hoge omzet uit niet-innovatieve bedrijfsactiviteiten draagt bij aan een laag innovatiepercentage voor 2018. Dit zorgt beide voor een dalend percentage omzet uit innovatie.

Tabel 2.1 Aandeel omzet uit innovatie Eurostat SBI’s (%)
JaarEuropean Innovation ScoreboardOpgehoogde omzet alle bedrijvenOpgehoogde omzet Innovatieve bedrijvenOmzet panel bedrijven
201410,804,206,3013,20
201610,403,805,7012,50
20188,203,405,7011,80
20209,003,605,2012,80

Tabel 2.2 is een herhaling van tabel 2.1 met alle bedrijfstakken die zijn opgenomen in de CIS (secties A t/m N). Deze tabel laat zien dat er geen grote verschillen optreden in het percentage van de omzet wanneer je alle SBI’s erbij zou betrekken. De berekening volgens de methode van het European Innovation Scoreboard laat ook in dit geval elk jaar een kleine afname van het percentage omzet uit innovatie zien. De andere drie kolommen tonen eveneens weinig verschil vergeleken met het gemiddelde percentage wanneer alleen de ‘Eurostat SBI’s’ meetellen (Tabel 2.1). De percentages zijn allemaal net iets lager omdat de meest innovatieve bedrijfstakken onder de Eurostat SBI’s vallen. De afname in 2018 die te zien is in het European Innovation Scoreboard is even hoog als alle bedrijfstakken in de berekening meegenomen worden.

Tabel 2.2 Aandeel omzet uit innovatie voor alle SBI’s (%)
JaarEuropean Innovation ScoreboardOpgehoogde omzet alle bedrijvenOpgehoogde omzet Innovatieve bedrijvenOmzet panel bedrijven
20149,503,505,8012,00
20169,303,505,5012,00
20187,103,005,3011,00
20207,803,104,8011,70

1)NACE Rev. 2 secties B-C-D-E-46-H-J-K-71-72-73.

3. Aandeel innovatieve bedrijven

Om de ontwikkeling van het aandeel innovatieve bedrijven te kunnen duiden moet worden onderzocht of het herontwerp van de CIS vragenlijst die is doorgevoerd vanaf de periode 2016-2018 van invloed is geweest op de uitkomsten van de enquête die betrekking hebben op het aantal innovatieve bedrijven. Om deze vraag te beantwoorden is ten eerste een vergelijking van de verschillende vraagstellingen van vóór en na het herontwerp van belang. De twee versies van de relevante vragen zijn in de afbeeldingen 3.1 en 3.2 hieronder weergegeven.

Afbeelding 3.1: Vraagstelling tot en met CIS 2014-2016

Afbeelding 3.1: Vraagstelling tot en met CIS 2014-2016

Afbeelding 3.2:Vraagstelling vanaf CIS 2016-2018

Afbeelding 3.2:Vraagstelling vanaf CIS 2016-2018

Bij het herontwerp van de CIS is, net als bij oude versies, gebruik gemaakt van de door Eurostat aangeleverde (Engelstalige) vraagteksten. Deze zijn door het CBS 1-op-1 vertaald en zo opgenomen in de vragenlijst om de Europese vergelijkbaarheid zo goed mogelijk te waarborgen. Het was in principe de insteek dat de 3 laatste antwoordopties in de nieuwe procesinnovatievraag en een kleine uitbreiding van de definitie van productinnovatie (afbeelding 3.2) de oude afzonderlijke vragen omtrent organisatorische en marketinginnovaties (afbeelding 3.1) zouden vervangen. Het is echter niet uit te sluiten dat berichtgevers de vragen toch anders zijn gaan interpreteren. Uit bovenstaande afbeeldingen wordt duidelijk dat de omschrijving in de huidige vragenlijst zeer summier is in vergelijking met de teksten die vóór statistiekjaar 2018 werden gebruikt. Dat zou tot gevolg kunnen hebben dat berichtgevers sneller geneigd zijn te denken dat hun innovaties hier niet (meer) onder vallen. Niet in de laatste plaats omdat organisatie en marketing opeens onder procesinnovatie vallen en deze wijziging nergens specifiek is benoemd.

Dit vermoeden wordt ondersteund door de resultaten in tabellen 3.1 en 3.2. Onderstaande cijfers laten zien dat in de periode 2014-2016 nog 414 berichtgevers wegens het hebben van enkel organisatorische of marketinginnovaties als innovatief worden gekenmerkt, terwijl dat er in de perioden 2016-2018 en 2018-2020 nog maar respectievelijk 47 en 49 zijn. De opgehoogde cijfers laten daarnaast duidelijk eenzelfde beeld zien. In 2014-2016 zijn er 1904 bedrijven innovatief door enkel organisatorische of marketinginnovaties, in 2016-2018 en 2018-2020 respectievelijk 298 en 358. Dat is een afname van ruim 1500 innovatieve bedrijven. Hoewel het natuurlijk niet volledig uit te sluiten is dat het hier een reële ontwikkeling betreft, is het aannemelijk dat deze daling wordt veroorzaakt door de wijziging van de vraagstelling en in werkelijkheid dus een onderschatting van het aantal innovatieve bedrijven tot gevolg heeft.

De resultaten uit tabellen 3.3 en 3.4 versterken deze bevinding. Beide tabellen laten dezelfde analyse zien als in tabellen 3.1 en 3.2, echter nu uitgevoerd op de subset van bedrijven die in alle drie de perioden hebben gerespondeerd. Ook hier komt een duidelijke daling naar voren van bedrijven die vanwege enkel organisatorische of marketinginnovaties als innovatief worden gekenmerkt.

Tabel 3.1 Respondenten 2014-2016 – 2018-2020
2014-20162016-20182018-2020
Totaal innovatieve bedrijven393034433775
Enkel organisatie-/marketinginnovatie
(geen andere innovatie of innovatieactiviteiten)
4144749

Tabel 3.2 Opgehoogd cijfer 2014-2016 – 2018-2020
2014-20162016-20182018-2020
Totaal innovatieve bedrijven154041352315728
Enkel organisatie-/marketinginnovatie
(geen andere innovatie of innovatieactiviteiten)
1904298358

Tabel 3.3: Respondenten 2014-2016 – 2018-2020, enkel bedrijven die in alle jaren hebben gerespondeerd
2014-20162016-20182018-2020
Totaal innovatieve bedrijven373832413524
Enkel organisatie-/marketinginnovatie
(geen andere innovatie of innovatieactiviteiten)
3934048

Tabel 3.4: Opgehoogd cijfer 2014-2016 – 2018-2020, enkel bedrijven die in alle jaren hebben gerespondeerd
2014-20162016-20182018-2020
Totaal innovatieve bedrijven146791272414693
Enkel organisatie-/marketinginnovatie
(geen andere innovatie of innovatieactiviteiten)
1785253339

Een andere factor die van invloed kan zijn geweest op de ontwikkeling van het aandeel innovatieve bedrijven is de routing van de vragenlijst. Zoals reeds kort aangehaald in de inleiding bleek in de vragenlijst 2016-2018 die door het CBS is uitgezonden in 2019 achteraf helaas een fout te zijn gemaakt in de routing. De (verplichte) vraag omtrent het verrichten van innovatieactiviteiten is enkel gesteld aan bedrijven die eerder in de vragenlijst hadden aangegeven afgeronde product- of procesinnovatie of lopende of afgebroken innovatie te hebben in plaats van aan alle bedrijven die de enquête invullen. Deze vraag bevat de categorieën ‘Het uitvoeren van R&D met eigen of ingeleend personeel’ en ‘Het uitbesteden van R&D aan derden’ die mede bepalen of een bedrijf als innovatief wordt geclassificeerd. Het gevolg van deze foutieve routing is helaas dus een onderschatting van het aantal, en daarmee aandeel, innovatieve bedrijven volgens de definitie van Eurostat en daarmee medeoorzaak van de waargenomen daling in 2018 in het European Innovation Scoreboard.

Om te onderzoeken hoe groot de gevolgen hiervan zijn, kan worden gekeken wat de invloed van de genoemde variabelen is in een jaar dat deze wel op de juiste manier zijn uitgevraagd. De in 2021 uitgezonden CBS-vragenlijst over 2018-2020 bevat geen routingfout meer en dus kan de data over deze periode als referentie dienen. Onderstaande tabellen 3.5 en 3.6 laten zien dat in 2018-2020 in totaal 377 berichtgevers wegens het hebben van enkel R&D uitgaven als innovatief worden gekenmerkt. Opgehoogd gaat het in die periode om een totaal van 1362 innovatieve bedrijven. Het is aannemelijk dat in de periode 2016-2018 een vergelijkbaar aantal innovatieve bedrijven over het hoofd wordt gezien.

Tabel 3.5 Respondenten 2016-2018 – 2018-2020
2016-20182018-2020
Totaal innovatieve bedrijven34433775
Enkel R&D uitgaven
(geen andere innovatie of innovatie activiteiten)
01)377
1)Gerapporteerde nul veroorzaakt door foutieve routing in vragenlijst 2016-2018

Tabel 3.6 Opgehoogd cijfer 2016-2018 – 2018-2020
2016-20182018-2020
Totaal innovatieve bedrijven1352315728
Enkel R&D uitgaven
(geen andere innovatie of innovatie activiteiten)
01)1362
1)Gerapporteerde nul veroorzaakt door foutieve routing in vragenlijst 2016-2018

4. Opvallende waarnemingen microdata

Naast analyses op macroniveau is in dit onderzoek ook aandacht besteed aan de invloed van individuele waarnemingen in de microdata. Dit om te achterhalen of één of enkele bedrijfseenheden verantwoordelijk zouden kunnen zijn voor het beeld dat het European Innovation Scoreboard laat zien.

Voor enkele bedrijven die in alle jaren hebben gerespondeerd is niet voor elk van de jaren informatie voor de CIS-indicatoren over het percentage omzet uit innovatie beschikbaar. Indien dit het geval is wordt de omzet waarde uit innovatie in het desbetreffende jaar op 0 gezet. Dit aantal is iets hoger voor 2018 (12) en 2020 (13) dan voor 2014 (7) en 2016 (3). Hierbij zijn bedrijven die in elk niet-missend jaar 0 hebben ingevuld niet meegerekend. Het onderzoek heeft uitgewezen dat er meer bedrijven met missende data voor 2018 en 2020 zijn, maar dit verschil is niet groot genoeg om een afname van het gemiddelde in 2018 te verklaren.

Ook zien we in 2018 niet meer bedrijven waarbij het percentage omzet uit innovatie een stuk lager is dan in andere jaren. Er zijn enkele bedrijven die een grote dip laten zien in 2018, maar dit geldt net zo goed voor andere jaren. Verder wordt dit gecompenseerd door bedrijven die juist een grote toename ondervinden in 2018 vergeleken met andere jaren. Ook is het zo dat deze hoge of lage uitschieters een redelijk laag gewicht hebben en dus geen abnormaal hoog of laag effect hebben op het totaal. Om dit te benadrukken zijn de berekeningen herhaald exclusief alle bedrijven waarvoor de omzet uit innovatie erg laag of juist erg hoog is in 2018 ten opzichte van de andere jaren. Zoals verwacht verandert dit het beeld van de ontwikkeling van het percentage omzet uit innovatie zoals geschetst in tabel 2.1 niet wezenlijk.

5. Conclusie

De analyse op microniveau heeft geen specifieke individuele bedrijven aan het licht gebracht die de afname van de CIS-indicatoren voor het omzetaandeel uit nieuwe en verbeterde producten en/of het aandeel innovatieve bedrijven in 2018 zouden kunnen verklaren. Verder nemen beide indicatoren in 2020 ook weer toe ten opzichte van 2018.

Het percentage omzet uit innovatie van de bedrijven die voor elk van de onderzochte jaren hebben gerespondeerd is stabieler dan het percentage uit het European Innovation Scoreboard waarin alle responderende bedrijven worden meegenomen. Dit betekent dat de afname die in het European Innovation Scoreboard te zien is hoogstwaarschijnlijk grotendeels wordt veroorzaakt door dynamiek in de steekproef en/of de bedrijvenpopulatie. Daarnaast kan worden geconcludeerd dat het herontwerp van de innovatie-enquête niet van invloed kan zijn geweest op het aandeel omzet uit innovatie in 2018 aangezien het onderdeel dat betrekking heeft op productinnovatie niet is gewijzigd.

De daling in het aandeel innovatieve bedrijven in de periode 2016-2018 wordt enerzijds veroorzaakt door een wijziging in het ontwerp van de enquête. Organisatie- en marketinginnovatie wordt niet meer apart uitgevraagd vanaf CIS 2016-2018. Dit leidt tot minder innovatieve bedrijven, blijkt uit analyse van de betreffende vragen voor en na herontwerp. Hieruit zou men kunnen concluderen dat de Nederlandse vragenlijst na herontwerp wellicht meer toelichting behoeft om voldoende aandacht te blijven vestigen op de verplaatste vragen omtrent organisatie- en marketinginnovatie. Deze aanpassing zou echter betekenen dat het CBS gaat afwijken van de door Eurostat aanbevolen vraagteksten, waardoor de Nederlandse cijfers minder goed vergelijkbaar zouden worden met die van andere Europese landen. Aangezien Eurostat zelf ook aangeeft dat het onvermijdelijk is dat de herziening invloed heeft op de directe vergelijkbaarheid met voorgaande edities (Eurostat, 2021), is ervoor gekozen de Europese vergelijkbaarheid zo goed mogelijk te waarborgen en in de Nederlandse vragenlijst geen extra toelichting op te nemen.

Verder zorgt een fout in de routing van de vragenlijst 2016-2018 ervoor dat het aantal innovatieve bedrijven volgens de definitie van Eurostat in die periode wordt onderschat. Ook dat is dus een medeoorzaak van het dalende aandeel innovatieve bedrijven dat wordt gerapporteerd voor die periode. Deze fout is bij de uitzending van de vragenlijst 2018-2020 gecorrigeerd en vormt in de toekomst geen probleem meer.

6. Referenties

Eurostat (2021). Community Innovation Survey – design improvement in 2018. Statistics Explained.

7. Bijlagen

Tabel B1: European Innovation Scoreboard

Tabel B.1a Aandeel innovatieve bedrijven*, 2010-2018 (% van het totaal aantal bedrijven)
NederlandEU-gemiddelde
20105753
20125149
20145549
20166051
20185050
20205653
* Hier gedefinieerd als bedrijven die in de laatste drie jaar
innovatieactiviteiten hebben ontplooid.

Bron: Bedrijvenbeleid in beeld
(EZ, ontleend aan resultaten van Community Innovation Survey)

Tabel B.1b Omzetaandeel uit nieuwe of sterk verbeterde producten, 2010-2018 (% van de totale omzet)
NederlandEU-gemiddelde
20101013
20121212
20141113
20161013
2018813
2020913
Bron: Bedrijvenbeleid in beeld
(EZ, ontleend aan resultaten van Community Innovation Survey)