Auteur: Ellen Webbink, Monica Deschinger, Thirsa Leendertse, Petra Molenaar-Cox, Sander van Schie
Vermogensonderzoeken in het buitenland 2019

4. Uitkomsten

4.1 Aantallen

Op basis van de respons op de enquête en de ophoging door middel van de imputatiemethode zijn per vraag schattingen gemaakt voor de totale aantallen van alle gemeenten in Nederland in 2019. De resultaten zijn weergegeven in tabel 4.1.1, naast de resultaten over 2018. De schattingen gaan gepaard met een bepaalde onzekerheid, uitgedrukt in de relatieve marge. De relatieve marge geeft aan hoeveel het werkelijke aantal kan afwijken van de puntschatting. Door middel van deze marges zijn de 95%-betrouwbaarheidsintervallen bepaald. Per vraag wordt een ondergrens en een bovengrens aangegeven, waarbij geldt dat het gevraagde aantal met 95 procent zekerheid tussen deze twee grenzen ligt.

4.1.1 Aantal vermogensonderzoeken door gemeenten in het buitenland, 2018 en 2019
95% betrouwbaarheids-interval in 20182)Relatieve marge in 201895% betrouwbaarheids-interval in 20192)Relatieve marge in 2019
Aantal gemeenten dat vermogens-onderzoeken in het buitenland is gestart[70 : 90]14%[60 : 80]11%
Aantal gestarte vermogensonderzoeken in het buitenland[240 : 390]23%[520 : 610]8%
Aantal constateringen van overtredingen van de inlichtingenplicht1)[60 : 130]39%[60 : 80]11%
Aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht1)[20 : 30]28%[20 : 30]17%
Aantal boetes wegens overtreding van de inlichtingenplicht1)[0 : 10]41%[15 : 25]3)22%
Bron: CBS
1) Vanwege het verzwijgen van vermogen in het buitenland.
2) De aantallen zijn afgerond op tientallen.
3) Om te voorkomen dat de onder- en bovenmarge gelijk zijn, zijn deze aantallen afgerond op vijftallen.

Uit tabel 4.1.1 blijkt dat, van alle 355 gemeenten, naar schatting 60 tot 80 gemeenten vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart in 2019, zoals blijkt uit het 95%-betrouwbaarheidsinterval. Dit betekent dat het werkelijke aantal in 95 van de 100 gevallen binnen deze range ligt. Het aantal kan dus ook lager of hoger liggen.

Ter vergelijking: in 2018 zijn van alle 380 gemeenten, naar schatting 70 tot 90 gemeenten vermogensonderzoeken in het buitenland gestart, zoals toen uit het 95%-betrouwbaarheidsinterval is gebleken.

Met 95 procent zekerheid kan gezegd worden dat door deze gemeenten in totaal tussen de 520 en 610 onderzoeken naar vermogen in het buitenland zijn gestart in 2019. Dat is meer dan in 2018, toen in totaal tussen de 240 en 390 onderzoeken naar vermogen in het buitenland zijn gestart. Op basis van dergelijke onderzoeken zijn naar schatting 60 tot 80 overtredingen van de inlichtingenplicht geconstateerd wegens het verzwijgen van vermogen in het buitenland. Het gaat hierbij om alle overtredingen die in 2019 zijn geconstateerd, ongeacht het jaar waarin het onderzoek is gestart en de sanctie die hierop volgde. In 2018 zijn naar schatting 60 tot 130 overtredingen van de inlichtingenplicht geconstateerd wegens het verzwijgen van vermogen in het buitenland.

Het aantal opgelegde vorderingen en boetes naar aanleiding van dergelijke constateringen ligt lager: naar schatting tussen de 20 en 30 vorderingen en tussen de 15 en 25 boetes (met 95 procent zekerheid). In 2018 lag het aantal opgelegde vorderingen naar schatting op hetzelfde niveau als in 2019, maar er waren iets minder opgelegde boetes ten opzichte van 2019, namelijk niet meer dan 10 boetes (met 95 procent zekerheid).

Hierbij moet worden opgemerkt dat een (boete)vordering met een datum besluit in 2019 ook het resultaat kan zijn van een vermogensonderzoek dat is gestart vóór 2019. Een deel van het aantal geschatte (boete)vorderingen met een datum besluit in 2019 kan daarom resulteren uit vermogensonderzoeken die reeds vóór 2019 zijn gestart. Daarentegen kunnen er na 2019 nog (boete)vorderingen zijn opgelegd als resultaat van in 2019 gestarte vermogensonderzoeken. Deze vorderingen vallen echter buiten de schatting van het aantal (boete)vorderingen in dit onderzoek.

4.2 Bedragen

In de enquête is ook gevraagd naar de totale beginschuld van de in 2019 opgelegde vorderingen en boetes in het kader van verzwegen vermogen in het buitenland.

De vraag naar de totale beginschuld van de vorderingen is door 225 gemeenten ingevuld, waarvan 94 procent met een 0. De vraag naar de totale beginschuld van de boetes is door 223 gemeenten ingevuld, waarvan 97 procent met een 0 (zie ook paragraaf 3.2). Dit betekent dat het aantal responderende gemeenten dat een beginschuld hoger dan 0 heeft ingevuld zeer laag is, oftewel er zijn weinig waarden met een waarde boven 0. De spreiding in waarden van individuele gemeenten die niet 0 zijn, is bij de bedragen veel groter dan bij de gevraagde aantallen. Dit maakt het lastig om de bedragen bij te schatten voor gemeenten die niet responderen. Dit was in het onderzoek over 2018 ook het geval. Er kon dan ook wederom geen betrouwbaar model worden bepaald om de bedragen op te hogen voor de non-respons. In tabel 4.2.1 worden daarom de antwoorden van de responderende gemeenten beschreven. Omdat de gegevens van een aantal (grotere) gemeenten ontbreken, zijn deze bedragen slechts ter indicatie.

4.2.1 Beginschuld van vorderingen en boetes van responderende gemeenten, 2018 en 2019 (euro)
Totale beginschuld van vorderingen in 20181)2) N=231Totale beginschuld van boetes in 20181)2) N=231Totale beginschuld van vorderingen in 20191)2) N=225Totale beginschuld van boetes in 20191)2) N=223
Totaalbedrag286 770,00 87 260,00944 390,00111 810,00
Gemiddelde1 240,00 380,004 200,00 500,00
Standaarddeviatie8 690,005 270,0030 650,006 900,00
Minimum 0,00 0,00 0,00 0,00
Maximum80 000,0080 000,00340 060,00103 000,00
Bron: CBS
1) Wegens overtreding van de inlichtingenplicht, vanwege het verzwijgen van vermogen in het buitenland
2) De bedragen zijn afgerond op tientallen.

Van de responderende gemeenten hebben er 225 de totale beginschuld van vorderingen in het kader van verzwegen vermogen in het buitenland over 2019 opgegeven. Bij 13 gemeenten ging het om een bedrag hoger dan 0 euro. Zoals te zien is in tabel 4.2.1, was het totaalbedrag van de vorderingen in 2019 ruim 944 duizend euro. Dat is aanzienlijk meer dan is opgegeven in 2018, toen het bijna 287 duizend euro was. Gemiddeld per gemeente was de totale beginschuld van de vorderingen 4,2 duizend euro, tegen ongeveer 1,2 duizend euro in 2018.

Ook de maximale totale beginschuld van de vorderingen (dus per gemeente) was in 2019 hoger dan in 2018: ruim 340 duizend tegen 80 duizend euro.

Over 2019 hebben 223 gemeenten de totale beginschuld van de opgelegde boetes in het kader van verzwegen vermogen in het buitenland opgegeven. Hierbij waren er 6 met een bedrag hoger dan 0 euro. Het totaalbedrag was bijna 112 duizend euro, met een gemiddelde van 500 euro. Ook deze bedragen liggen hoger dan in het onderzoek over 2018, toen het totaalbedrag ruim 87 duizend euro was en het gemiddelde 380 euro. 

De maximale totale beginschuld van de boetes was 103 duizend euro in 2019 en 80 duizend euro in 2018.

4.3 Toelichting van gemeenten

Bijna 130 responderende gemeenten hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een toelichting te geven bij de enquête. Zij zijn verdeeld in drie groepen:

  • gemeenten die in 2019 vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart,
  • gemeenten die in 2019 geen vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart,
  • gemeenten die geen informatie konden leveren over vermogensonderzoeken in het buitenland.

Gemeenten die in 2019 vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart
Er waren ongeveer 30 gemeenten die in de enquête aangaven dat zij in 2019 vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart en daarbij een opmerking maakten. Meestal betrof het een verklaring waarom de overige informatie (constateringen, vorderingen, boetes, bedragen) niet of slechts deels kon worden geleverd:

  • Bij ongeveer een kwart was het onderzoek (of een deel van de onderzoeken) nog niet afgerond.
  • Meerdere gemeenten konden wel een aantal gestarte onderzoeken opgeven, maar konden de vervolgvragen niet beantwoorden omdat die informatie niet geregistreerd wordt.
  • Ook werd meermaals genoemd dat het resultaat van het onderzoek was dat er geen vermogen in het buitenland was gevonden.
  • Een aantal gemeenten kon geen aanvullende informatie over een aantal gestarte onderzoeken opgeven omdat zij het onderzoek hebben uitbesteed aan het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).
  • Verdere verklaringen waren 'buitenland werkte niet mee', 'in 2019 pas gestart met het project vermogensonderzoeken in het buitenland' en 'vermogensonderzoeken in het buitenland zijn zeer tijdrovend'.

Over het laatste schreef de contactpersoon van een gemeente:

"We constateren wel dat uitvoering van vermogensonderzoeken in het buitenland erg tijdrovend is met weinig rendement. Oorzaken zitten in de afstand, taalbarrière, verschil aan wetgeving, weinig medewerking van partijen. Veel onduidelijkheden. Daarbij ontstaat steeds meer een capaciteitsvraagstuk om de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten. Meerwaarde ligt in de vroegtijdige signaleringen (bij aanvraag) dit heeft in sommige gevallen tot gevolg dat de aanvraag niet wordt doorgezet wat leidt tot een besparing."

Eén gemeente maakte melding van andere constateringen die door vermogensonderzoeken in het buitenland aan het licht kwamen:

"Uit een aantal onderzoeken in 2019 Vermogen buitenland, is gebleken dat klanten geen vermogen hadden in het buitenland maar wel andere zaken werden geconstateerd zoals zwart werk, een hennepkwekerij, niet woonachtig op het inschrijfadres en een verzwegen gezamenlijke huishouding."

Gemeenten die in 2019 geen vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart
Het grootste deel van de responderende gemeenten heeft in 2019 geen vermogensonderzoeken in het buitenland opgestart. Bijna 20 gemeenten hebben daar in de enquête een toelichting op gegeven.

Een groot deel van hen legt vermogensonderzoeken in het buitenland niet apart vast, maar voor zover zij konden nagaan hebben deze onderzoeken in 2019 ook niet plaatsgevonden en/of was er geen aanleiding om deze onderzoeken uit te voeren.

Verder werd ook in deze groep gemeenten enkele keren gemeld dat het onderzoek wordt uitbesteed aan UWV/IBF en werd meermaals de opmerking gemaakt dat vermogensonderzoeken in het buitenland tijdrovend zijn.

"Een onderzoek naar vermogen in het buitenland kost vaak veel tijd en levert weinig op. De kosten die het onderzoek met zich mee brengen (m.n. inzet uren personeel) wegen moeilijk op tegen hetgeen wat er mee geconstateerd wordt."

"Gemeente […] doet geen onderzoeken meer naar vermogen of bezittingen in het buitenland. Reden is dat de verhouding tussen kosten voor onderzoek, beslag etc. een veelvoud zijn van de opbrengsten. Voorbeeld is een zaak die sinds 2013 loopt en de gemeente reeds €35.000 aan kosten heeft gemaakt zonder enig resultaat."

Gemeenten die geen informatie konden leveren over vermogensonderzoeken in het buitenland
Bij de gemeenten die de vragenlijst leeg terug stuurden was de reden altijd dat zij in hun registratiesysteem aangaande vermogensonderzoeken in het buitenland geen specifieke codes hebben ingericht betreffende werkprocessen, vorderingen, overtredingen en boetes.

"Of er sprake is van buitenlands vermogen hebben wij vastgelegd in onderliggende rapportages binnen bestaande processen. Het is zeer tijdrovend, en voor dit moment onuitvoerbaar, om dat boven water te krijgen."

Dat wil dus niet zeggen dat bij deze gemeenten geen enkel vermogensonderzoek in het buitenland is uitgevoerd. Bij meerdere gemeenten gaf de contactpersoon aan dat het best mogelijk is dat het een enkele keer is voorgekomen. Hiermee is in de analyses rekening gehouden door de aantallen voor deze gemeenten bij te schatten (zie paragraaf 2.2).