Auteur: C. van Bruggen

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest, tweede kwartaal 2021

Over deze publicatie

In opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na afloop van elk kwartaal van 2021 een berekening op van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De kwartaalrapportages vormen de basis voor een driemaandelijks ijkmoment.
Deze rapportage is de tweede kwartaalrapportage van 2021 en bevat een momentopname van de fosfaat- en stikstofexcretie naar de stand van de rundveestapel op 1 juli 2021.

1. Inleiding

In opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na afloop van elk kwartaal van 2021 een berekening samen van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De berekening in deze rapportages is een momentopname waarbij de omvang van de rundveestapel is gebaseerd op het aantal dieren in het I&R-register na afloop van ieder kwartaal. 

De voorliggende rapportage is de tweede kwartaalrapportage van 2021. In hoofdstuk 2 is een berekening opgenomen van de fosfaat- en stikstofexcretie naar de stand van de rundveestapel in het I&R-register op 1 juli 2021. 

Bij het opstellen van de berekeningen is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek die het CBS hanteert voor de reguliere jaarlijkse verantwoording over de fosfaat- en stikstofexcretie van de veestapel aan de Europese Commissie. 

2. Fosfaat- en stikstofexcretie

2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie met rundveestapel op peildata I&R

Na afloop van elk kwartaal (april, juli, oktober, december) wordt op basis van beschikbaar gekomen nieuwe en actuele gegevens een berekening opgesteld van de totale fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De methodiek sluit aan bij de geharmoniseerde rekenmethodiek die door het CBS wordt toegepast (WUM, 2010; CBS, 2020). De berekeningen vormen een momentopname waarbij de omvang van de rundveestapel is gebaseerd op het aantal dieren in het I&R-register na afloop van ieder kwartaal. De omvang van de rundveestapel in de tweede kwartaalrapportage van 2021 is gebaseerd op het aantal runderen in het I&R-register met de stand op 1 juli 2021. Voor de overige diercategorieën zijn de aantallen in de rapportages afhankelijk van de beschikbaarheid van cijfers uit de Landbouwtelling. 

In de kwartaalrapportages wordt steeds gebruik gemaakt van de meest recente gegevens over de omvang van de veestapel, de melkproductie per koe en van gegevens over de beschikbaarheid en de samenstelling van krachtvoer en ruwvoer.

In deze kwartaalrapportage is de berekening gegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel naar de situatie op 1 juli 2021. Hierin zijn de volgende gegevens verwerkt:

Veestapel:

  • Rundvee: I&R-gegevens per 1 juli 2021 (RVO);
  • Varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee en konijnen: voorlopige cijfers van de Landbouwtelling op de peildatum 1 april 2021, exclusief bijtellingen voor leegstand van stallen op de peildatum1). Bij de omvang van de veestapels is het aantal dieren op de peildatum van belang; bijtellingen voor leegstand leiden tot overschatting van het gemiddeld aantal aanwezige dieren. 

Voerverbruik en voersamenstelling:

  • Krachtvoer voor rundvee: Het P-gehalte en het N-gehalte van het mengvoer voor melkvee waren in het tweede kwartaal van 2021 respectievelijk 0,4 procent en 0,8 procent lager dan in het tweede kwartaal van 2020 (Nevedi). De cijfers zijn verwerkt in een voortschrijdend jaargemiddelde (derde kwartaal 2020 tot en met tweede kwartaal 2021). Vergeleken met een kwartaal eerder is het voortschrijdend jaargemiddelde P-gehalte van het mengvoer voor melkvee met 0,1 procent gedaald en het N-gehalte met 0,2 procent.
    Voor vleesvee zijn de N- en P-gehalten van het mengvoer van 2020 gebruikt (RVO);
  • Ruwvoersamenstelling: de samenstelling van graskuil, snijmaïskuil en vers gras in het oogstseizoen 2020 is gebaseerd op cijfers van Eurofins Agro. Voor de nog onbekende samenstelling van graskuil, snijmaïskuil en vers gras in 2021 is het gemiddelde van de laatste vijf jaren aangehouden (Eurofins Agro 2016-2020), waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven;
  • Het verbruik van graskuil en hooi is gebaseerd op het gemiddelde verbruik in de laatste vijf jaren waarvan definitieve cijfers bekend zijn (2016-2020; CBS en KLW) waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven;
  • Het verbruik van snijmaïs is geschat door de opbrengst per hectare in de laatste vijf jaar (2016-2020) te middelen waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Deze gemiddelde opbrengst per hectare is vermenigvuldigd met het maïsareaal in 2020 als indicatie voor de beschikbaarheid van snijmaïs in 2021. Het maïsareaal in 2020 is met 5 procent toegenomen ten opzichte van 2019. De maïsopbrengsten per hectare zijn gebaseerd op cijfers uit het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research en op cijfers over de akkerbouwproductie van het CBS. 

Overige uitgangspunten:

  • Het P-gehalte van melk is gebaseerd op de samenstelling in 2020 (0,997 gram P/kg) van wekelijkse mengmonsters (referentiemelk; Qlip). De mineralengehalten van dieren en dierlijke producten zijn niet gewijzigd ten opzichte van de vorige rapportage;
  • De melkproductie per koe is berekend als voortschrijdend jaargemiddelde tot en met juni 2021 (RVO) en bedraagt nu 8940 kilogram melk per koe, vrijwel gelijk aan het voorgaande kwartaal;
  • Voor de berekening van de mineralenuitscheiding van varkens, pluimvee en konijnen zijn de definitieve excretiefactoren van 2020 toegepast.

In Tabel 2.1 is de omvang van de veestapel weergegeven.

2.1 Aantal dieren (x 1 000)
20201)1e kwartaal-rapportage 20212)2e kwartaal-rapportage 20213)
Rundvee - melkveeVrouwelijk jongvee tot 1 jaar 439 460 454
Rundvee - melkveeMannelijk jongvee tot 1 jaar 41 40 44
Rundvee - melkveeVrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder 447 485 483
Rundvee - melkveeMelkkoeien1 5931 5691 556
Rundvee - melkveeFokstieren van 1 jaar en ouder 14 15 15
Rundvee - vleesveeWitvleeskalveren 604 624 578
Rundvee - vleesveeRosévleeskalveren 354 339 322
Rundvee - vleesveeVrouwelijk jongvee tot 1 jaar 32 29 32
Rundvee - vleesveeVleesstieren tot 1 jaar 46 42 44
Rundvee - vleesveeVrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder 52 45 51
Rundvee - vleesveeVleesstieren van 1 jaar en ouder 43 49 52
Rundvee - vleesveeWeide- en zoogkoeien 58 68 77
SchapenOoien 526 526 500
MelkgeitenMelkgeiten ouder dan 1 jaar 441 441 448
PaardenTotaal 64 64 68
Pony'sTotaal 26 26 29
VarkensVleesvarkens5 3565 3565 228
VarkensOpfokvarkens 214 214 210
VarkensZeugen 871 871 817
VarkensDekberen 6 6 4
PluimveeVleeskuikens44 32544 32538 041
PluimveeOpfokouderdieren vleeskuikens2 6642 6642 674
PluimveeOuderdieren vleeskuikens4 7274 7274 417
PluimveeOpfokleghennen incl. ouderdieren in opfok11 07311 07310 629
PluimveeLeghennen incl. ouderdieren, tot ca. 20 maanden29 32529 32530 761
PluimveeLeghennen ouder dan ca. 20 maanden 3 0393 0392 993
PluimveeEenden 712 712 568
PluimveeKalkoenen 566 566 568
KonijnenVoedsters 38 38 38
Nertsen4)Moederdieren 435
1) Definitieve cijfers op de peildatum 1 april 2020 van de Landbouwtelling, exclusief bijtellingen voor leegstand. Het aantal dieren in tabel 2.1 kan afwijken van het aantal in de statlinetabellen van de Landbouwtelling van het CBS. In de statlinetabellen vindt namelijk voor bedrijven met tijdelijke leegstand op de peildatum een bijtelling plaats van het aantal dieren dat normaliter aanwezig is. De bijtelling is van belang voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang van de bedrijven.
2) Het aantal runderen heeft betrekking op het aantal dieren in het I&R systeem voor rundvee per 1-4-2021. Het aantal varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee en konijnen zijn de definitieve aantallen van de Landbouwtelling van 2020.
3) Het aantal runderen heeft betrekking op het aantal dieren in het I&R systeem voor rundvee per 1-7-2021. Het aantal varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee en konijnen zijn de voorlopige aantallen van de Landbouwtelling van 2021.
4) Het aantal nertsen in 2020 is gecorrigeerd voor ruimingen als gevolg van coronabesmettingen. Nertsen worden met ingang van 2021 niet meer in Nederland gehouden.

Tabel 2.1 laat zien dat het aantal melkkoeien en het aantal stuks jongvee in de melkveehouderij in het tweede kwartaal van 2021 licht is gedaald vergeleken met het eerste kwartaal. 

In Tabel 2.2 is de samenstelling van de belangrijkste voedermiddelen voor graasdieren weergegeven. 

2.2 Samenstelling van ruwvoer en melkveemengvoer
StikstofStikstofFosfaatFosfaat
1e kwartaal-rapportage 20212e kwartaal-rapportage 20211e kwartaal-rapportage 20212e kwartaal-rapportage 2021
Mengvoer melkvee (g/kg)28,728,74,234,22
Graskuil oogstjaar 2020 (g/kg droge stof)29,329,33,423,42
Graskuil oogstjaar 2021 (g/kg droge stof)29,329,33,753,75
Snijmaïs oogstjaar 2020 (g/kg droge stof)12,212,21,781,78
Snijmaïs oogstjaar 2021 (g/kg droge stof)11,711,71,861,86
Vers gras 2021 (g/kg droge stof)31,131,13,873,87

In Tabel 2.3 is de melkproductie per koe per jaar weergegeven. Het cijfer is een voortschrijdend gemiddelde over de voorgaande 12 maanden.

2.3 Melkproductie per koe (kg/koe/jaar)
20201e kwartaalrapportage 20212e kwartaalrapportage 2021
Melkproductie8 9008 9208 940

In Tabel 2.4 is het resultaat weergegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie (momentopname) in de kwartaalrapportages. 

2.4 Fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel met de rundveestapel op peildata van het I&R-systeem1) (mln kg)
FosfaatFosfaatStikstofStikstof
1e kwartaal-rapportage 20212e kwartaal-rapportage 20211e kwartaal-rapportage 20212e kwartaal-rapportage 2021
RundveeTotaal85,683,1321,6318,0
RundveeMelkvee75,873,6287,1283,7
RundveeVleeskalveren6,15,321,019,0
RundveeOverig vleesvee3,74,213,615,2
VarkensTotaal35,735,390,588,6
PluimveeTotaal24,423,655,752,6
PluimveeKippen23,723,054,351,4
PluimveeKalkoenen0,40,40,90,9
PluimveeEenden0,30,20,50,4
Paarden, pony’s, schapen en geitenTotaal7,07,022,021,9
Konijnen en pelsdierenTotaal0,20,20,30,3
VeestapelTotaal153,0149,2490,2481,5
1) De omvang van de rundveestapel in de kwartaalrapportages is gebaseerd op de aantallen in het I&R-systeem voor rundvee aan het einde van elk kwartaal.
N.B. de momentopnames na afloop van elk kwartaal in 2021 zijn door veranderingen in de rundveestapel niet representatief voor de fosfaat- en stikstofexcretie over heel 2021. Daarnaast zijn de waarden van een aantal variabelen in de kwartaalrapportages geschat, zoals het verbruik en de samenstelling van bepaalde voeders in 2021, omdat deze gegevens op het moment van rapportage nog niet beschikbaar waren.

De stikstofexcretie van de melkveesector valt ten opzichte van de eerste kwartaalrapportage van 2021 lager uit maar ligt wel iets boven het sectorplafond van 281,8 miljoen kilogram stikstof. 

2.2 Fosfaat- en stikstofexcretie in 2020 met gemiddeld aantal dieren

Na afloop van elk kalenderjaar berekent het CBS achtereenvolgens voorlopige en definitieve cijfers over de fosfaat- en stikstofexcretie van de veestapel. De definitieve cijfers gaan daarbij uit van de excretiefactoren per dier die zijn vastgesteld door de Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (WUM) en het aantal dieren in de Landbouwtelling. Aangenomen wordt dat het aantal dieren in de Landbouwtelling overeenkomt met het gemiddeld aantal aanwezige dieren in het afgelopen jaar, behalve in jaren met uitbraken van dierziekten of andere bijzondere omstandigheden. Uit de kwartaalcijfers van het I&R-register blijkt dat er in 2020 gemiddeld minder vleeskalveren aanwezig waren dan op de peildatum van de Landbouwtelling. In de cijfers over de fosfaat- en stikstofexcretie in 2020 is hiermee rekening gehouden door het aantal vleeskalveren aan te passen waarbij gebruik is gemaakt van tellingen met het I&R-register op verschillende peildata. 

In Tabel 2.5 zijn de definitieve cijfers van 2020 weergegeven. De definitieve cijfers zijn op 30 juni 2021 gepubliceerd.

2.5 Fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel op basis van het aantal dieren in de Landbouwtelling (mln kg)
FosfaatStikstof
20202020
RundveeTotaal82,7320,1
RundveeMelkvee73,6286,5
RundveeVleeskalveren5,720,3
RundveeOverig vleesvee3,413,4
VarkensTotaal36,791,8
PluimveeTotaal24,154,7
PluimveeKippen23,453,3
PluimveeKalkoenen0,40,9
PluimveeEenden0,30,5
Paarden, pony’s, schapen en geitenTotaal6,721,7
Konijnen en pelsdierenTotaal0,61,2
VeestapelTotaal150,7489,4
Bron: CBS statline.

Het definitieve cijfer voor 2020 van de fosfaatexcretie van de gehele veestapel ligt met 150,7 miljoen kilogram bijna 13 procent onder het plafond van 172,9 miljoen kilogram. De fosfaatexcretie van de melkveesector bedroeg in 2020 73,6 miljoen kilogram, ruim onder het sectorplafond van 84,9 miljoen kilogram. De stikstofexcretie komt met 489,4 miljoen kilogram 3 procent lager uit dan het plafond van 504,4 miljoen kilogram. De stikstofexcretie van de melkveesector kwam in 2020 uit op 286,5 miljoen kilogram net boven het productieplafond van 281,8 miljoen kilogram. Voor de verantwoording van het Nederlandse mestbeleid aan de Europese Unie mag voor de melkveesector gerekend worden met gemiddelde stikstof- en fosforgehalten van gras en maïs van de laatste vijf jaar, waarbij de jaren met de hoogste en de laagste gehalten buiten beschouwing blijven. Met deze zogeheten ruwvoercorrectie komt de stikstofuitscheiding van de melkveesector uit op 281,8 miljoen kilogram stikstof, gelijk aan het productieplafond. 

1) Met ingang van 2018 wordt het aantal dieren in de Landbouwtelling op de website van het CBS bijgesteld voor bedrijven met tijdelijke leegstand op de peildatum. Voor deze bijstelling wordt gebruik gemaakt van de opgave van voorgaand jaar. De reden voor deze bijstelling is dat de Landbouwtelling een structuurenquête is, waarin een bijstelling bij tijdelijke leegstand o.a. van belang is voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang van de bedrijven.

3. Referenties

CBS (2020). Dierlijke mest en mineralen 2019.

WUM (2010). Gestandaardiseerde berekeningsmethode voor dierlijke mest en mineralen. Standaardcijfers 1990-2008. Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (redactie C. van Bruggen). CBS, PBL, LEI-Wageningen UR, Wageningen UR-Livestock Research, ministerie van LNV en RIVM. CBS, Den Haag.