Auteur: Ellen Webbink, Monica Deschinger, Thirsa Leendertse, Petra Molenaar-Cox, Sander van Schie
Vermogensonderzoeken in het buitenland 2019

5. Conclusie

Het doel van dit onderzoek was om in kaart te brengen hoe vaak gemeenten in 2019 een vermogensonderzoek in het buitenland zijn gestart, hoeveel vorderingen en boetes er in 2019 zijn opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht in de bijstand met betrekking tot het verzwijgen van vermogen in het buitenland en hoe groot de totale beginschuld is die hiermee gemoeid is. Om deze gegevens in kaart te brengen, is een enquête gestuurd naar alle gemeenten in Nederland. 

Van de 355 Nederlandse gemeenten (in 2019) hebben er 287 gerespondeerd (81 procent). De respons was hoger dan die op het onderzoek over 2018 (73 procent) en was representatief voor alle gemeenten in Nederland voor wat betreft de verdeling van gemeentegrootteklassen, het aantal vorderingen wegens schending van de inlichtingenplicht (ontstaansgrondcodes 51 tot en met 56 in de BDFS) in 2019, de bevolkingsdichtheid en het aantal personen met een migratieachtergrond. Er zijn 26 gemeenten die wel gerespondeerd hebben, maar een lege enquête hebben teruggestuurd. Deze gemeenten zijn daarom behandeld als non-respons. De bruikbare respons komt daarmee uit op 74 procent (in het onderzoek over 2018 was dat 61 procent).

Voor de gemeenten die niet hebben gerespondeerd zijn de aantallen geschat op basis van gemeenten die wel hebben gerespondeerd, door middel van imputatie. Op deze manier is voor alle gemeenten in Nederland tezamen voor 2019 een schatting gemaakt van het aantal gestarte vermogensonderzoeken in het buitenland, constateringen, vorderingen en boetes. Het onderzoek over 2018 volgde dezelfde werkwijze en methode, waardoor de cijfers van beide onderzoeken vergeleken kunnen worden.

De resultaten laten zien dat het aantal gemeenten dat in 2019 vermogensonderzoeken in het buitenland is gestart, met 95 procent betrouwbaarheid tussen de 60 en 80 ligt. Deze gemeenten voerden in 2019 tezamen tussen de 520 en 610 onderzoeken uit. Hierbij kan -net als bij het vorige onderzoek - worden opgemerkt dat een aantal gemeenten aangaf weinig of geen vermogensonderzoeken in het buitenland uit te voeren omdat deze onderzoeken arbeidsintensief zijn en de kosten vaak niet opwegen tegen de baten. 

In 2018 lag het aantal gemeenten dat vermogensonderzoeken in het buitenland is gestart met 95 procent betrouwbaarheid tussen de 70 en 90. Deze gemeenten voerden in 2018 tezamen tussen de 240 en 390 onderzoeken uit.

In totaal werden in 2019 tussen de 60 en 80 schendingen van de inlichtingenplicht geconstateerd wegens het verzwijgen van vermogen in het buitenland. Vorderingen en boetes naar aanleiding van verzwegen vermogen in het buitenland kwamen minder voor: het aantal vorderingen met een datum besluit in 2019 lag tussen de 20 en 30 en het aantal boetes lag tussen de 15 en 25 (met 95 procent zekerheid).

De totale beginschuld van de vorderingen en boetes kon niet worden opgehoogd voor de non-respons, omdat er sprake was van een klein aantal waarnemingen in combinatie met veel spreiding in de bedragen. In plaats daarvan zijn in deze publicatie alleen de antwoorden van de respons beschreven. Omdat hierbij de gegevens van een aantal (grotere) gemeenten ontbreken, zijn deze bedragen slechts ter indicatie. Dertien van de responderende gemeenten hebben een totale beginschuld van de opgelegde vorderingen hoger dan nul opgegeven in de enquête. Tezamen ging het om een totale beginschuld van ruim 944 duizend euro. Zes van de responderende gemeenten hebben een totale beginschuld van de boetes hoger dan nul opgegeven, in totaal ging het om bijna 112 duizend euro. 

In 2018 hadden twaalf van de responderende gemeenten een totale beginschuld van de opgelegde vorderingen van hoger dan nul opgegeven in de enquête. Tezamen ging het om een totale beginschuld van bijna 287 duizend euro. Drie van de responderende gemeenten uit 2018 hebben een totale beginschuld van de boetes van hoger dan nul opgegeven, in totaal ging het om ruim 87 duizend euro.