Productie- en inkomenscomponenten bbp; bedrijfstak; nationale rekeningen

Productie- en inkomenscomponenten bbp; bedrijfstak; nationale rekeningen

Bedrijfstakken/branches (SBI 2008) Perioden Toegevoegde waarde vanuit productie Waarde in werkelijke prijzen Output basisprijzen (mln euro) Toegevoegde waarde vanuit productie Waarde in werkelijke prijzen Intermediair verbruik (-) (mln euro) Toegevoegde waarde vanuit productie Waarde in werkelijke prijzen Bruto toegevoegde waarde basisprijzen (mln euro)
A-U Alle economische activiteiten 2021 1.673.985 899.488 774.497
A Landbouw, bosbouw en visserij 2021 34.871 21.665 13.206
B-E Nijverheid (geen bouw) en energie 2021 408.785 291.350 117.435
B Delfstoffenwinning 2021 10.012 3.994 6.018
C Industrie 2021 364.173 267.610 96.563
D Energievoorziening 2021 21.410 11.549 9.861
E Waterbedrijven en afvalbeheer 2021 13.190 8.197 4.993
F Bouwnijverheid 2021 131.560 90.882 40.678
G-I Handel, vervoer en horeca 2021 317.294 155.493 161.801
J Informatie en communicatie 2021 91.701 50.579 41.122
K Financiële dienstverlening 2021 85.149 40.751 44.398
L Verhuur en handel van onroerend goed 2021 105.324 45.335 59.989
M-N Zakelijke dienstverlening 2021 220.029 106.440 113.589
O-Q Overheid en zorg 2021 250.591 82.565 168.026
R-U Cultuur, recreatie, overige diensten 2021 26.601 12.348 14.253
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat gegevens van de nationale rekeningen over de opbouw van de totale toegevoegde waarde vanuit de productie en inkomensvorming. Van verschillende bedrijfstakken wordt de productie, het verbruik, de toegevoegde waarde en de inkomenscomponenten weergegeven.

Gegevens beschikbaar vanaf 1995.

Status van de cijfers:
De gegevens van 1995 tot en met 2021 zijn definitief. De gegevens over 2022 zijn voorlopig.

Wijzigingen per 23 juni 2023:
Gegevens van 2022 zijn toegevoegd aan deze tabel.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Na afloop van het verslagjaar worden na zes maanden voorlopige cijfers gepubliceerd. Na 18 maanden worden de definitieve cijfers gepubliceerd.

Toelichting onderwerpen

Toegevoegde waarde vanuit productie
De opbouw van de totaal toegevoegde waarde vanuit de productie. Het wordt berekend als de output minus het intermediair verbruik van alle bedrijfstakken. De toegevoegde waarde wordt geregistreerd tegen basisprijzen, de prijzen zijn die door producenten zijn ervaren.
Waarde in werkelijke prijzen
De bedragen zijn uitgedrukt in prijzen van de betreffende verslagperiode. Dit in tegenstelling tot zogeheten constante prijzen, waarbij bedragen zijn uitgedrukt in prijzen van een bepaalde basisperiode.
Output basisprijzen
Het totaal aan goederen en diensten dat is geproduceerd, ook wel productie genoemd. Hiervan bestaan drie soorten:
- marktoutput: goederen en diensten die op de markt zijn afgezet of waarvoor dit in de toekomst de bedoeling is
- output voor eigen finaal gebruik: goederen en diensten voor eigen consumptie of voor investeringen door dezelfde bedrijfseenheid als die welke die goederen en diensten heeft geproduceerd
- niet-marktoutput: goederen en diensten die gratis of tegen economisch niet-significante prijzen aan andere eenheden zijn geleverd.

De output wordt gewaardeerd tegen basisprijzen. Dit zijn de prijzen die door producenten zelf worden ervaren: per bedrijfstak zijn de productgebonden belastingen er vanaf getrokken en de productgebonden subsidies erbij opgeteld. Door de producent afzonderlijk in rekening gebrachte vervoerskosten zijn niet inbegrepen. Ook de waardeverandering van financiële en niet-financiële activa (productiemiddelen) tijdens de verslagperiode zijn niet inbegrepen.

Inbegrepen is de output van alle in Nederland opererende bedrijfseenheden, dus ook degenen die in buitenlandse handen zijn. Ook overheidsinstanties en andere niet-commerciële instanties behoren hiertoe.
Intermediair verbruik (-)
Goederen en diensten die als input in een productieproces worden gebruikt, met uitzondering van de vaste activa (investeringsgoederen). Het gaat hierbij om goederen die tijdens het productieproces worden verwerkt in andere producten of volledig worden verbruikt (dit gebeurt per definitie met de ingehuurde diensten). Volgens internationale afspraken wordt een aangeschaft goed of een ingehuurde dienst niet als intermediair verbruik maar als vast activum (investering) gezien wanneer het meer dan één jaar ingezet kan worden in een productieproces. De intermediair verbruikte goederen en diensten worden gewaardeerd tegen de aankoopprijzen die op het moment van gebruik voor soortgelijke goederen of diensten gelden.
Bruto toegevoegde waarde basisprijzen
De waarde van alle geproduceerde goederen en diensten (de productiewaarde of output) minus de waarde van goederen en diensten die tijdens deze productie zijn opgebruikt (het intermediair verbruik). De output is gewaardeerd tegen basisprijzen, dit is de verkoopprijs exclusief de handels- en vervoersmarge en exclusief de afgedragen productgebonden belastingen en de ontvangen productgebonden subsidies. Het intermediair verbruik is gewaardeerd tegen aankoopwaarde exclusief aftrekbare btw.
Inbegrepen is de toegevoegde waarde van alle in Nederland opererende bedrijfseenheden, dus ook degene die in buitenlandse handen zijn.

In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van het verbruik van vaste activa (afschrijvingen) en 'netto' na aftrek van het verbruik van vaste activa.