Auteur: Annemieke Vermeulen, Karin Riksen
Ontwikkelingen rente Wlz-zorginstellingen 1997-2021

3. Financiële kengetallen

3.1 Verdeling balans passiva naar sector

De opbouw van de schuldenlast van zorgconcerns kan sterk verschillen. Dit heeft voor een belangrijk deel te maken met het type activa (bezittingen). Een zorgconcern met veel materiële vaste activa, trekt hiervoor veelal langlopende kredieten aan. In geval van meer kortdurende verplichtingen, wordt eerder kortlopend krediet aangetrokken. Dit verschil is duidelijk te zien bij de V&V en de thuiszorg (T). Thuiszorgactiviteiten zijn veelal extramuraal van karakter. Dit betekent dat het aandeel materiële vaste activa (o.a. gebouwen) bij de thuiszorg naar verhouding veel lager is dan bij de V&V, die vooral intramuraal plaatsvindt. In figuur 3.1.1 is zichtbaar dat het aandeel opgenomen kortlopende leningen bij thuiszorgconcerns veel groter is dan bij de overige zorgconcerns. Bij de sectoren Geestelijke gezondheidszorg, Gehandicaptenzorg en de Verpleeg- en verzorgingshuiszorg is zowel het aandeel langlopende leningen als het aandeel kortlopende leningen in 2021 afgenomen. Bij de sector ziekenhuizen neemt het aandeel langlopende leningen eveneens af.

3.1.1 Procentuele verdeling balans passiva, 2020-2021
   Eigen vermogen inclusief voorzieningen (%)Overige kortlopende schulden (%)Langlopende schulden (%)
ZKH202036,928,934,3
ZKH202137,929,732,4
GGZ202039,634,426,0
GGZ202141,433,225,4
GHZ202045,527,427,1
GHZ202148,225,826,0
V&V202042,924,133,0
V&V202146,323,330,5
T202040,557,02,5
T202139,557,03,6

3.2 Kort- en langlopende leningen naar sector

De opbouw binnen de kort- en langlopende leningen is zichtbaar in figuur 3.2.1. Voor de meeste sectoren varieert het aandeel langlopende leningen in 2021 van 44,7 tot 58,8 procent. Een uitzondering vormt de thuiszorg met een kleiner aandeel van 6,0 procent. Het onderscheid tussen kort- en langlopende leningen ligt in de jaarrekening op 1 jaar. De langlopende leningen hebben een (resterende) looptijd van langer dan 1 jaar. Deze leningen, die een oorspronkelijke looptijd hebben van langer dan 1 jaar, verschuiven het laatste jaar naar de kortlopende leningen. De aflossingsverplichtingen van langlopende leningen werden tot 2020 in de jaarrekening (en DigiMV) als afzonderlijke post opgenomen onder de kortlopende leningen. Deze aflossingsverplichtingen worden door de zorgconcerns ook meegenomen in het overzicht van langlopende leningen in de jaarrekening. Vanaf verslagjaar 2020 worden zowel de aflossingsverplichtingen van langlopende leningen als de kortlopende schulden aan kredietinstellingen niet meer afzonderlijk uitgevraagd via DigiMV, maar vallen deze onder de overige kortlopende schulden.

3.2.1 Procentuele verdeling langlopende en kortlopende schulden, 2020-2021
   Langlopende schulden (%)Crediteuren (%)Overige kortlopende schulden exclusief schulden u.h.v. bekostiging (%)
ZKH202056,36,737,0
ZKH202153,97,338,9
GGZ202043,54,751,8
GGZ202144,75,350,0
GHZ202053,25,941,0
GHZ202152,36,441,3
V&V202060,16,433,5
V&V202158,86,834,4
T20204,311,084,7
T20216,011,882,2

3.3 Kapitaallasten naar sector

In eerdere jaren ontvingen Wlz- en voorheen AWBZ-zorginstellingen een gegarandeerde vergoeding voor hun kapitaallasten van zorgvastgoed via het wettelijk budget. Tot de kapitaallasten worden financiële lasten (waaronder rentelasten), afschrijvingen en kosten van huur en lease van kapitaalgoederen gerekend. Vanaf 2012 moeten zorginstellingen integrale tarieven hanteren waarbij een vergoeding is inbegrepen voor de kapitaallasten. In combinatie met prestatiebekostiging loopt een zorginstelling hierdoor het risico dat kapitaallasten niet volledig worden gedekt als niet 100 procent van de geplande omzet wordt gehaald. Zie tabel 3.3.1a voor een overzicht van de kapitaallasten van zorgconcerns en tabel 3.3.1b voor een overzicht van het aandeel kapitaallasten van zorgconcerns in 2021. Voor elke zorgsector bedraagt het aandeel van de financiële lasten (waarvan het merendeel rentelasten betreft) in 2021 ongeveer 0,68 tot 1,03 procent van de totale lasten. Dit is een daling ten opzichte van 2020 (0,70 tot 1,16 procent).

3.3.1a Waarde kapitaallasten zorgconcerns naar sector, 2021
Afschrijvingen (mln euro)Huur (mln euro)Financiële lasten (mln euro)Subtotaal Kapitaallasten (mln euro)Overige bedrijfslasten (mln euro)Totale bedrijfslasten inclusief financiële lasten (mln euro)
ZKH 1.803 169 335 2.307 30.359 32.666
GGZ 228 194 46 468 6.329 6.797
GHZ 472 437 79 988 10.475 11.463
VVT 824 676 172 1.672 20.250 21.922
Totaal 3.327 1.476 632 5.435 67.413 72.848

Bron: CBS.

3.3.1b Aandeel kapitaallasten zorgconcerns naar sector, 2021
Afschrijvingen (%)Huur (%)Financiële lasten (%)Subtotaal Kapitaallasten (%)Overige bedrijfslasten (%)Totale bedrijfslasten inclusief financiële lasten (%)
ZKH5,520,521,037,0692,94100
GGZ3,352,850,686,8993,11100
GHZ4,123,810,698,6291,38100
VVT3,763,080,787,6392,37100
Totaal4,572,030,877,4692,54100
Bron: CBS.

Kijkend naar het totale aandeel kapitaallasten in de totale bedrijfskosten van zorgconcerns, komt naar voren dat het aandeel kapitaallasten bij alle sectoren ongeveer even groot is. Bij GGZ-instellingen is het aandeel afschrijvingen in de totale bedrijfskosten het laagst. Bij de sector ZKH is het aandeel afschrijvingen het hoogst en huur het laagst in de totale bedrijfskosten.