Auteur: Evelien Ebenau, Heike Goudriaan, Lisanne van Leeuwen, Loy Meijers, Michelle van Rosmalen
Verstekgangers en verweervoerders in handelszaken

Korte samenvatting

Veel gedaagden laten verstek gaan bij door de kantonrechter behandelde handelszaken. Uit eerder onderzoek naar de reisafstand tussen het woonadres van de gedaagde en de kantonlocatie blijkt dat de reisafstand geen rol speelt in het wel of niet verweer voeren. Om meer inzichten te krijgen in wie de verstekgangers zijn, heeft het WODC het CBS gevraagd om een statistisch onderzoek uit te voeren naar de sociaal-economische kenmerken van gedaagden bij door de kantonrechter behandelde handelszaken, met een focus op eventuele verschillen tussen gedaagden die verstek laten gaan en gedaagden die wel verweer voeren. De onderzoeksvraag luidt als volgt: wie zijn de verstekgangers en wat zijn hun sociaal-economische kenmerken in vergelijking met verschenen gedaagden? Naast het beantwoorden van deze vraag worden de kenmerken van zowel verstekgangers als verweervoerders ook vergeleken met de kenmerken van de Nederlandse bevolking. 

Voor dit onderzoek heeft het CBS van de Rechtspraak data ontvangen die bestaan uit ruim 300 000 dagvaardingszaken die door de kantonrechter zijn behandeld, op het terrein van het handelsrecht en waarbij de gedaagde een natuurlijk persoon is. Dit betreffen voornamelijk zaken waarbij volgens de eiser niet is voldaan aan een betalingsverplichting. Familiezaken en arbeidszaken zijn uitgesloten. Het gaat alleen om  zaken die zijn behandeld in 2018. Door het ontbreken van een BSN van de gedaagden is in dit onderzoek noodgedwongen uitgegaan van het in de Basisregistratie Personen (BRP) bekende woonadres op het moment waarop de gedaagde is uitgenodigd voor de zitting. Het heeft als gevolg dat de populatie feitelijk bestaat uit huishoudens waartoe gedaagde personen behoren. Daarnaast zijn niet alle zaken uit het oorspronkelijke bestand van de Rechtspraak meegenomen in het onderzoek, onder andere door onbruikbare adressen, intrekkingen waarbij de zaak al is ingetrokken vóór de zitting en door meerdere huishoudens op één adres, waardoor onbekend was tot welk huishouden de gedaagde behoorde.

Onder de onderzochte zaken is het aandeel verstekgangers 83 procent, in 13 procent van de zaken wordt wel verweer gevoerd. In 4 procent van de gevallen is het onbekend of er verweer is gevoerd. Uit het onderzoek komt naar voren dat (huishoudens van) gedaagden die verstek laten gaan relatief vaak bestaan uit eenouderhuishoudens, een laag inkomen hebben en vaak over een negatief vermogen beschikken. Vrouwen lijken iets vaker verstek te laten gaan dan mannen, hoewel mannen veel vaker gedaagd worden. Verstekgangers zijn vaak jonger dan 35 jaar, onder verweervoerders is de leeftijd iets hoger. 
In vergelijking met de hele bevolking blijkt dat gedaagden met een migratieachtergrond zijn oververtegenwoordigd, zij vormen de helft van gedaagden. Daarbij zijn geen verschillen tussen verstekgangers en verweervoerders. Gedaagden hebben niet zo vaak een hoog opleidingsniveau. Het opleidingsniveau onder verweervoerders is echter wel hoger dan onder verstekgangers. Tot slot zijn gedaagden voornamelijk werkzaam, hoewel onder verweervoerders ook relatief veel personen met een uitkering voorkomen.