Auteur: Annemieke Vermeulen, Karin Riksen
Ontwikkelingen rente Wlz-zorginstellingen 1997-2021

6. Conclusie

In dit rapport is op basis van de overzichten van langlopende leningen uit een representatieve steekproef van jaarrekeningen over 2021 de ontwikkeling in de afgelopen vijfentwintig jaar geschetst van de werkelijke rentepercentages en rentelasten.

De populatie in dit onderzoek bestaat uit zorgconcerns die als hoofdactiviteit Geestelijke Gezondheidszorg met overnachting (GGZ), Gehandicaptenzorg (GHZ) en Verpleeghuis- en Verzorgingshuiszorg (V&V) hebben en die geheel of gedeeltelijk gefinancierd worden vanuit de Wlz; de Wlz-zorginstellingen. De Wlz-zorginstellingen uit de steekproef hebben gezamenlijk 34,6 miljard euro aan totale bedrijfsopbrengsten en vertegenwoordigen 90,4 procent van de totale bedrijfsopbrengsten van alle zorginstellingen met eerder genoemde hoofdactiviteit.

De rentepercentages waarvoor Wlz-zorginstellingen langlopende leningen afsluiten verschillen sterk.
Van 2012 tot en met 2018 was de spreiding lager. In 2019 neemt de spreiding een jaar toe, maar in zowel 2020 als 2021 neemt deze weer af. Voor leningen afgesloten in 2021 was de rente behorende bij de 1e decielgroep 0,45 procent en bij de 9e decielgroep 2,24 procent. De afgesloten mediane rente is in 2021 gedaald naar 1,40 procent.

De mediane rente waarvoor zorginstellingen leningen hebben afgesloten ligt voor de jaren na 2004 dicht bij de kapitaalmarktrente van de jongste tienjarige staatslening. In de jaren na 2007 wordt de afstand tussen de afgesloten rentepercentages en de kapitaalmarktrente steeds iets groter. Hierbij liggen vanaf 2010 voor alle sectoren de afgesloten rentepercentages boven de kapitaalmarktrente.
Tussen afgesloten rentepercentages en sector is geen duidelijk verband zichtbaar. De mediane rentepercentages voor de verschillende sectoren van de Wlz-zorginstellingen liggen dicht bij elkaar. Er is wel een mogelijke relatie met de grootteklasse van de totale bedrijfsopbrengsten. Zo is zichtbaar dat vanaf 2014 de kleine zorgconcerns, met bedrijfsopbrengsten kleiner dan 25 miljoen euro, voor de meeste jaren, leningen met hogere rentes hebben afgesloten dan de overige zorgconcerns.

In dit onderzoek is tevens gekeken naar de invloed van de looptijd in jaren van de lening op het afgesloten rentepercentage. De gemiddelde rente van leningen met een looptijd van 5 tot 10 jaar bedraagt 2,50 procent voor Wlz-zorginstellingen, terwijl bij leningen met een looptijd van 40 jaar of hoger de gemiddelde rente gelijk is aan 3,26 procent. Opvallend is dat de gemiddelde rente voor leningen met een looptijd minder dan 5 jaar met 2,77 procent hoger is dan de gemiddelde rente van leningen met langere looptijden. Bij de VV stijgt het rentepercentage mee met de lengte van de oorspronkelijke looptijd van de leningen. Echter bij de sectoren GGZ en GHZ is het gemiddelde rentepercentage van de leningen met een looptijd van 10 tot 20 jaar het laagst.

Met behulp van een regressieanalyse is gekeken of er een duidelijk verband is tussen een aantal variabelen van het zorgconcern en de rentepercentages waarvoor leningen zijn afgesloten.
Uit de resultaten van de analyse voor leningen afgesloten in zowel 2020 als 2021 volgt voor alle sectoren, dat zowel de solvabiliteit, het weerstandsvermogen als de rentabiliteit geen significant effect heeft op de werkelijke rente.

Uit de resultaten van de analyse voor leningen afgesloten in 2021 volgt dat voor de sector GHZ het weerstandsvermogen een klein significant effect heeft op de werkelijke rente. Bij de sector V&V had de solvabiliteit een klein significant effect. Bij de sectoren ZKH en GGZ had geen van de variabelen een significant effect.

De niet opgehoogde rentelasten van langlopende leningen op basis van de werkelijke rente uit de jaarrekeningen 2021 over de jaren 1997 tot en met 2021 zijn gelijk aan 212,6 miljoen euro voor Wlz-zorginstellingen. Dat is hoger dan de berekende rentelasten op basis van de kapitaalmarktrente, ter hoogte van 143,5 miljoen euro. In het eerste rapport op basis van jaarrekeningen 2007 lagen de totale werkelijke rentelasten nog onder de totale rentelasten op basis van kapitaalmarktrente.